Nederlanders zijn autisten

Trudy (Zonnetje40)

"Autisme is een modewoord," zei mijn oudste zoon - die zelf het syndroom van Asperger heeft- laatst tegen mij. "Zodra iemand maar wil weten waar hij aan toe is, dan wordt hij al voor autist versleten." Ik moest hem daar gelijk in geven.

Neem nou bijvoorbeeld het weer. Er is volgens mij geen land ter wereld waar zo veel gesproken wordt over het weer als in Nederland. "Het is veel te koud voor de tijd van het jaar," "Het kan vriezen, het kan dooien," "Het lijkt wel herfst," dat zijn toch vertrouwde uitspraken. Weersverwachtingen zijn op alle zenders van de Nederlandse televisie te volgen, buienradar wordt vaak aangeklikt. En ook logisch. Ons klimaat, daar is geen pijl op te trekken. Ik weet nog van vakanties in Zuid-Frankrijk, waar ik met Franse mensen enthousiast sprak over blauwe luchten en zonneschijn. Zij keken mij dan hoogst verbaasd aan: ja, logisch toch? Het is toch ook zomer? Zij wisten iedere zomer opnieuw waar ze aan toe waren.

En dat is nou net ons probleem in Nederland. Je kan er niet van op aan. Op zich een leuk idee: vier seizoenen. Afwisselend. Alleen mis ik de strakke kaders. Dat het in de lente zacht weer is, in de zomer lekker warm, dat het in herfst waait en regent en in de winter vriest en sneeuwt. Ik begeef me op glad ijs, dat realiseer ik me, want ik ben toch wel opgegroeid met het motto: wie moppert op het weer, die moppert op de Heer. En eigenlijk doe ik dat dus ook. Ik wil me bemoeien met de seizoenen. Ik heb er ernstig over nagedacht, maar hoe autistisch het ook moge klinken; we weten hier in Nederland gewoon niet waar we aan toe zijn. Dat is het hele eieren eten. En naast ons toch al zo hectische bestaan zou het heerlijk zijn, om in elk geval qua weer te weten waar je aan toe bent.

Stel je voor: het is 21 maart. Lente. Ja, ja, gewoon de datum van de lente. Niet de datum die de weersvoorspellers bedacht hebben, nee, gewoon zoals we het vroeger op school hebben geleerd: op 21 maart begint de lente. Maar dan ook echt. Niet dat halfbakken gedoe van: het lijkt wel lenteachtig, maar het is nog heel koud, nee, let maar op.

Op 20 maart was het nog koud. Nachtvorst, overdag om het vriespunt. Er lag zelfs nog sneeuw op straat en ijs op de vijver. Maar eigenlijk weet je het al als je naar bed gaat: morgen is het lente. Voorbij is het vriezen, de sneeuw is gesmolten, voorbij de kale bomen, voorbij de lucht die zwaar is van sneeuw, nee, het is nu definitief lente. De fanatiekelingen onder ons blijven op om midden in de nacht dat fantastische proces te zien gebeuren; de kale takken van de bomen krijgen van het een op andere moment knoppen. Knoppen, die het begin van de lente aankondigen. Zij zien de laatste sneeuw verdwijnen en het laatste vliesje ijs op de vijver wordt vloeibaar. De mensen die gewoon naar bed gaan, doen dat met een prettig gevoel: nog maar één nachtje, en dan is de winter geschiedenis.

Je wordt wakker van de leeuweriken die een liedje zingen in de boom voor je huis. Een boom, die gisteren nog kale takken had, maar vandaag zware takken heeft vanwege de knoppen die op springen staan. Het kwik is ineens gestegen van min twee graden Celsius naar plus zeventien graden. En je bent niet verbaasd. Natuurlijk niet! Het is toch lente? Hier heb je toch naar uitgekeken? Gisteren had je nog die warme gebreide trui aan en die dikke jas, maar je kleren voor vandaag had je al klaargelegd: een lentejurkje met daarover een vestje in pastelkleuren. Nog net op tijd heb je een zomerjas weten te bemachtigen. Je weet dat de komende maanden de temperaturen zullen liggen tussen de 17 en de 23 graden. Geen vuiltje aan de lucht. Je kan je garderobe er zo op aanpassen. En als het regent -dat heeft de natuur nou eenmaal nodig- dan vallen de buien 's nachts. Niks aan de hand, dus. Vogels broeden hun eieren uit, de natuur is vol van belofte en geboortes.

