Ik ga scheiden 17

Dick (Bornfree)

“Wij willen u zo snel mogelijk opereren. Wij houden u dus hier. We doen morgen en overmorgen nog wat testjes en maken nog een paar foto’s. De operatie staat voor donderdag aanstaande vroeg in de ochtend ingepland. De schatting is dat deze de hele ochtend zal duren. Er zal een specialist, dokter Brock, meekijken. Misschien opereert hij mee omdat hij een specialist is op dit gebied en de plaats van uw tumor heeft hij als bijzonder gekenmerkt. Niet gevaarlijk, maar wel bijzonder. Wij verwachten dat u daarna een week in het ziekenhuis zult blijven. Na twee weken krijgt u een oproep voor uw eerste chemokuur.”
“Dat snap ik niet. Hij is er dan toch uit?”
“Het gaat om celvernietiging om de weggehaalde tumor. We willen u graag honderd procent beter verklaren. Dat is ons doel en het uwe ook, natuurlijk. Heeft u nog vragen?” Ik had simpele vragen, over bezoektijden. Ze zou de volgende dag weer komen kijken. Marion moest ook gaan. Wij namen op de warmste manier afscheid. Niet zoenend maar onze hoofden in elkaars nek.

Na de operatie.

De dag van de operatie braak aan. Marion was die donderdagochtend vroeg gekomen. Ze was niet meer van mijn zijde geweken deze ochtend. JW en Jolanda waren ook gearriveerd. Ik merkte aan alles dat Marion om mij gaf en voor nu was dat wederzijds. Ik had juist nu iemand nodig die nog dichterbij stond dan mijn kinderen, een volwassene. De kinderen waren woensdagavond gekomen en weer voor een kwartier, omdat Jan weigerde langer te wachten. Ik had Ilse nog gevraagd om haar vader te halen. Ik zou absoluut geen ruziemaken. Ze was in al haar onschuld naar beneden gegaan en had het hem gevraagd. “Absoluut niet”, was zijn korte antwoord geweest. Ze waren beiden teleurgesteld en vertrokken na twintig minuten.

Jolanda en JW namen afscheid. Bij JW had ik nog steeds dat aparte gevoel. Ik keek hem in zijn ogen, ze waren vochtiger dan anders. Hij drukte mij stevig tegen zich aan. Zonder uniform was het toch een andere man. Vooral losser, aantrekkelijker ook.
Een tweetal zusters kwamen mijn kamer binnen. Aan het gereedschap dat ze mee hadden genomen, vermoedde ik het ergste.
“We moeten u even scheren, mevrouw Klaarbeek.”
“Al mijn blonde lokken?” piepte ik nog benauwd.
“Zou je het voor de helft kaal willen hebben dan? Dat is toch ook geen gezicht?”
“Ga je gang.”
Het had geen zin tegen te stribbelen maar ik voelde mij verschrikkelijk toen het gedaan was. Ik wilde zo snel mogelijk onder narcose zijn.

Ik werd weggereden in mijn ziekenhuisbed. Marion, Jolanda en JW keken mij na. Ik heb mij niet eerder zo eenzaam gevoeld. Ik hoopte dat ik het infuus met de verdoving snel zou krijgen. Ik was eraan toe. Ik wilde vergeten. Het flitste door mijn bewustzijn: ’voorgoed?’

De absolute leegte.

“Mevrouw Klaarbeek, mevrouw Klaarbeek. Hoort u mij?”
Ik hoorde haar wel, maar haar stem klonk als die van een visvrouw op de markt; schel en hard in mijn hoofd. Ik opende mijn ogen en zag een fel wit licht. Ik opende mijn ogen, niet bewust. Ik zag haar staan. Het was geen visvrouw, maar een gezette zuster.
“Zuster?”
“Eindelijk, u bent wakker.”
Ik zag de grote opluchting in haar gezicht. Ik begreep niet wat ze bedoelde en ik had geen zin erover na te denken. Het voelde alsof ik uit een bijzonder diepe slaap ontwaakte en voelde de stijfheid van mijn lichaam.
“Water?”
“Dat mag, Petra.”
Ze manoeuvreerde haar hand in mijn nek wat ik niet voelde. Ik merkte dat mijn hoofd niet in het verband zat. De zuster bracht een glas water naar mijn mond en ik nipte een paar slokjes. Ik zag de twee artsen binnenkomen. Het waren mijn artsen. Het duurde even voordat ik dat besefte. Het viel mij direct op dat de dokter, die eerder ook het woord had gevoerd aan mijn bed, plotseling langer haar had. Er klopten een paar zaken niet. Ik had een andere kamer, geen verband om mijn hoofd, de dokter die plotseling langer haar had gekregen.

“Mevrouw Klaarbeek, we willen direct open tegen u zijn. U heeft meer dan drie maanden in coma gelegen. Er waren complicaties tijdens de operatie. Professor Brock moest zelf ingrijpen.”
“Dat is mooi. Zijn er fouten gemaakt dan?” vroeg ik fluisterend. Ik sprak moeilijk, mijn lichaam voelde stijf aan.
“We hebben u kustmatig in coma gehouden omdat uw hersens gezwollen waren. Pas de laatste weken zijn ze tot normale proporties geslonken. We weten ook nog niet of uw gedrag hetzelfde is. Mijn naam is Constance.”  Ze pakte mijn hand, ik probeerde ook te knijpen.
“Goed. Dan zou het wel aardig zijn wanneer ik wat minder goedgelovig zou worden, Constance. Nog een keer: zijn er fouten gemaakt?”
“Ik zou het niet weten, Petra. Ik weet alleen dat er complicaties waren.”
“Maar wel zulke complicaties dat ze mijn verdere leven zullen bepalen? Ik moet nog maar afwachten of ik weer de oude word. Ik voel mij in ieder geval heel raar.”

“Petra, het is gebeurd. We moeten ons wel op de revalidatie voorbereiden, hoe hard het ook allemaal is.”
“Toch is hier het laatste woord nog niet over gesproken. Ik kan er niet over uit dat mijn leven misschien anders wordt omdat er complicaties waren. Wanneer word ik ingelicht? Wat nou als die Brock er niet bij was geweest? Was ik dan nu een kasplantje geweest?”
“Dat is iets invullen wat nu niet het geval is, nogmaals.”
“Nee, niet nogmaals! Waar is dat broekje dat mij geopereerd heeft? Het is toch normaal dat de chirurg in kwestie na de operatie aan je bed staat en niet ‘een dokter’?”
“Petra, ik mag je dit niet vertellen. Beloof mij dat je het niet zal gebruiken.”  Ze keek zeer ernstig.
“Ik kan natuurlijk niets beloven als ik daarmee mijn eigen zaak frustreer. Dat begrijp je toch wel, Constance?”
“Ach, wat maakt het uit. Je kunt het ook zelf navragen. Hij is ontslagen naar aanleiding van jouw operatie.” zei ze terwijl zij mijn dekens recht trok.
“Verdomme! Leugens?”  Ik voelde het kloppen in mijn hoofd. Constance kwam op de rand van mijn bed zitten en pakte mijn hand. Ik zakte weer weg.