I Got The Blues

Karel (Ton-Deuse)

Oktober 2002. Arie en ik schuimen de Jordaan af naar boeken en platen. Hij, verwoed verzamelaar van Hermans, Boon, Grünberg en Brouwers, heeft via een medische ingreep nog maar een beperkt aantal primaire behoeften. Behalve de noodzakelijke uitgaven voor zwaar Belgisch bier en onderdak voor zijn kostbare verzameling wenst hij verder geen bestedingen te doen.
‘Dat gaat allemaal van mijn boekenbudget af’
Mijn passie ligt meer bij zeldzaam vinyl van de Stones.
Op de Spiegelgracht, bij antiquariaat ‘Aenigma’, komen onze passies samen. Arie verliest zich lichterotisch in het van dichtbij besnuffelen van tengere ruggen en ik ben meteen gegrepen door de hoeveelheid Andy Warhol-kunst. Waarbij de door Warhol ontworpen en door de band gesigneerde hoes van ‘Sticky Fingers’ de eye-catcher is.

Prompt krijg ik deze Amerikaanse persing met handtekeningen van de line-up van 1971 in mijn handen gedrukt door antiquaar Eric Schneyderberg. Vergezeld van de aanbeveling: ‘Kost 2000 Euro, maar voor 1600 is ie van jou!’
In een reflex geef ik de LP terug, maar Arie komt tussenbeide en suggereert me in ieder geval een optie op koop van één maand te nemen. Nuchter stel ik vast dat ik dat geld nu niet en over een maand ook niet zal hebben. Hoezeer ik mij ook part time bekeer tot God en bidt voor de hoofdprijs in de Staatskloterij.
Niettemin word ik overgehaald om toch die optie maar te nemen. Een biertje of twee verderop ben ik dat alweer helemaal vergeten.

En terug in de werkelijkheid van alledag word ik in beslag genomen door the war of the roses - mijn op handen zijnde scheiding - maar bovenal door de dagelijkse gang naar het verpleeghuis waar mijn moeder tijdelijk verblijft. Omdat ze stamt uit een sterk geslacht, weet ik namelijk zeker dat ze zeer binnenkort weer haar intrek zal nemen in haar huisje in de Schilderswijk. Oké, ze heeft te kampen met evenwichtsstoornissen, suikerziekte en een gierend hoge bloeddruk. Maar ach, ‘kommie over de kat, dan kommie over z’n staart’, aldus haar levensfilosofie in een notendop. En zo heeft ze een heel arsenaal aan uitdrukkingen die ik samengevat ‘mijn moedertaal’ noem.
Wat voor het overige mijn optimisme voedt, is haar vitaal te noemen gekanker op het verplegend personeel. Natuurlijk, er zitten ook schatjes tussen, beaamt ze. Maar één verpleegkundige had ze weinig tactvol toegevoegd:
‘Hou je oren eens vast, dan sla ik je kop er tussen uit’

Twee november 2002. Ik zit knus met m’n jongste dochter op de bank naar de dwangbuis te kijken. De telefoon gaat: het verpleeghuis. Kort en zakelijk wordt me medegedeeld dat mijn moeder een half uur daarvoor ‘helaas’ is overleden.
Vervolgens ben ik dagen emotioneel uit het lood. En ervaar ik de diepere betekenis van vriendschap en liefde. Mijn vriendin en grote liefde van dat moment sleurt me door een week heen die bol staat van verdriet en voorbereidingen op de begrafenis.
Een indrukwekkend aantal mensen komt de laatste eer bewijzen. Twee muzikale helden uit mijn vriendenkring, Hans en Leo, brengen ingetogen prachtige vertolkingen van ‘I Shall Be Released’ en ‘O, O, Den Haag’, alvorens mijn moeders favoriet Mahalia Jackson door mijn ruggengraat gaat.
Na afloop wordt er door een hele club vrienden en vriendinnen een speciale bingo opgedragen aan Roos, zoals mijn moeder heette. Een deel van het verdriet kan ik op dat moment weglachen.

Pas dan valt me op dat Arie ontbreekt.
‘Naar een boekenbeurs in Haarlem’, schijnt ie te hebben gemompeld. Ik weet niet goed wat ik ervan moet denken. Zal wel goed zitten. 
Anderhalf uur later gaat de bel: Arie. Met het spreekwoordelijke linnentasje over de schouder dendert ie de kamer binnen en pakt z’n bagage uit. Net als ik wil uitleggen, dat ik niet echt in de stemming ben voor zeldzame werken uit de vaderlandse literatuur, haalt ie de gesigneerde ‘Sticky Fingers’ te voorschijn! Over het geld mot ik niet zeuren; dat krijgt ie wel als ik het ooit heb. Zo niet, jammer dan.

Diep in de nacht; iedereen is vertrokken. De LP heeft een ereplekkie gekregen achter een foto van mijn moeder. Links en rechts daarvan branden kaarsen. Terwijl ik het plastic tasje opvouw, waar de plaat in heeft gezeten, laat ik de gebeurtenissen van die dag aan mij voorbij komen. In het voorbijgaan lees ik: ‘Enig Ma’. Slapen kan ik niet, dit wordt een lange, lange nacht.

Ik draai kant twee van de LP. Bij het laatste nummer ‘Moonlight Mile’ blijft de naald steken. Apathisch beaam ik wat eindeloos wordt herhaald:
‘Don’t The Night Pass Slow
Don’t The Night Pass Slow’