Het vuur ontketend (11)

Johan (JohanHuiskamp)

"Dat ben ik."
"We willen u wat vragen stellen," zei de andere politieman.
"Dat kan, maar ik moet op weg naar mijn werk."
"U werkt in de supermarkt, klopt dat?"
"Ja. Loopt u mee?" Ik pakte mijn jas van de kapstok en trok die aan. Toen liep ik naar buiten en trok de deur achter me dicht. De agenten moesten met me mee naar buiten.
"Kende u Jasmijn Jacobs?" vroeg de grote politieman, terwijl hij achter me aan de trap af liep.
"Wie is dat?"
"Priscilla van Meerendonk?"
"Zijn dat die twee meiden die vermoord zijn? Ik zal ze vast wel kennen, maar niet van naam."
"U weet niet of ze contacten hadden met die magazijnmanager?"
"Rachid? Nee joh, daar houd ik me allemaal niet mee bezig. Ik kom er om te werken en wat geld te verdienen. Niet om op dat jonge spul te letten."
"Nooit iets verdachts gezien aan Rachid?"
"Nee," loog ik. "Hij doet z'n werk. Ik ook. Anders nog iets?"
"Waar was u gisterennacht?"
"Hier thuis. En ik was niet alleen. Ik heb een lekker wijf. Dan weet u wel wat er allemaal te doen is. Of niet, heren? Anders nog iets?"
"Dat was het. Als u wat te binnen schiet, neemt u dan contact met ons op? Hier is mijn kaartje."
"Doe ik." Ik keek ze na. Toen ze uit het zicht waren, gooide ik het kaartje in de dichtsbijzijnde prullenbak. Ik draaide me om en ging terug naar huis.

- "Tijd voor actie, maat." Franco wist maar al te goed wanneer hij op het randje balanceerde. Als er nu iemand binnenkwam of alleen maar door het raampje naar binnen keek, zouden de problemen pas echt beginnen. En dat kwam hem niet uit. Hij had nog een aantal zaken op te lossen. En die ander had hij daar meer dan ooit voor nodig. Maar dan moest die wel wakker worden en zijn rommel opruimen. "Tijd voor actie!"
Hoe alert je ook bent, je ontkomt niet. Niet aan Franco. Zeker niet als hij die blik in zijn bloeddoorlopen ogen heeft. Zo kalm als hij is wanneer hij je dwingt. Verzet is zinloos. Lijdzaam -

De deur klapte achter me dicht. Ik liep de slaapkamer in en liet me op het bed vallen. Onmiddellijk sloeg de slaap toe. Maar niet voor lang. Met een droge bek werd ik wakker. Was het een angstige droom? Muriël is koud en komt achter me aan. Ik droom dat ze dood is. Dan hoor ik een stem die me oproept tot actie. Ik snap er niks van. Dan schijnt er een licht in mijn ogen. Het is dag. Als een stortvloed aan beelden, emoties en fysieke herinneringen komen de gebeurtenissen van vorige avond terug. Ik stond op en liep naar de woonkamer. Op de bank lag Muriël. Ik hoefde niet eens te voelen. Ze was echt dood. Dood-dood, niet zoals in mijn droom.
"Ik heb haar gisteren vermoord," zei ik hardop tegen niemand. Gelukkig was Kimberley er niet. "Shit. Ik zit diep in de problemen. Zéér diep. Het is inderdaad tijd voor actie. De stem had gelijk; ik moet iets doen." Werktuigelijk liep ik naar het raam om de gordijnen dicht te doen.

