Een relatieve zeikstraal

Thako (Okaht)

Geld maakt niet gelukkig. Geen geld ook niet. Twee waarheden als een koe. Maar alleen als je bulkt van het geld, kun je de waarde ervan relativeren en alleen als je straatarm bent, snap je wat het is om niets meer te hebben. Verder zijn die waarheden het vaagst, als je ergens tussen die twee uitersten in zit.

Van tijd tot tijd zie je programma's of reportages, waarin rijkelui een weekje aan de armoede mogen proeven.

Soms gaat het om een wereldster, die een weekje naar Somalië gaat, om te kijken wat er met zijn of haar riante giften gebeurt. Vaak is dat overigens meer ruiken dan proeven. Ze zullen niet snel aanschuiven bij een maaltijd, want doorgaans hebben ze 's morgens al ontbeten in het plaatselijke Hilton. De geur van armoede is echter niet te vermijden. Waar een riool ontbreekt, ruikt de hele omgeving letterlijk als een riool. Wij zijn er zo aan gewend dat wat wij lozen, in plastic, of in buizenstelsels verdwijnt, dat het onvoorstelbaar is dat al die rotzooi gewoon om ons heen blijft liggen. Er zijn krottenwijken en tentenkampen in de wereld, waar dit gewoon al vele jaren de praktijk is. Open de groene container een keer. Steek je kop er eens goed in. Goed snuiven. En stel je dan voor dat je in die lucht moet leven, slapen, je lunch moet nuttigen of zelfs de liefde moet bedrijven. Dat dus.

Andere rijken spelen een weekje armoedzaaier. In een achterstandswijk ondergaan ze alles, wat voor de plaatselijke bevolking dagelijkse praktijk is. Meestal met als doel te bepalen aan welke goede doelen ze hoeveel geld willen schenken. Veel dichter kun je niet bij de waarheid komen, als je verder niet in dezelfde situatie hoeft te leven. Je ziet er meestal ook wel oprechte emotie bij de hoofdrolspelers. Het is nog steeds niet vergelijkbaar, omdat een week zeer betrekkelijk is, als je daarna je oude leventje op kunt pakken. Maar ik ben ervan overtuigd dat dit een zeer relativerende ervaring moet zijn.

Ik schrijf dit trouwens niet als kritiek. Ik gun iedereen alle rijkdom en deze mensen nemen de moeite om ook die andere kant eens te ervaren. Daarnaast zijn ze meestal onderdeel van een charitatieve beweging, die simpelweg heel goede dingen wil doen voor de minder fortuinlijke medemens. Bewondering is één ding, maar respect is hier wel degelijk op z'n plaats.

De waarheid is simpeler, als je werkelijk niets meer hebt. Er is wel een verschil tussen niets meer hebben in Mali of dakloos zijn in Nederland, maar dat maakt voor de betrokkene niets uit. Als je in jouw samenleving zwaar onderaan de ladder staat, hoef je niet meer te vergelijken met andermans ellende. Vanaf de onderkant, is er alleen maar een weg omhoog of de voortduring van jouw ellende.

Maar in Nederland zitten velen hier dus gewoon tussenin. Of eigenlijk: de meeste Nederlanders. En daar zie je ook meteen de echte zeikerds. Zeiken over een paar tientjes minder. Zeiken over een kwartje op een pakje sigaretten of een liter benzine. Zeiken over iets meer moeite moeten doen, om dingen voor elkaar te krijgen. Zeiken op de huizenmarkt. Zeiken over een biefstuk die net niet medium is gebakken. Zeiken over de religie van iemand die ze niet eens kennen. Zeiken op een regering, die ze zelf hebben gekozen. Zeiken, zeiken, zeiken, zeiken, zeiken en nog eens zeiken!

Maar tegelijkertijd is Nederland dus het meest vrijgevige volkje ter wereld, als het om giften aan goede doelen gaat. Om dus niet zelf als een nog grotere zeikerd te boek te staan, poneer ik maar de volgende stelling:
De Nederlander: een relatieve zeikstraal.