21 jaar geen contact

Laurens (Gramps)

In de jaren zeventig en tachtig was ik firmant in een aannemersbedrijf met annex een winkel in ijzerwaren en bouwmaterialen. Ik woonde met mijn gezin op het terrein, en mama was het vaste stoppunt voor heel veel klanten, medewerkers, vertegenwoordigers, chauffeurs en ander volk. Ze zette tien keer per dag koffie en de voordeur werd nooit gebruikt. Ze viel dan ook in een gat toen we naar elders waren verhuisd. Het aantal verhalen over al die regelmatige koffiedrinkers is onuitputtelijk. Een van die mensen kwam eens de zaak binnen met een tekeningetje en een ongewoon verhaal. Het was een vreemd figuur: lang haar (dat hij, naar later bleek altijd zelf knipte), een harde stem, nogal aanwezig, op het eerste gehoor nogal wazige teksten. Hij was met zijn vrouw eigenaar van een bedrijf dat voor een grote drogisterijketen filmpjes ontwikkelde en afdrukte. Ze waren met hun bedrijf net verhuisd uit ons dorp naar een groot nieuw fabriekspand in een naburig stadje. Het lag in de bedoeling om zelf de doka’s te prefabriceren uit houten ribben met witte spaanplaat erin. Als enige van onze club zag ik het wel zitten om er iets aan te doen en ik begon met een college over houtmaten, plaatafmetingen en wat dies meer zij.

Het was echt een verhaal met een hele berg vraagtekens. Vooral of hij dat wel aankon. Wij konden het hout best op maat schaven en er gleuven in frezen, maar de klus van zo’n doka ter plaatse bouwen en ook nog eens volkomen lichtdicht maken, dat was hele andere koek. Maar goed, wij produceerden en leverden, hij zou de rest doen. Tot onze vreugde was betaling geen enkel probleem, en als hij weer eens een vraagje had kon ik dat meestal met een schetsje en wat spullen oplossen. Op een gegeven moment ben ik eens iets ter plaatse gaan afleveren. De doka’s die af waren werden al gebruikt, en ik was oprecht verbaasd. Alle leidingwerk, dus electra, maar ook warm en koud water en alles wat nodig was voor het ambacht was ingebouwd en werkte. Het hele verhaal was gewoon high-tech, en alles klopte. Gewoon in kamertjes die hij zelf had gebouwd, met spullen die wij leverden of die van elders waren aangevoerd of in het oude pand al werden gebruikt. Het bleek dat Theo een echte self-made vent was, die het woord onmogelijk niet kende.

Het was de bedoeling dat zijn vrouw de scepter zwaaide in het nieuwe pand terwijl hij het oude pand langs de Vecht zou ombouwen tot woonhuis. Dat oude pand was een samengeraapt zootje, deels hout en deels steen, in slechte staat. Alleen het plekje, daar zou iedereen een moord voor doen. Dat verbouwen nam heel veel tijd in beslag, al was Theo wel zo nuchter dat hij bepaalde dingen in zijn geheel aan ons bedrijf over liet. De trap, de keuken, kozijnen, ramen en deuren, dat werk. De vloer was een ramp – alle mogelijke bergen en dalen, daar iets van maken was geen doen. We hebben dan ook een anhydriet gietvloer over de hele hap heen laten maken. Alles mooi vlak en glad. Het bouwen en opknappen duurde jaren, maar het werd een lustoord.

Theo was iedere werkdag alleen in zijn huis doende, reden om vrijwel iedere morgen even bij ons binnen te wippen voor wat inkopen, overleg, uitleg en een praatje. Dat werd al heel gauw koffiedrinken bij mijn vrouw. Als ik op huis aan ging voor het nobele zwarte vocht ging hij gezellig effe mee. Eigenlijk geheel ongemerkt werden we vrienden. Je moest ergens doorheen prikken – Theo had altijd verhalen die hij vertelde op een toon die nou niet bepaald uitnodigde tot erin geloven, maar ik heb hem nooit op een leugen kunnen betrappen. Ondanks mijn technische opleiding ben ik altijd een houtje-touwtje tiep gebleven: als ik geen schroef heb maar wel een ijzerdraadje dan doe ik het daarmee, tot afschuw van mijn pietlut-broertjes. Theo was, eerst uit bittere noodzaak wegens armoede, later puur uit gewoonte eenzelfde manier van werken gewend, dus we konden heel goed overleggen. Theo is gewoon een buitengewoon toffe, trouwe vent. Later werd Roos, zijn vrouw ook in het complot betrokken en we gingen gevieren regelmatig eten of andere dingen doen. Ze hebben een zoon die een hersenafwijking heeft. Hij woonde in die tijd gewoon bij zijn ouders. Het was wel wennen voor iemand die voor het eerst met hem te maken kreeg, maar het viel achteraf erg mee. Gewoon een prima joch, maar met een handleiding.