"Waar laat ik haar?" Onder in de flat had Muriël een kleine kelder met een grote vriezer waarin ze stukken vlees bewaarde. Als ik al een ladinkje mee kon nemen uit de supermarkt, moest dat vaak meteen worden ingevroren omdat het al over de datum was. De laatste tijd was er niet veel om mee te nemen, dus was de vriezer bijna leeg. - "Het klinkt hard, mijn kameraad, maar een mens moet eten. En je hebt nog een hoop werk voor de boeg vandaag." - Ik ging naar de kelder en haalde er een behoorlijk stuk ham uit. Weer boven stopte ik de ham in de oven, zodat ik over een uurtje wat te eten had.
Ik tilde Muriël naar de gang. Daar legde ik haar even neer. Toen opende ik in de woonkamer de gordijnen weer om geen argwaan te wekken in de buurt. Als de hele dag de gordijnen dicht zitten, bellen ze misschien aan om te vragen of er iets aan de hand is. Ik sloeg een arm van Muriël om mijn nek en tilde haar op. Nu leek het net of ze dronken om me heen hing. Gelukkig kwamen we niemand tegen in het trappenhuis. In onze kelderbox legde ik haar weer op de grond. Ik opende de vriezer. Verdomd, ze was te groot en een beetje te weinig flexibel om goed in de vriezer te passen. Ik keek om mij heen. Zou die betonschaar bruikbaar zijn?

- stel ik mij voor hoe het moet zijn als ikzelf zijn slachtoffer ben. Die vunzige adem van hem in mijn oor. Zijn schurfterige vingers om mijn nek. Ik kom adem te kort. Volkomen hulpeloos lig ik voorover. Ik voel zijn andere hand op mijn rug, mijn billen. Dan weet ik dat hij zijn hoofd terugtrekt. Ik voel zijn speeksel in mijn bilspleet druipen. Alle spieren in mijn lijf staan gespannen. Dit gaat pijn doen. Daar is zijn mes. Zonder al te veel kracht te zetten legt hij alle gramschap van de afgelopen nachten in een houw in mijn buikholte en mijn huid open. Vlees stinkt, adem stokt. Een grote gapende wond, naar buiten puilende darmen en -

In stukken paste ze beter in de vriezer, al bleef het stouwen. Het kostte me ruim een uur, maar uiteindelijk wist ik Muriël in het geheel in de vriezer te krijgen. De kelder had ik ontdaan van de grootste bloedvlekken en stank. Voor de vorm gooide ik nog een fles bleekwater en een fles allesreiniger leeg over de vloer. Ik wist dat het niets oploste, maar wel dat het een beetje de ergste geur maskeerde. "Aan de deur zullen ze het niet ruiken," mompelde ik.
'Tijd om wat te gaan eten. En dan gaan we op zoek naar Kimberley. Die moeten we voor de avond gevonden hebben. Dan kunnen we rustig gaan bedenken waar we heen gaan.' Weer boven at ik de ham, die me erg goed smaakte. De vleessappen liepen me langs de kin. Heerlijk.

Onder het eten bedacht ik me wat ik moest doen. Kimberley zoeken, blijkbaar. Iets in me zei dat het belangrijk is. En tot nu toe heeft die intuïtie, die innerlijke stem altijd gelijk gehad. Hij heeft het altijd voor me opgenomen. Elke keer dat hij me redde van de pestkoppen en uitbuiters, had ik rust. De agressieve klootzakken die me al mijn hele leven hadden gekleineerd, waren nu bang voor míj en dat allemaal dankzij deze stem. Nu de crisis weer compleet was, kon ik maar beter doen wat hij suggereerde. Noem me zweverig. Wat kan mij het schelen.
"De bordjes laat ik op tafel staan, moeder. Die ruim ik niet op!" Soms praat ik tegen niemand. Anderen praten tegen zichzelf. Ik deed mijn jas aan. Het was vroeg in de middag en ik kon wel een borrel gebruiken. Toen ik de deurknop vastpakte, zag ik mijn handen. Die waren vies. Er zat bloed aan. "Zal wel van de ham komen," mompelde ik. In de spiegel zag ik dat mijn kleding ook vol vlekken zat van de ham. Met mijn jas veegde ik de deurknop af. Toen liep ik naar de badkamer om me te douchen. Het is fijn om weer even helder te worden.
Uit de keukenlade pakte ik een flink stevig koksmes. Je wist maar nooit wat je onderweg tegen komt. Met schone kleren en fris gewassen haren stapte ik naar buiten. "Het is best een mooie dag, vriend," zei ik tegen niemand in het bijzonder. Het was me nog steeds niet duidelijk wat ik moest gaan doen.

