Van een afstand

Esther (Estherschrijft)

Het was te warm voor de tijd van het jaar en al ver na etenstijd. Ik was vrij en ver van huis en het leek alsof de wereld een beetje op zijn kop stond. Buiten heerste zomerse vrolijkheid in donkere straten. Ik zag mensen naast hun auto’s staan en erop leunen en vroeg me af waarom. Binnen wachtte de verkoeling. De verlichting was net zo kil als de aircolucht. Zou dat expres zo zijn? De ijskoude sensatie van een milkshake prikkelde mijn zintuigen. Ik werd me meer bewust van mezelf, maar bovenal van de aanwezigheid van anderen in dit fastfoodrestaurant. Beker plus rietje brachten mijn hoofd op de juiste hoogte boven het vierkante tafeltje om hen onopvallend te bestuderen. 

Ik zag twee mannen en een vrouw. Eén van de mannen en de vrouw waren van dezelfde leeftijd, begin twintig schatte ik. Ze leken bij elkaar te horen, want hoewel ik zijn hand niet kon zien, leidde ik uit de stand van zijn arm af dat die bij de vrouw op haar been rustte. Ze was knap, de vrouw, op een frisse, sprankelende manier.  Samen keken ze de andere man aan, die zeker tien jaar ouder was. Zijn donkere krullen vertoonden geen spoortje grijs, maar zijn gezicht liet meer jaarkringen zien dan dat van de anderen. De vrouw straalde als ze lachte en dat deed ze vaak. Wat ik in de blik van de jonge man zag, leek het meest op onzekerheid, behalve als hij de vrouw aankeek. Dan lachte hij. De oudere man was het meest aan het woord. Hij gebaarde druk tijdens het praten en keek als hij stil was het jonge stel vragend aan. Zij antwoordden kort, maar nooit voordat ze elkaar indringend aangekeken hadden. Plotseling was het stil. Alle drie keken ze voor zich uit. De vrouw en de oudere man stonden op en liepen zij aan zij weg. Ik zag ze de hoek om gaan, de jonge man keek hen na. Toen ze uit zijn zicht verdwenen waren, haakte zij haar arm aan die van hem. Ik vroeg me af wat voor een verhaal erachter zat.

Ik richtte mijn blik op een ander tafeltje. Daar zaten drie jonge knullen. Van één van hen kon ik het gezicht niet zien omdat hij met zijn rug naar mij toe zat, maar zijn haar leek opvallend veel op dat van één van de anderen. Zouden ze broers zijn, dacht ik meteen, maar alleen een bos donkere krullen vond ik te mager voor die conclusie. Ze praatten geanimeerd, hun onderarmen op tafel gesteund en hun bovenlijven voorovergebogen. Ze lachten en leken opgewonden, één van de krullenbollen in het bijzonder. Hij keek de anderen indringend aan, vooral de jongen die links van hem zat. Ik zag dat de jongen die met zijn rug naar mij toe zat, het afval op een dienblad begon te verzamelen. De andere krullenbol keek even toe terwijl hij dat deed, richtte vervolgens zijn blik op de derde jongen en legde zijn hand op diens onderarm. Plotseling richtte de opruimer zijn hoofd op. Het leek wel of de andere twee schrokken. Heel even verstijfden ze. Ik zag een frons op het gezicht van de andere krullenbol. Toen stond de opruimer op met het dienblad in zijn handen. Hij maakte een hoofdgebaar richting uitgang, waarna de andere twee onmiddellijk opstonden en voor hem uit wegliepen. Ik zag drie lange, smalle gestaltes in het donker verdwijnen en vroeg me af wat hun verhaal was.

Links van mij zaten een man en een vrouw tegenover elkaar aan een tafeltje. De vrouw had lang blond haar en droeg gedateerde kleding. Hoewel ze met haar rug naar mij toe zat, kon ik aan haar handen, die ze veelvuldig door haar haar haalde, zien dat ze nog jong was. De man tegenover haar was grijs en van middelbare leeftijd, misschien wel twee keer zo oud als zij, gokte ik voorzichtig. Hij keek nors en sprak niet veel. Aan zijn mond kon ik zien dat zijn zinnen kort waren. Het leek of zijn ogen de vrouw tegenover hem wilden ontwijken. Zij hield haar hoofd, afgezien van de hand-door-haar-bewegingen, onafgebroken licht voorovergebogen. Ze keek niet op toen hij plotseling opstond en met de handen in zijn broekzakken het gangpad door slofte. Ook niet toen hij even later terugkwam en zich met een plof op de bank tegenover haar liet zakken. Hij staarde langs haar heen en zei niets. En weer vroeg ik me af waarom. Wat was hun verhaal?

Ik zie twee groene ogen naar mij kijken. Ze worden geaccentueerd door fijne lijntjes. De eigenaar van de ogen is een man met grijze slapen en een baard van een dag. En toch is hij jongensachtig, die knappe man met zijn mooie ogen. Ik bedenk me dat hij dat altijd zal blijven, juist vanwege die ogen. Hij lacht zijn regelmatige tanden bloot en kijkt dan plots ernstig. “Hou je nog van mij?” hoor ik hem vragen.

“Ja”, zeg ik.
We lopen gearmd weg, gooien lege bekers in de prullenbak bij de uitgang en verdwijnen in het donker. Daar, een paar kilometer verderop, wacht een hotelkamer en de rest van ons verhaal.