De nieuwe Heleen van Royen?

Esther (Estherschrijft)

Het is rood en het glimt. En zeg nou niet ‘de neus van Rudolph’. Dat zou wel heel erg afgezaagd zijn.
Nee, het is ook geen kerstbal. En ook geen Ferrari. Wacht, ik geef je een hint.

Schrijven doe ik al zo lang als ik een pen vast kan houden. In mijn jongste herinnering zit ik thuis aan de eetkamertafel de vormen op het straatnaambord, waarop ik vanaf die plek uitzicht had, over te nemen. In familiekring is de anekdote die mijn moeder zo graag vertelde inmiddels stevig ingebed. Na mijn eerste dag op de kleuterschool vroeg ze me hoe het was geweest. “Goed,” schijn ik geantwoord te hebben, “ik kan al schrijven.” De onderwijzers op de basisschool stuurden me met mijn rijmpjes en verhalen, die ik tijdens andere lessen dan taal in zo fraai mogelijk handschrift op roze papier zat vast te leggen, langs alle klassen om ze voor te lezen. Ik vraag me nog steeds af of dat als straf bedoeld was. Op de middelbare school was ik niet de meest voorbeeldige leerling. Ik belandde wegens milde vergrijpen iedere week wel een keer bij de conrector op kantoor die me dan een stevige reprimande gaf en me een opstel liet schrijven. Als straf. Mijn leraar Nederlands gniffelde intussen in zijn vuistje. Hij zag een schrijverscarrière voor mij in het verschiet en beloofde zelfs zijn schoeisel op te eten als hij ernaast zou zitten.

Achteraf zou je haast zeggen dat er een patroon in zit en dat deze rode draad een soort lotsbestemming in zich had, maar ik wist hem lang te negeren. Want met schrijven verdienen maar weinigen de kost. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Overal waar ik een pen vond, en later een toetsenbord, liet ik geschreven woorden achter. Noem het een soort van incontinentie; zo kwam ik er wel achter dat ik met mijn schrijfwerk best in mijn levensonderhoud kon voorzien. Maar wat ik ook voor opdrachtgevers mocht verwoorden, in mijn hoofd borrelden steeds verhalen, anekdotes, meningen en herinneringen die ik onbedwingbaar zwart op wit moest stellen. Al doende kwam op een dag FOK! in beeld.

Hoe lang schrijf ik nu voor FOK!? Jaartje of drie? Ja, zoiets. Bijna. Hoofdredacteur Driek spotte me op Hyves, vroeg of ik voor FOK! wilde schrijven en lijfde me hartelijk in bij een fijn team columnisten. Het heeft inmiddels aardig wat stukkies opgeleverd. Hoeveel weet ik niet precies, heb ’t niet bijgehouden, althans niet in getal. Het moeten er in ieder geval  meer dan zevenendertig zijn. Want dat is het aantal dat nu gebundeld is. In een heus boekje.

“Je bent toch niet een soort van nieuwe Heleen van Royen, hè?” riepen mijn zoons toen ze de titel vernamen. Dat vond ik nogal vreemd. Ten eerste wist ik niet dat ze aan vervanging toe was. Ten tweede verschillen mevrouw Van Royen en ik op bijna ieder vlak hemelsbreed van elkaar. We hebben slechts één ding gemeen: we schrijven allebei.
 
En dan nu het antwoord op het raadseltje waar ik mee begon:
“Lekkerder dan seks”
(en andere verhalen)
Vanmorgen mocht ik hem voor het eerst vasthouden, mijn eersteling. De kaft glanst me stralend tegemoet en ik – met rode konen – glim van trots. Mijn zoons kan ik geruststellen: ik ben niet de nieuwe Heleen van Royen. En nee jongens, het gaat niet over seks. Ook niet over jullie trouwens. Nou ja, soms dan. Oké, regelmatig.

Slaat de titel op de inhoud van het boekje? Ik denk dat je zelf het antwoord wel weet. Maar misschien is het wat voor ervoor of erna?