Na een korte wandeling kwam ik aan bij 'De Lamme Goedzak'. De deur klemde. Ik zette mijn schouder ertegenaan en duwde. Zuchtend ging hij open. Het café was grotendeels leeg. Sommige dingen veranderen gelukkig nooit.
Rein keek me van achter de toog met een schuin oog aan. Ik liet me op een barkruk zakken.
"Wat zie jij er uit, Johan?" Hij haalde een paar viltjes achter de bar vandaan en gooide ze achteloos voor me neer. "Borrel?"
"Ja, doe maar," knikte ik naar de jonge klare. "En zet er een biertje naast."
"Waar is dat mooie mokkel van je?" lachte Rein. "Jullie hadden hem aardig hangen gisteren."
"Die heeft voorlopig genoeg gehad, zou ik zeggen." Mijn grijns kon voor alles opgevat worden.
Aan zijn kop te zien koos Rein voor het goede in de mens. Hij zou eens moeten weten. "Lekker bezig met haar schoonheidsslaapje, dus." Hij zette de drankjes neer. "Heb je al wat gegeten? Je ziet bleek."
"Ja, ik heb een hammetje gehad. Maar ik voel me beroerd."
"Ga je niet werken vandaag?" Rein keek me indringend aan. "Heb je het baantje niet meer nodig? Toen ik vanmorgen in de supermarkt was, vroeg de manager mij naar je."
Ja, ik was vanmorgen niet gegaan, zonder me af te melden. Makkelijk geld had het gewonnen van zwoegen voor een hongerloontje. En nu had het helemaal geen zin meer.
"Ach, Rein," kapte ik de borrel weg. Ging ik me verontschuldigen? No way. "Je weet hoe het gaat. Doe mij een nieuwe."

- "Laat die klotehomo toch." Franco wist dingen van de kroegbaas waar de honden geen brood van lustten, "Er is een reden dat we hier zijn." Hij had geen zin in dat twijfelende gedoe van wie dan ook. Hij had geen behoefte aan drank en geleuter, hij wilde weten waar Kimberley was. En hij wilde weer een gewone avond die hij kon besteden aan een stinkende hoer zoals zijn moeder was geweest. Het mooist was de laatste zucht; de paniek, die klonk als -

Waar zat Kimberley? Waarschijnlijk ergens in de buurt van Tarkan en zijn kloterige pa. Dat ik deze borrels nodig had om mijzelf nieuwe moed in te drinken, dat snapte Rein vast wel. Die was niet voor niets barman. Het was maar goed dat Rein niet wist waar ik die moed voor nodig had. Rein was niet gediend van crimineel gedoe. Hij tolereerde het rond zijn café, maar zijn respect was meteen op als je je ermee in liet. Om het onderwerp niet te laten hangen begon ik ergens anders over. Hoewel.
"Heb je Kimberley ergens gezien vandaag?"
"Wat die meid uitvreet weet ik ook niet, Johan." Rein leek ook daar niet blij mee te zijn. Ik begon me eraan te ergeren. "Maar ik zag haar vannacht, toen ik besloot hiernaast binnen te gaan."
"Hoe laat was dat?" Ik negeerde mijn geprikkelde gevoel voor even.
"Om een uur of vier, half vijf."
In twee korte bewegingen maakte ik korte metten met mijn drankjes en zonder nog iets te zeggen stond ik op. Vlak voor ik de deur bereikte, hoorde ik Rein. "Johan, als eh ... ik eh ..."
"Ja, wat?" Ik klonk meer gespannen dan ik zelf vermoedde. Er stond weer iets groots te gebeuren.
"Laat maar." Rein keek ongelukkig. "Hou jezelf heel. En die kleine meid ook." Hij pakte een doek en ging glazen poetsen.

De bel van de hoerenkeet naast het café deed geluidloos zijn werk. Even later hoorde ik gestommel in de gang. Wat dat betreft had het nog steeds een gewoon woonhuis kunnen zijn. Het luikje ging open en een van de dames die daar 'woonden' herkende me. Ze deed de deur open en liet me binnen.
"Ik ben op zoek naar Kimberley." Het was bedoeld als neutrale mededeling maar ik zag de hoer schrikken.
"Die ... eh ... is hier niet."
"Je liegt!" Ik gaf haar een duw de woonkamer in.

