Geen gehoor

Esther (Estherschrijft)

Het is stil. En als het niet volledig stil is, is er gedempt geroezemoes. Geen geluid, maar slechts een hint daarvan. Geruis, atonaal en amorf, als zachte storing op de zender.

Hier klopt iets niet. Het is kalm waar leven hoort te zijn, geruisloos waar ik geluid verwacht. Het verwart. Wat ik zie, is niet wat ik hoor. In mijn hoofd heerst anarchie en langzaam verlies ik het contact.

Ik ben een kluizenaar, opgesloten in mijn eigen hoofd. Mijn verbinding met de wereld mist een belangrijke pijler en een deken van stilte valt over me heen. De eenzaamheid. Afgesloten, verbinding verbroken. Ik vraag, maar waar blijft het antwoord? Ergens tussen jou en mij verliest het aan kracht.  En ik sta machteloos.

En toch, geluidloos ben ik niet. Wat eerst van buiten kwam, komt nu van binnen. Er zijn ruisende zeeën en denderende treinen, oorverdovend en massaal. Is het een truc of is het de ontkenning? Is dit wat ik terugkrijg voor telefoongerinkel en muziek? Geen woord, geen taal, geen klank of toon. Schrijf wat je zegt en laat mij voelen wat je bedoelt. Neem mijn hand en spreek met je lichaam. Ik zal je leren begrijpen. Heb geduld, dan heb ik  dat ook.

Maar ik zie fronzen en trekkende mondhoeken. De woorden die erbij horen, kan ik zelf bedenken. Ik probeer en herhaal, verontschuldig en zoek opnieuw. Want er is een weg. Er is immers een wil. Terwijl diep in mij een klein meisje geluidloos huilt, zoek ik naar meer en nieuwe manieren. Want er is meer dan dit, dat weet ik zeker. Als ik maar genoeg mijn best doe.

En de vraag der vragen leek nog nooit zo onnozel. Liever doof of liever blind? Waarom zou je kiezen als de keus voor jou gemaakt wordt? De illusie van die vrijheid lijkt onbezonnen en hoogmoedig, een belediging voor de natuur die haar eigen keuzes maakt. Niets anders dan nederigheid rest. De ontgoocheling is groot. Geen dilemma’s, maar voldongen feiten. 

Ik leg me neer met mijn gedachten, omdat ik niet veel anders heb. Met de hoop en het verlangen dat het morgen, overmorgen toch weer anders zal zijn. Met dat licht aan de einder doof ik ook de laatste lamp. Rustig slaap ik, niet gestoord, tot de ochtend die zal komen dat ik opgelucht kan zeggen dat ik je heb gehoord. Tot die tijd berust ik stil. Tot die tijd geen gehoor.