Een stokstijve

Arno (Arnohari)

‘Schat, slaap je al?’
Gemompel
‘Schat, slaap je?’
‘Nee, wat is er?’
‘Ik heb zin.’
‘Nu niet.’
‘Waarom niet? Gisteren ook al niet.’
‘Omdat daarom.’
‘En eergisteren niet. Vorige week niet. Nooit eigenlijk.’
‘Het heeft toch geen nut.’

Zo ongeveer zal een gesprek gaan op een zwoele avond in bed bij een gemiddeld paartje wandelende takken. Canadese wetenschappers hebben ontdekt dat een bepaalde soort wandelende takken al 1,5 miljoen jaar geen seks heeft. Niet dat een wandelende tak zo oud wordt – dan zou de sleur er in bed zeker wel in trekken – maar zo lang is die soort al in staat zich voort te planten zonder seks.

Ik heb zelf ook ooit wandelende takken gehad. Nouja, wandelende takken? Slenterende takken. Er zijn bejaarde toeristen in Benidorm waar meer tempo in zit. Ik heb arbeidsongeschikten sneller door een braderie zien schuifelen. Zelfs heb ik de Belastingdienst ooit sneller zien werken dan dat een wandelende tak zich voortbeweegt. Wat een saaie huisdieren.

Behalve de jongen. Ik had ooit vijf wandelende takken, gekregen van een nichtje. Die had ik mooi in een soort vissenkom met rooster erboven op de vensterbank gezet. Takje klimop erbij en ze leken gelukkig. Althans, ze klaagden niet en ik had het idee dat ze gelukkig waren. Zo gelukkig zelfs dat ze zich hadden voortgeplant. Of dat nu individueel of in gemeenschap was, weet ik niet. Misschien had ik wel de zelfbevlekkende soort. Hoe dan ook, op een dag had ik een honderdtal energieke wandelende takjes.  Omdat het rooster boven de kom niet fijnmazig genoeg was, trok dat legertje zespotige tandenstokers binnen een halve dag door de hele huiskamer. Mijn moeder was in paniek en na wat acties die wegens de wetten rond dierenwelzijn hier niet vernoemd worden (iets met een versnipperaar, meer zeg ik niet) was ik verlost van de minst boeiende huisdieren die ik ooit had.

Die beestjes zitten maar een beetje de hele dag en nacht te zitten op die takken klimop. Ze bewegen enkel als de wind de takken beweegt. In mijn vissenkom waait het dus nooit. Als dit dier een hartslag heeft, dan is er bij een hartstilstand geen defribillator nodig. Veel geduld en een hamertje moet genoeg zijn. Ooit verzon ik een marathon: Welke van mijn houterige lopers als eerste 42 kilometer afgegeleg had, kreeg een vers blad klimop. Als Harrie de Snipperaar niet ‘toevallig’ voor de deur had gestaan, duurde die marathon nog voort. Al jaren, en zonder rustdagen waarop de takkenvrouwtjes mogen komen. Dat zou toch geen effect hebben.

‘Schat, slaap je al?’
Gemompel
‘Schat, slaap je?’
‘Nee, wat is er?’
‘Ik heb zin.’
‘Nu niet.’
‘Waarom niet? Gisteren ook al niet.’
‘Omdat daarom.’
‘En eergisteren niet. Vorige week niet. Nooit eigenlijk.’
‘Zullen we het dan toch maar doen.’
‘Oké, komt-ie. Hoppa.’

‘Schat?’
‘Ja, wat is er?’
‘Schat, ik ruik rook.’
‘Shit, brand!’
‘Glijmiddel vergeten.’