Ze hadden duidelijk geen geldelijke zorgen. Drie weken per jaar fotosafari in Kenia, met een geweldige, professionele uitrusting met ondermeer een 600mm lens met converter naar 1200mm. Theo kwam altijd terug met enkele duizenden foto’s die dan tot enkele tientallen, hooguit honderd werden uitgesorteerd. Voor de afgekeurde rest zou iedereen een moord doen, hij vond ze niet goed genoeg. Aan het eind van de vakantie gingen ze altijd snorkelen op Zanzibar. Op een keer kwam hij met het idee dat het dieper in het water veel mooier was, maar hij kon niet duiken. Geen punt, binnen een jaar hadden ze beiden hun brevet. Op naar de Andamanen, reuzenroggen fotograferen. Dat werk, niet aarzelen, doen. Avontuur.

Ik stapte uit de zaak en ging elders wonen. Theo en Roos verdwenen uit beeld, gewoon doordat we een vreselijk groot en druk gezin hadden en daardoor onze vriendschappen schandalig lieten verpieteren. Het enige contact de restte was de obligate papieren kerstwens. Verder was er geen contact meer. En als een dergelijke toestand meer dan enkele jaren duurt wordt het opnieuw oppakken van het contact problematisch. In dit geval was het 21 jaar geworden, en dan wordt de berg toch wel erg hoog. Begin 2010 heb ik Theo en Roos een uitgebreid schriftelijk verhaal gestuurd van alles wat in de voorbije tijd met ons gezin was gebeurd. Ik hoopte dat ze het zouden lezen, maar we kregen nooit iets terug. Dus wat te doen? En toen ging ik motor rijden. Een van de dingen die ik heb opgepakt was oude familiebanden weer aanknopen, soms van wel vijftig jaar geleden. Het was binnen de familie inmiddels zo verwaterd dat we niet eens meer overlijdensberichten meer kregen, zodat we vaak geen weet meer hadden wie er dood was en wie nog niet. En door opnieuw bij mensen langs te gaan kon ik ook controleren of mijn herinneringen wel kloppen. En dat gaat heel leuk. Alleen maar positieve verhalen, maar dat is familie, iets heel anders dan verwaarloosde vrienden.

Afgelopen week, de laatste van mijn vakantie was het prima motorweer, en ik ging met ware doodsverachting terug naar onze voormalige woonplaats. Ik was van plan om gewoon op de weg voor hun huis te stoppen en daar te kijken wat er zou gebeuren, en of ik zou durven aan te bellen. Ze stonden buiten te praten met twee bezoekers maar keken meteen op toen ik mijn motor uitzette. Wat ik al gevreesd had gebeurde: ze herkenden me niet meer. Toen ik evenwel mijn naam noemde werd ik bijna van mijn fiets gesleurd. Binnenkomen, en bijpraten. Maar jullie hebben bezoek, ik kom een andere keer wel. Nee, NU!

Ze zijn nu 80 en 81, en niks veranderd. Roos is gaan schilderen, naїeve kunst, net als de kunst die ze al jaren verzamelen. Ze hebben hun camper en hun boot opgeruimd en gaan kleiner wonen. Hun zoon zit door de week in een centrum en komt alleen in de weekends thuis. Het plan is om nog een jaar of negen makkelijker te gaan wonen, dan zien ze wel weer. Oud maar volkomen ongebroken. En pragmatisch, dat wel, maar dat waren ze altijd al.

De hartelijkheid en vanzelfsprekendheid van het vernieuwde contact hebben me al dagen met verwondering vervuld. Alsof we elkaar een paar weken geleden nog hadden gesproken. Ze blijken mijn brief van ruim negen dichtbeschreven kantjes diverse keren te hebben gelezen, ze waren van plan om terug te schrijven, maar dat plan is inmiddels anderhalf jaar oud en hoeft nu niet meer te worden uitgevoerd. Ze komen binnenkort langs. Feest. Verwijten? Geen enkel, ze hadden tegen elkaar gezegd dat zoiets logisch was met ons waanzinnig drukke leven, en dat het wel weer in orde zou komen. Alle eigen trekjes van deze mensen – inmiddels bijna vergeten - krijg je bij zo’n bezoekje weer als een warme golf over je heen. Een klein kibbeltje dat ze zolang ze getrouwd zijn iedere dag met elkaar opvoeren, natuurlijk als blijk van genegenheid, en alleen onder vrienden. Theo die naast je zit en onder het praten van tijd tot tijd je arm of je knie even aanraakt.

Oude banden weer aanhalen, prachtwerk. Ik ben nog lang niet klaar.

PS: Er schiet me nog iets te binnen over de kunst die onze vrienden verzamelen. Iets heel bijzonders vond ik altijd de schilderijen op glas, want daar moet je precies andersom werken dan gewoonlijk. Je begint met de details op de voorgrond, alles verder op de achtergrond komt later. En dan krijg je met hele rare details te maken. Zo zag ik ergens een glimmende zwarte schoen afgebeeld. Als je dat op glas schildert begin je met de glimmer, waarna je de schoen er overheen schildert. Per slot kijk je door het glas naar de schildering. Dat soort dingen krijg je alleen voor elkaar als je achterstevoren denkt. Knap.