Ik ga scheiden 21

Dick (Bornfree)

“Mam?” mompelde hij licht geïrriteerd zoals een jonge puber dat kan doen. Maar hij bleef wel liggen. Ik wist dat hij bij Jan een hoop liefde en aandacht tekort gekomen was. Ilse zou dat ook moeten voelen, maar zij had iets onvoorwaardelijks naar hem toe. Voorlopig.
“Ga je ooit weer lopen? Gaan jullie, pap en jij, ooit weer samenwonen?”

“Over een paar dagen krijg ik uitvoerige testen. Deze zijn bedoeld om vast te stellen of mijn benen het ooit weer gaan doen. En je tweede vraag: dat zal niet meer gebeuren, Markus. Er is te veel gebeurd tussen je vader en mij. Ik moet nu voor mijzelf en jullie kiezen. Begrijp je dat?”
“Nee. Ik wil dat alles weer als vanouds wordt.”
Ik pakte zijn nog onvolgroeide hoofd, streelde door zijn haar.
“Je moest eens weten hoe kostbaar jullie voor mij zijn. Jij gaat bij mij en Marion wonen.”
“Als vanouds wordt het niet meer mam, met pap. Ik wil het wel, maar het gaat niet meer. Pap is ook veranderd. Hij geeft ons heel veel van alles en nog wat. Als ik zestien wordt, krijg ik een scooter van hem. Hij betaalt het rijbewijs ook, heeft hij gezegd. Ik heb liever niets en dat jij er gewoon weer bent. Maar dat gaat niet.”
Hij keek naar buiten. Hij zei tien seconden niets, ik ook niet. Marion las een tijdschrift. Ik kon aan haar zien dat zij dit moment dat ik met mijn zoon had, ook koesterde. Ik wist niet hoe ik hierop moest reageren. Ik had kunnen zeggen dat je met geld geen liefde koopt. Maar ik wilde het hem zelf laten voelen. Het was ook te absurd, Jan die nooit zo vrijgevig was en dan zou plotseling alles kunnen. Markus hield mijn hand stevig vast. Hij lag half naast mij, met zijn benen buiten mijn bed.

“Voor mij is het morgen weer vroeg dag. Vinden jullie het erg als ik ga?” vroeg Marion. Natuurlijk kon ik daar geen moeite mee hebben, maar het liefste had ik gewild dat Markus bleef, zo dicht naast mij. Ze vetrokken. Markus had mij stevig op de wangen gekust, iets wat hij zelden deed. Vroeger, wanneer hij een nieuwe fiets kreeg, of een elektrische racebaan met Sinterklaas, dan kon hij zich nog wel eens laten gaan. Nu voelde het goed, er stonden geen materiële zaken tegenover. Ze verdwenen. Twee belangrijke mensen uit mijn leven van dat moment. Ilse leek verder weg dan ooit. Het verscheurde mij vanbinnen, maar ik respecteerde haar keuze. Diep in mijn hart wist ik dat ze snel voor mij zou staan en zou melden dat het echt niet ging met haar vader.

Dagen slopen voorbij. De testen die ze met mij deden om vast te stellen in hoeverre ik mijn benen nog kon gebruiken, verliepen voorspoedig. Ik was blij met de uitkomsten.

De eerste stappen.

Het zweet gutste onder mijn haargrens vandaan. Een onbeheersbare pijn ging met scheuten vanuit mijn onderrug naar mijn nek en hoger terwijl ik een paar eerste stappen deed tussen twee houten palen. Ik voelde mij soms hopeloos. Markus en Marion waren er iedere dag. Ik keek verschrikkelijk uit naar de tijden dat ze kwamen. Ik luisterde naar Markus’ verhalen over koken samen met Marion. Pannenkoeken, groentes en aardappelen Hij leerde alles koken en hij vond het geweldig. Ik zag hem blijer worden.

De chemokuren sloopten mij voor meerdere dagen. Maar het ging voorbij en al die tijd had ik niets gehoord of gelezen van Ilse. Marion hield mij wel op de hoogte maar er zat geen schot in, in niets. Niet in de verkoop van ons oude huis. Niets over de verdeling van goederen. Ik wist absoluut niet hoe de zaken er precies voor stonden. Maar ik vertrouwde Marion. Ik moest wel, er was geen optie. Ik belde Ilse op alle tijden van de dag, maar het lukte niet. Soms ging haar telefoon een paar keer over en dan hoorde ik niets meer. Gewoon opgehangen. Ik nam haar niets kwalijk, ik hield van haar.

