Schelden nieuwe stijl

Esther (Estherschrijft)

Ik ken een heel leuk ventje. Hij is altijd vrolijk. Nou ja, negen van de tien - nee, negenennegentig van de honderd - keer verlicht hij met zijn helblonde koppie en stralende gezichtje heel de omgeving. Dan trekt hij zijn mondhoeken zo ver mogelijk naar zijn oren en zijn oogjes in spleetjes en dan laat hij een hele rij blinkende melktandjes zien. Als een zonnetje in een kindertekening. En het is aanstekelijk. Het is fysiek onmogelijk om sacherijnig of verdrietig te zijn als dit stralende wervelwindje binnenkomt.

Dat blonde brokje positieve energie is mijn neefje, de jongste van de familie. Hij is zes jaar, pas geworden, en met zijn vingertjes kan hij prima laten zien hoeveel dat wel niet is. Even wennen is het wel, dat extra duimpje erbij, maar hij vindt hem steeds sneller. Hij is de man van zes miljoen vragen en altijd als hij in de buurt is, komt hij even binnenslieren. En dan vraagt hij wat ik aan het doen ben. En nu, en nu, en nu? En hij vraagt hoe mijn kindjes heten en hoe mijn man - ‘jouw papa’ - heet en mijn zus en zijn papa. Hoewel hij dat allang weet. Soms vraagt hij ook of ik ‘blij op hem ben’ en dan zeg ik eigenlijk altijd ja. Behalve als ik ‘beu op hem ben’, zoals hij dat noemt, maar ondanks dat hij een eersteklas dondersteen is, komt dat zelden voor. Zijn letters lijken nooit op te raken. Als ik koffie aan het zetten ben, zegt hij: “Ha lekker, kopje koffie. Ik wil ook. Met twee klontjes suiker.” En dan maak ik iets voor hem dat op koffie lijkt. Dan slaat hij zijn beentjes over elkaar en zegt: “Ha gezellig, koffie drinken” en keuvelen we nog wat voort in dezelfde stijl.

Zo veel woorden uit zo’n klein lijfje, daar moet een stroom aan gedachten achter zitten. Die zijn vaak net een beetje anders dan die van de mensen om hem heen. Soms is hij daarmee zo creatief, dat ik met stomheid geslagen ben. Zoals die keer dat zijn grote broer kwaad werd op een voetbalvriendje.

Het boterde niet zo tussen Grote Broer en zijn voetbalteamgenoot. Iets met verschil van inzicht en andere prioriteiten of zo. Waar het op neerkwam was dat Grote Broer zich vreselijk ergerde aan zijn medevoetballer. Omdat schelden en vloeken niet in zijn aard ligt, probeerde hij dat met stemverheffing duidelijk te maken: “Tím! Ti-him!” riep hij, zonder resultaat. Enigszins gefrustreerd en rood aangelopen scandeerde hij zijn volledige naam om zijn punt te maken: “Tim - Ver – Schu – Ren!” Kleine Blonde Dondersteen stond erbij en keek ernaar. Dat hij aan de uitval van zijn broer een heel andere betekenis had gegeven, bleek wel toen hij niet veel later zelf uit zijn slof schoot, tegen zijn moeder.

Hoe praatgraag hij ook is, hoeveel letters hij ook te spenderen heeft, er is één woord dat hem niet aanstaat. Dat woord is ‘nee’. Helaas voor hem krijgt hij dat woord – zoals wel vaker het geval is bij zesjarige donderstenen – redelijk vaak te horen. Meestal incasseert hij het met een pruillip en wat gestampvoet, maar deze keer wilde hij zijn ongenoegen – net als zijn broer – kracht bijzetten met een vermanende uitroep. “Mama!” riep hij, “Ma – Ma - Ver – Schu – Ren!”

En zo heeft dit kind in al zijn onschuld een geniale nieuwe manier van schelden geïntroduceerd. Zijn vondst maakt het gebruik van enge ziektes en genitaliën overbodig. Sindsdien roepen wij bij iedere frustratie alleen nog maar: “Wat ben je toch een ontzettende Verschuren!” Met excuses aan de familie Verschuren. Maar het mag natuurlijk ook gewoon De Vries zijn.