Op 21 juni hetzelfde verhaal. Het is zomer. Op 20 juni heb je het vierseizoenendekbed al verwijderd van je bed. Een luchtig dekentje is voor de komende drie maanden wel genoeg. Ook heb je de vakantie al geboekt. Het maakt eigenlijk niet zo veel uit, waar je naar toe gaat. Drie maanden lang zal het tussen de 23 en de 30 graden zijn. Waarom dus niet gewoon in Nederland blijven? Wel zo goedkoop en heerlijk genieten van het mooie weer. De vakantiekoffer is dan ook snel gevuld. Zwemkleding, korte broeken, shirts, wat zomerjurkjes, klaar. Je hoeft niet op buienradar te kijken, de lange termijn weersverwachting te volgen met een angstig kloppend hart. Nee hoor, niets van dat al. Het wordt gewoon mooi weer. Zo hoort het, want het is zomer. Tuinfeesten, vakanties, barbecues, deze kunnen al ver van tevoren worden afgesproken. De hele zomer heb je daar de tijd voor. Op 20 september is de laatste optie voor zo'n afspraak, op 21 september is het te laat; dan is het herfst.

Best apart. Op 20 september zit je nog tot laat in de avond op een terras, de bomen zijn groen, de avond is zwoel, maar om 12 uur zie je het proces voor je ogen voltrekken: binnen no time worden al die groene blaadjes rood, geel en oranje. De wind wakkert aan, en voelt opeens koud aan. Toch had je daar al op gerekend. Deze avond was slechts bedoeld om de zomer definitief af te sluiten. Vanmorgen heb je het vierseizoenendekbed al weer op je bed gelegd, je regenpak uit de schuur gehaald, je opvouwbare paraplu in je tas gestopt en je zomerkleding naar zolder gebracht. Het wordt tijd voor lange mouwen, lange pijpen. Geeft ook niks, want dat wist je al lang. Je had je daar al op voorbereid. De temperatuur zakt ineens van 23 graden naar 8 graden.

De herfststormen razen voorbij. Je geniet van de herfstkleuren in het bos, je gaat uitwaaien op het strand. Vroeg donker, laat licht. Harde stormen, regenbuien. Het is niet anders. Je weet, dat het voorbij gaat. Drie maanden, en dan is de herfst weer voorbij. Dan zijn de bomen weer kaal en zal ons land bedekt worden door een dikke laag met sneeuw. Daar leef je naar toe.

De nacht van 20 op 21 december. Een bijzondere gewaarwording. De laatste oranje herfstblaadjes worden van de takken gerukt, de harde wind briest nog één keer machtig en nijdig om zich heen, en dan wordt het stil. Twaalf uur. Midden in de nacht. Het wonder voltrekt zich. De storm gaat liggen. Het wordt koud. Heel koud. De temperatuur zakt tot nul graden. En langzaam dwarrelen de eerste sneeuwvlokjes naar beneden. De datum van de Elfstedentocht ligt al heel lang vast. Volgens de berekeningen is het ijs op 10 januari sterk genoeg om duizenden schaatsers te kunnen dragen. Men hoeft niet naar de weersverwachting te kijken. Die is gewoon drie maanden onder het vriespunt. Je weet, waar je aan toe bent. Als je die tocht maar vóór 21 maart organiseert, dan is er niets aan de hand.

Is dat geen heerlijke gedachte? Dat je van tevoren al weet, hoe het weer is in Nederland? Het leven hangt toch al van de onzekerheden aan mekaar, we worden in de war gebracht door de economie, door de maatschappij. Financieel wordt het steeds moeilijker voor veel Nederlanders om het hoofd boven water te houden. Banen staan op de tocht. Het wordt steeds moeilijker om jouw politieke partij te kiezen, omdat men zich nog amper van elkaar weet te onderscheiden. Men is niet autistisch. Mijn zoon heeft gelijk: het is een modewoord geworden. Maar het geeft wel aan, dat het voor mensen steeds moeilijker wordt om keuzes te maken. Om nog te weten waar men voor staat. Mensen -klein of groot- hebben nou eenmaal behoefte aan duidelijkheid, aan structuur, aan weten waar men aan toe is.

Nederlanders zijn autisten. Ja, vind je het gek met een klimaat als dat van ons? Je weet toch ook nooit waar je aan toe bent?