De liefde die niet kapot ging

Wouter (tuvokki)

Het was een herfstdag zoals ik er de laatste weken wel meer had meegemaakt. Elke keer als ik keek naar de vallende bladeren en de kleuren van de herfst moest ik denken aan Annique. Ze had een verlegen houding. Het was niet eens haar lach of blik, het was hoe ze bewoog, hoe ze ademde en sprak. Van binnen was ze een uitdagende persoon, iemand die diepzinnig en scherp kon zijn in discussies. Ze had de tijd om naar je te luisteren en de fijnzinnigheid van geest om te antwoorden met nieuwe inzichten of rappe conclusies. Ik was helemaal hoteldebotel verliefd op haar.

Zoals elk jaar maakte de verandering van het seizoen dat ik aan haar dacht. Vorige week nog liep ik naar de buurtsuper. Er reed een bus voorbij waarin ik een glimp dacht op te vangen van een meisje met dezelfde soort paardenstaart zoals zij die droeg toen ik haar ontmoette. Ik ben altijd al gek op paardenstaarten geweest, zeker als ze gemaakt zijn van vlassig rood haar. Ze stond bij de bushalte. De dag was zo mooi, dat ik het niet kon laten; ik sprak haar aan.
"Hallo paardenstaart." Ik lachte erbij en wilde doorlopen. Het was niet mijn bedoeling om haar lastig te vallen; ik was in een goede bui en wilde een opmerking maken die niet slecht zou vallen. Ik bedoelde er verder niks mee. Gewoon een positief geluid omdat ik vrolijk was.
"Hallo lachebekje," riep ze terug. Het was alsof we elkaar al kenden, zó vanzelfsprekend was de begroeting.
Ik lachte nog een keer naar haar en liep door. Ik was enkele passen verder en verwachtte verder niks.
"Waar ga je boodschappen doen?" Hoorde ik haar roepen.
Ik draaide me half om en wachtte terwijl ik naar haar keek. Ze liep naar me toe en wees op mijn lege tas.
"Even naar de winkel hier op de hoek, en dan nog langs de Turkse slager voor een enorme biefstuk." De slager zei altijd dat ik een extra groot stuk moest nemen, dus at ik één keer in de week een biefstuk waar je een heel gezin gelukkig mee kon maken.
"Klinkt goed," ze ze en ze wachtte even.
"En wat ga jij doen vandaag?" Vroeg ik.
"Wachten tot je me eindelijk uitnodigt om mee te eten natuurlijk." Ze keek alsof dat de normaalste zaak ter wereld was, en zo klonk ze ook.
"Okee," zei ik terwijl ik me omdraaide om mijn weg te vervolgen, "tot zo dan."

Nadat ik bij de supermarkt naar buiten was gekomen liep ik naar de Turk. Ik haalde wat olijven en andere dingetjes die ik wel eens nodig zou kunnen hebben voor het bereiden van een maaltijd en ging achterin de winkel naar de slagerij.
"Hoi," zei ik tegen de slager.
"Ah, hallo meneer." Hij reikte al naar een flinke lap rood vlees.
"Doe maar een extra grote," zei ik, "ik denk dat er vandaag een meisje mee eet. Al weet ik het niet zeker."
De slager keek me aan en pakte het vlees in.
"Als ze dit stuk op kan moet je haar nooit meer laten gaan," zei hij met een knipoog toen hij me het pakketje overhandigde.
"En als ze toch niet mee eet heb ik in elk geval twee dagen lol van deze koe!" Ik bedankte hem en hij wenste me succes. Bij de balie rekende ik het hele mandje af en met een licht verhoogde hartslag liep ik naar huis. Precies op dezelfde plek, op een laag muurtje, zat ze te genieten van de middagzon. Mijn gemoed maakte een vreugdedansje.

"Hoi paardenstaart, eet je mee?" Riep ik lachend.
"Alleen als er biefstuk in je tas zit!"

Zo ongeveer begon het. Ik was verliefd op haar haar, en op haar geest en op haar lichaam. Ze was een zee van zinvolle passie in een tijd die voor mij alleen omschreven kon worden als verwarrend. Op mijn werk ging alles stroef en zonder plezier. Maar als ik met haar was dacht ik daar niet aan. Avond aan avond zaten we bij kaarslicht te praten op de bank. We discussieerden over politiek, psychologie en alle andere gelukzalige en positieve energie waar paardenstaarten het leven mee verrijkten. Tussen de discussies door bedreven we de liefde. Zo regen we de avonden aaneen.

Een avond begon vaak met lekker eten en een glas wijn. Of een behoorlijke hoeveelheid van het naamloze bier waar ze gek op was. Ze nam het mee vanuit Utrecht en als ze onderweg was belde ze me om friet te halen zodat we tegelijkertijd bij mijn huis aankwamen. We zoenden tot de friet voldoende afgekoeld was om met grote hoeveelheden tegelijkertijd naar binnen te werken. Wat weer een uitstekend excuus was om de hele boel grondig met bier weg te spoelen.

Zo hielden we het een aantal weken vol. In tegenstelling tot de maanden ervoor had ik weinig moeite meer op mijn werk. Er was een reorganisatie van de laatste reorganisatie bezig, en het feit dat ik tot laat in de nacht met Annique aan het drinken, praten en vrijen was had een positieve invloed op mijn prestaties, hoe gek het ook klinkt. Ik hield me niet meer bezig met de toekomst, of mijn ongelukkige verleden, maar leefde in het moment. En de mooiste momenten waren met haar, op de bank bij kaarslicht.

Op een dag belde ze. Ik zag het scherm van mijn telefoon oplichten en wist meteen hoe laat het was. Het begin van onze relatie ging als vanzelf, en het einde was ook zo natuurlijk als de hele periode dat ik met haar geleefd had. We wisten dat we niet bij elkaar zouden blijven. We wisten dat het geen toekomst had. En dat was de basis van de gelukzaligheid die we allebei nodig hadden zo lang het duurde. Eén telefoontje later was ze een gelukkige herinnering.

Toen ik vorige week langs de plek liep waar ik haar leerde kennen kreeg ik een beetje last van de herfstblues. Bij mij bestaat die niet uit kortere dagen en minder zon, maar uit de hoop die vervloog toen zij en ik elk onze eigen weg gingen. En elke keer als de bladeren vallen, en ik naar huis loop als ik bij de Turk ben geweest, hoop ik dat ze daar weer zit. Genietend van de zon. En elke keer dat ze er niet zit blijft een van mijn eeuwige liefdes, zo'n liefde die nooit meer over gaat omdat ze niet kapot is gegaan.