- grote ogen. "Hak ze aan stukken!" Franco riep of schreeuwde niet. Hij zei het gewoon heel beslist. Dit soort figuren waren in zijn ogen een klein obstakel dat voor het grote probleem lag. Ze zaten in de weg en dus moesten ze worden opgeruimd. Daar waren zijn handen. Daar was het angstzweet bij de ander. Daar was de maniakale grijns. "Opruimen die handel," vervolgde hij. "Niet twijfelen maar handelen." En de doodskreet -

Het was het laatste duwtje overtuiging wat ik nodig had. De hoer sloeg ik in haar gezicht. Ze viel over een salontafeltje dat midden in de kamer stond. Het mes lag al in mijn hand toen ik naar haar toe stapte. Ze probeerde op te staan. Ik herkende haar. Als ik het niet dacht. Hier bijverdienen. Was het loon van kassameisje niet genoeg? Wat was er mis met een eerzaam beroep? Met een lange haal van mijn mes maaide ik haar neer. Ze had een flinke snee over haar gezicht en viel op de grond. Even was het stil. "Deze is voor mij," zei de vertrouwde stem. "Waarom zou je het nuttige niet met het aangename verenigen?" De bloedende vrouw lag gillend op de grond. Ik gaf haar nog twee gerichte steken. Bloed welde uit haar buik. Ze lag met haar benen half wijd. Ik voelde een aangename sensatie en opende mijn broek. Toen roste ik het minirokje van het wijf omhoog.

- " het leukst als ze schreeuwen. Alsof het ze nog zou kunnen helpen," vertelde Franco. "Het allermooist is als ze het laatste zuchtje geven als jij klaarkomt." Hij genoot er van. Niet een klein beetje maar veel. Het was zijn hele wezen. Waarom ze hem niet de allerzwaarste straf hadden gegeven, was een raadsel. Op de een of andere manier was hij ontsnapt. En voort ging hij. "En dan je vingers langs de zachte hals, als je de slagader steeds trager voelt pulseren. Je zou er nóg een keer van komen." Hij opende zijn broek en spoot een lading sperma over de betonnen vloer. Van het verhaal alleen al -

Mijn handen gleden om haar hals. Ze opende nog éénmaal haar ogen. Pas toen leek ze te beseffen wat er gebeuren ging. "Haha, ze heeft geen adem genoeg meer om te schreeuwen. Haar ogen beginnen uit te puilen. Vooruit, nu kracht zetten." Tegelijkertijd ramde ik mijn harde lul haar droge snee in en uit. Lekker was het niet. Ook dit was weer een caissière, die bijklust als hoer. Haar tieten hosten heen en weer op het ritme van mijn stoten.
Ineens hoorde ik een gil. Het was een bekend geluid. Ik brak het wijf haar nek, stond op en deed mijn broek dicht. Snel rende ik naar waar het vandaan kwam. Bovenaan de trap zag ik Kimberley.
"Johan! Wat doe jij hier?" gilde ze. "We moeten weg hier!"
"Kim! Ik kom je halen!" brulde ik, terwijl ik de trap op stormde. Ik zag hoe ze een kamer in werd getrokken. Bijna boven aan de trap zag ik een flits in mijn ooghoek. Daarna kreeg ik enorme hoofdpijn. Even was alles zwart. Ik wankelde en viel op de vloer van de overloop.
"Godverdomme," kon ik zeggen. Ik deed mijn uiterste best om niet weg te zinken. Blijkbaar had ik een forse klap op mijn hoofd gekregen. Alsof ik door een slecht schoongemaakte bril keek zag ik een bekend gezicht. De pooier die ik zocht boog met een ouderwetse koekenpan in zijn hand over me heen. "Kut, Ahmed ook gevonden, zo te zien," mompelde ik. Toen ging bij mij het licht uit.

(Wordt vervolgd.)

Het vuur ontketend (1)
Het vuur ontketend (2)
Het vuur ontketend (3)
Het vuur ontketend (4)
Het vuur ontketend (5)
Het vuur ontketend (6)
Het vuur ontketend (7)
Het vuur ontketend (8)
Het vuur ontketend (9)
Het vuur ontketend (10)