Mijn straat, mijn buurt

Neuskleuter

Om twaalf uur gingen mijn vriend en ik naar buiten. Het vuurwerk knalde om ons heen. Prachtig siervuurwerk spatte in paars, oranje, groen en rood uiteen aan de nachtelijke hemel. Een enkele verboden Chinese wensballon brandde boven onze hoofden. "Zullen we nu ook een wens doen?" grapte ik. We liepen door de straten van zijn ouderlijk huis naar een vriend, die een eindje verderop woonde. Het voelde heerlijk. 2012. Een fris begin.

Tijdens de wandeling vertelde hij over vroeger. "Kijk, daar voetbalden we altijd. We hebben zelfs nog eens de krant gehaald toen we een toernooitje organiseerden in de wijk."
"Dat was vroeger een schoolgebouw! Ik weet niet wat er nu in zit... Het lijkt wel een verzorgingshuis voor ouderen. Ja, dat moet wel, al die oubollige kerstlichtjes en vitrages, hier zitten ouderen."
"Zie je dat huis daar? Daar woonde een vriendje van me, van de voetbal. We hadden daar een keer een feestje. Achter dat raam kreeg ik mijn eerste kus."

Een straat verder kon hij behalve wat algemeenheden niets meer vertellen. Daar hield zijn buurt op. En zo was het vroeger ook. Ieder kind kende zijn wijk op zijn duimpje. Nou ja, wijk, het waren meestal maar een paar straatjes, verdeeld over een blok. Dat was het territorium van het kind. Daarbinnen was je veilig en kende je alles. Daarbuiten was het gevaarlijk: je wist niet welke kinderen gemeen waren en wie je kon vertrouwen. Je wist niet welke buurtbewoners boos werden als je te veel lawaai maakte en welke grote mensen je bal niet teruggaven als die in hun tuin terechtkwam. Je moest altijd op je hoede zijn.

Die afbakening van je eigen wijk kwam al door je ouders. "Je mag wel buiten spelen, maar je mag niet verder dan die lantaarnpaal." Natuurlijk deed je wel eens twee stappen verder, maar je bleef die paal altijd in het oog houden. Door je ruimtegebrek - wat toen nog helemaal niet zo voelde, want de hele wereld was van jou - leerde je ook alle kinderen in de straat kennen. En je vriendjes en vriendinnetjes mochten ook niet verder dan een bepaalde lantaarnpaal, hoek, winkel of grasveld. En aangezien er veel kinderen in de straat woonden, bakende je je eigen plekje af. De zandbak, het klimrek op het schoolplein, het elektriciteitskastje, daar was je veilig. En het doel op het grasveld, maar alleen tot het begin van de avond wanneer de grote jongens er gingen rondhangen.

Tijdens het opgroeien werd je wereldje groter. Op de middelbare school maakte je straat niets meer uit. Je lachte om de kinderen die hun kleine gebiedjes bewaakten, je lachte om de onnozele ruzietjes. Nadat je uit huis ging, kwam je af en toe terug bij je ouders. Je wist zeker dat je eigen straat vroeger toch een stuk groter was. Er konden toch wel drie auto's naast elkaar? Hoe kan het dat ze elkaar nu al de ruimte moeten geven als ze elkaar willen passeren? Toch is het fijn om terug te zijn in je oude buurt. Er liggen prachtige herinneringen.

Plotseling klonk een knal recht voor ons. Een gebroken rotje smeulde na voor onze voeten. "Ga weg, jullie! Dit is onze straat, jonguh. Rot op!" Een groepje jongeren van 14 tot 27 jaar stond op een paar meter van ons af. "Ga weg jonguh, je hebt hier niets te zoeken. Of wil je de volgende knal tegen je kop? Dit is onze straat, en wij maken wel uit of je hier langs mag."
"Het is mijn straat," mompelde mijn vriend zacht, maar een nieuwe knal zorgde ervoor dat de groep het niet hoorde. En gezien hun agressieve koppen, was dat maar goed ook.

We draaiden ons om. Ze riepen nog vele dingen naar onze rug. Voor het eerst sinds jaren kwam het gevoel van een bang kind weer naar boven. Een kind in de verkeerde straat, net buiten zijn eigen veilige buurt. Weggepest door de andere kinderen. Maar het ging hier om volwassenen. Laagopgeleide apen met een belachelijke territoriumdrang. Zij zijn het bangst voor alle veranderingen in hun straat, waar ze nog maar net komen kijken. Die redenatie maakte mijn vriend echter niets meer uit. Het was zijn straat niet meer.

In Amsterdam, Utrecht en Den Haag zijn er al diverse gevallen geweest van homohaat. Maar het komt overal in Nederland voor. Homostellen zijn weggepest en besloten voor hun eigen veiligheid en gemoedsrust zelf maar te vertrekken. Het is hun stad niet meer. Ook niet in 2012.