cultuur met een kleine c

Neuskleuter

Met tranen in mijn ogen beleefde ik het moment, alsof alles al voorbij was. Ik had een gevoel van nostalgie, terwijl ik op een vrijdagavond op een houten stoeltje in een toneellokaal zat. Het Centrum voor de Kunsten zit in een oud gebouw in de stad en zal middenin de zomer moeten sluiten. De studentenvereniging die het festival in dit gebouw organiseerde, zal het in de toekomst mogelijk nog moeilijker krijgen om nieuwe leden te trekken, nu langstudeerders harder en harder gestraft worden en nieuwe studenten minder risico durven te nemen op gezelligheid naast hun studie. Maar deze vrijdag was alles er nog en het was perfect.

Bij binnenkomst speelde een band. Het zaaltje rook naar goedkope rode wijn. Het eerste biertje viel en de vloeistof verspreidde zich over de nog schone vloer. Eenmaal binnen maakte het niet meer uit wie je was. Je was er. Dat was het enige wat ertoe deed. Terwijl de band de binnenkomers opwarmde, keken we om ons heen. We begroetten goede vrienden, oude bekenden, vage kennissen en maakten kennis met de nieuwe gezichten. In drie verschillende ruimtes waren steeds andere optredens. De culturele blender kon beginnen.

Als kippen zonder kop scharrelden we door het gebouw. Hier theatersport, daar muziek, overal liepen mensen in en uit. In een lokaal zocht de literatuur zijn zin. Daar was de geur van rode wijn zo sterk aanwezig, dat het op de tong te proeven was, vooral voor de mensen die nog geen druppel hadden aangeraakt. Een kunstenaar nodigde ons uit om iets te schilderen op het doek. Magenta, geel en cyaan spatten op de plastic bordjes, mengden zich tot euforische kleuren en kwakten afhankelijk van het karakter van degene die de kwast vasthield, soms voorzichtig, maar zelden in grote zekere lijnen, op een van de schilderijen.

Na het feesten en het lawaai van de band, zonderde ik me af van mijn vrienden om naar een kleinschaliger muziekoptreden te gaan. Vlak voor ik het lokaal betrad, kwam iemand van de organisatie naar buiten. Ze legde haar vingers op haar lippen: “Zachtjes naar binnen hoor, het is een heel intiem optreden”. Ik volgde haar advies op en ging zitten op het eerst vrije houten stoeltje. Een jongen met blond haar, blond baardje, een ouderwetse bruine trui en een grijze pantalon zong. Het leek of hij een Amerikaanse jongeman was die in de jaren 70 in een tijdmachine was gestapt en verdwaald was in de tijd. Zo zong hij ook. En het hele publiek dwaalde met hem mee.

Zijn stem drong rechtstreeks tot ons door. Er was geen microfoon, alleen die jongen met zijn gitaar. De zilveren delen van zijn gitaar weerkaatsten het eenvoudige licht. Kleine lichtvlekjes schommelden heen en weer op de muur. Zijn schaduw schommelde mee in een hypnotische beweging. Links, rechts, soepel heen en weer. Zijn stem klonk warm, vol en vertrouwd door de hele ruimte. In de steek gelaten door de grote liefde, terugkomen op vriendschappen die eigenlijk niet meer konden bestaan, maar toch weer als vanouds doorgingen, verdriet, verbazing, nostalgie.

Op dat moment kwam het heden zo dichtbij, dat het alleen nog maar van een kleine afstand bekeken kon worden. Overal om ons heen zaten vrienden, bekenden, nieuwe gezichten. De houten stoel waarop ik zat, zal vanaf augustus verhuizen. Niemand weet waarheen. Het gebouw zal sluiten. De studenten, wat doen zij? Wie is er nog na augustus, wie blijft hangen en wie zal vertrekken uit deze stad, misschien wel voorgoed? De gitarist vroeg het publiek met hem mee te doen. We hoefden maar één zin te zingen, op het eind. Wij zongen. Hij vulde ons aan. Het lied zwol aan, alsof het eeuwig zou duren. Maar dat deed het niet. De jongen zong zijn laatste noot. Het was doodstil. Iedereen wachtte tot hij zijn hand op zijn gitaar legde. Toen werd er geklapt. De magie was voorbij.

Een vriendin kwam binnen. “Volgens mij heb ik iets heel moois gemist!” We praatten na, en gingen weer door. Op naar het volgende optreden. Een idiote orgelspeler die zo fout speelde, dat het weer goed werd, nog een fantastische band, we feestten, we zongen, we dansten, we schilderden. Deze hele mix was een avond van cultuur met een kleine ‘c’. Kleine artiesten, overal interactiviteit, volledige beleving, de geur van goedkope rode wijn, goede vrienden die je overal thuis konden laten voelen, waar je ook zou zijn. Het was geweldig. En het ging voorbij.