Help, mijn kind heeft een hobby

Neuskleuter

Schreeuwende vaders langs het voetbalveld, krijsende moeders bij de hockey. Het is al vier jaar geleden dat SIRE een campagne startte tegen de asociale ouders aan de zijlijn. Wat was dat een mooie tijd. Het waren misschien geen modelouders, maar ze kwamen wel kijken bij de wedstrijd van hun kind. Die ouders kwamen in fysiek contact met de jeugdtrainers, ze scholden scheidsrechters uit, gaven het uitspelende team gratis medische consulten met vreemde ziektes als uitkomst en ze onderhielden het gras prachtig groen met hun wekelijkse overdaad aan speeksel. Het was misschien niet het fijnste publiek, maar niemand kon hen beschuldigen van te weinig betrokkenheid.

Veel ouders vinden het een prettig idee dat hun kinderen aan sport doen. Vooral het feit dat hun kind op woensdagavond anderhalf uur weg is, en op zaterdag soms nog veel langer, is een groot voordeel van kinderen die een hobby hebben. Na thuiskomst hoeven de ouders alleen nog maar even te horen hoe het is gegaan en vervolgens kunnen ze de kinderen vroeg naar bed sturen, of de rest van de dag moe op de bank laten hangen met hun gameconsole. Lekker rustig, en een stuk goedkoper dan de oppas die minstens vijf euro per uur vraagt.

Helaas is dat sceptische beeld van de luie ouder geen fantasie. Wie goed kijkt bij een sport-, muziek-, toneel- of andere vereniging, ziet dat er wel ouders naar hun kind komen kijken, maar dat dit altijd dezelfde ouders zijn. Deze ouders moedigen hun kind aan, brengen het hele team in de auto naar een andere stad voor een wedstrijd, wassen de shirtjes, schilderen het clubhuis, maaien het gras, bouwen de decorstukken en maken dan ook nog eens tijd om het wedstrijdverslag voor het clubblad te schrijven. Zij maken tijd inderdaad, want op de een of andere manier zijn het ook deze zelfde ouders die naast hun fulltime baan ook nog eens een bestuurlijke functie van de sportvereniging van hun andere kind erbij doen.

De houding van de luie ouders staat daarmee compleet in contrast en kan niet onsportiever. Het kind leert in een team dat hij er voor anderen moet zijn, maar er is niemand voor dit kind als hij een goal maakt en trots achterom kijkt, naar een zijlijn waar niemand staat. Het kind hoort nooit van zijn ouders dat hij de beste is, kan zijn supercoole slidings niet delen en wordt alleen maar als een lastpak gezien als hij langer dan vijf minuten zijn enthousiasme probeert te uiten aan de vermoeide koppen van zijn ouders, die hadden gehoopt dat hun kind nog tien minuten langer weg zou blijven.

Moe of niet, een ouder die van zijn kind houdt, gaat mee naar de sportvereniging. Wat maakt het uit dat je het als man verschrikkelijk vindt om naar een balletvoorstelling te gaan, als je ziet hoe gelukkig je kind is als hij helemaal achteraan op het podium een dansje mag doen? Als je als ouder de verplichting aangaat om de contributie voor de sportvereniging te betalen, ga dan ook de verplichting aan naar je kind. Kijk. Luister. En wie weet maakt de vermoeidheid wel plaats voor trots en geluk, twee emoties waar ontzettend veel energie in zit.

SIRE maakte vier jaar geleden een campagne tegen asociale ouders, maar het probleem van de onzichtbare ouders is minstens zo groot. Het kind zit niet alleen in een team, de ouder hoort er ook bij. De sportvereniging is geen goedkope oppas waar je contributie aan betaalt, het draait volledig op vrijwilligers. En ieder kind heeft zijn ouder nodig. Vooral als het goed gaat met het team. Wie moet er anders een foto maken van het hele team met die grote beker?