Er gingen weken voorbij waarin ik iedere dag oefende met lopen. Het ging langzaam beter, stap voor stap.

Naar huis.

Het ziekenhuis vond dat het tijd was dat ik naar huis ging. Dokter Brock kwam persoonlijk afscheid nemen. Zijn zware stem ging door merg en been.
“Over een paar maanden doen we weer wat bloedtests om te kijken of er nog actieve kankercellen in uw bloed zitten. Dus het worden nog wat spannende maanden. Maar ik heb goede hoop!”
“Ik geloof u graag.”
We gaven elkaar een hand. Hij keek mij indringend aan, alsof hij nog iets wilde zeggen. Hij schudde even met zijn hoofd en liep toen weg.
“Dokter? Wilde u nog wat zeggen?” vroeg ik. Hij draaide zich snel om.
“Uh, nee. Of ja. U kunt niet direct weg. Het is nu maandag, het wordt woensdag. Nog wat formaliteiten en zo.”
Ik vond het allemaal dubieus. Maar goed, Brock deed wel vaker raar.

De dagen voordat ik naar huis mocht, kwam alleen Marion. Markus had heel veel huiswerk. Ik geloofde haar en Markus op hun woord. Nog een paar dagen, dan zou ik weer thuis zijn. Dan zou ik hem genoeg zien. Alleen dinsdag nog.

De rit naar huis was vreemd. Plekken waar ik tientallen malen langs was gereden met ons gezin, leken nu zo vreemd. Alsof ik er voor het eerst reed. Marion was de rust zelve. Gewoon lief, zoals altijd. Na al die maanden in het ziekenhuis had ik het gevoel in een totaal vreemd huis te komen. Ik merkte aan kleine zaken dat Markus zich er al wel thuis voelde. Zijn schooltas in de gang naast twee paar schoenen waarop hij veel liep. Zijn jassen aan de kapstok. Ik was blij dat hij zich in zo’n korte tijd hier thuis voelde. Toch vond ik Marion wat stil.  Ze had haar bank verbouwd tot een rustplek voor mij. De fysiotherapeut zou iedere dag langskomen om mijn spieren weer soepel te krijgen. Een wijkzuster zou mijn verdere welzijn in de gaten houden en begeleiden. Alles was geregeld door Marion. Ik wilde haar complimenteren voor haar harde werken en omhelsde haar. Lopen deed ik tergend langzaam met behulp van een rollator.
“Je hebt het fantastisch geregeld allemaal, schat. Je betekent zo veel voor mij, je moest eens weten.”
“Niet alles”, zei ze zacht.
“Hoe bedoel je niet alles?”
“Ik heb niet alles kunnen regelen.”
Ik zag de ernst in haar ogen en houding.
“Wat dan?”
“Jan heeft Bureau Jeugdzorg ingeschakeld. Hij zegt dat het voor Markus geen goede omgeving is hier.”
“Hier!? Wat nu weer, Marion?”
“Ik heb mijn best gedaan Petra, echt. Maar hij gaat weer naar zijn vader.”
“En de advocaten dan? In het ziekenhuis leek het allemaal koek en ei. Ze hadden Jan in de tang.”
“Bureau Jeugdzorg kijkt puur naar het kind. Markus is minderjarig. Zij hebben hier gekeken hoe wij leven. In dit geval Markus en ik, jij lag in het ziekenhuis. Mijn verleden werkte mij nu plotseling wel tegen, zo meldden zij mij achteraf.”
“Waar is Markus?” vroeg ik angstig. Het was laat in de middag.
“Hij is vanochtend vertrokken met de gezinsvoogd. Hij moest wel. Maar we krijgen hem terug Petra. We gaan ervoor knokken, jij en ik. Als een twee-eenheid.”
“Wat zijn dat voor een bloedhonden? Ik mag niet eens fatsoenlijk afscheid nemen van mijn kind!”