Mama

Redactie

Trollscience stuurde via de submit de volgende column in:

Ik kan de dag nog helemaal beschrijven, als je dat wilt. Van ’s morgens tot ’s avonds en andersom. Best wel eng eigenlijk, dat ik dat nog zo precies weet. Ik weet nog dat ik opstond; ik wist wat er die dag stond te gebeuren. Maar ik probeerde er niet te veel aan te denken, het diep weg te stoppen. In die tijd at ik altijd pap met suiker als ontbijt. Daarna ging ik computeren, ik weet het nog goed, toen was ik helemaal weg van Pokemon, en ik was allerlei filmpjes aan het opzoeken.

Langzaam stroomden alle familieleden het huis binnen. Rond 1 uur in de middag kwamen mijn tante en mijn oma naar boven. Ze probeerden mij te troosten, denk ik. Mijn oma ging op mijn bed zitten en mijn tante nam plaats in de bureaustoel naast me. Terwijl ik filmpjes aan het kijken was, las zij mij Dikkie Dik boekjes voor, met veel spelfouten overigens. Ik verbeterde de spelfouten terwijl zij ze voorlas. Om half twee ongeveer, ik weet het niet meer goed, klopte mijn vader op de deur. Hij verzocht mijn tante en oma om even weg te gaan. Hij wilde me alleen spreken. Ik wist wel wat er aan de hand was. ’Mama is dood’, zei hij. En toen hield ik het niet meer. Al dat verdriet en die woede kwam naar buiten. Ik begon hysterisch te huilen en mijn vader pakte me vast. ’Je mag huilen’, zei hij kortaf. Ik zag dat hij tegen zijn eigen tranen aan het vechten was, hij was immers de stoere vader, hij mocht niet huilen, hij moest zich groot houden.

Toen gingen we naar beneden. Links stond het bed waar ze op lag. Haar armen waren over de dekens gevouwen, haar ogen waren dicht, maar haar gezicht had een kleine glimlach. Het leek alsof ze wilde zeggen: ’Het is goed zo’. Al mijn familieleden waren aan het huilen, ze zaten op de bank met hun hoofd in hun handen, of ze waren naar de gang gegaan. Aan de eettafel zat de dokter die de euthanasie had gepleegd, zijn gezicht had niet echt een uitdrukking. Hij wist niet goed wat hij met al die huilende mensen aan moest.

En de dagen daarna. Bijeenkomsten, koffietafels en een crematie. Dat laatste, verschrikkelijk, een stel oude mannen in zwarte pakken die in de rij stonden om waardeloos ’geconduleerd’ tegen mij en mijn zussen te zeggen. Betekenislozer en formeler kon niet. En daarna het afscheid van de kist. Het was een gesloten kist, die helemaal versierd was. Er stonden een paar kaarsen op, en de knuffel van mijn zus, Snoetje. Voordat iedereen wegging, las mijn oom nog voor: ’Voor mijn allerliefste zusje’, een gedicht, ik weet niet meer hoe het ging.

Daarna verliet iedereen het gebouw. Behalve wij, mijn oma en mijn zussen. We zaten daar, op die bankjes te huilen, terwijl ’Time to say Goodbye’ op de achtergrond werd afgespeeld. En toen: weer naar school. Ik vond het verschrikkelijk. Ik kon me niet meer op de les concentreren omdat ik zo hard bezig was om niet midden in de klas in huilen uit te barsten. Nog nooit had ik zo tegen school opgekeken.

En dat alles gaat er door mij heen als iemand met kanker scheldt.