Het vuur ontketend (2)

Johan (JohanHuiskamp)

Wasem kwam van het dak. De felle ochtendzon scheen op de zwarte pannen. Het leek wel of het dak in brand stond. De waterachtige stralen gaven het een spookachtige aanblik.
Ik moest iets gaan doen. Werk zoeken, bijvoorbeeld. Je kunt wel thuis blijven zitten, maar wat schiet je ermee op?
Mijn voordeur deed ik niet eens op slot. Op straat was het een drukte van belang. Auto’s passeerden, fietsers reden over de natte straat en voetgangers stapten driftig voor zich uit met geheven paraplu.
"Waar vind ik een baan?" vroeg ik me af. "Was het wel verstandig geweest dat ik alle ondersteuning heb afgeslagen?"

De deur van café 'De Lamme Goedzak' klemde als vanouds. Ik zette mijn schouder ertegenaan en duwde.
"Johan!" riep Rein van achter de toog. Ik stak mijn hand op. "Je hebt je weg weer hiernaartoe gevonden?"
"Het duurt niet lang meer," zei ik.
"Hoe bedoel je?"
"Ik moet mijn oude leven weer oppakken, Rein. Ik heb geld nodig."
"Dat wordt werken."
"Er zit niets anders op. Ik wil niet nog eens meemaken wat ik heb moeten doorstaan."
"Wat zoek je?"
"Geen idee. Als het maar betaalt. Heb jij niet wat voor me te doen?"
"Je weet dat het in de horeca moeilijk gaat, Johan. Op zich heb ik zat te doen, maar ik kan je niet betalen."
"Het zijn slechte tijden. Ik heb veel gemist."
"Ik weet via een vriend dat de kliniek schoonmaakpersoneel zoekt. Maar dat is niet echt iets voor jou, denk ik. Het is eerder vrouwenwerk. Probeer het eens bij de supermarkt op de hoek."
"Hebben ze daar een vacature?"
"Vast wel."

Zonder er echt bij na te denken liep ik naar de supermarkt. Het was nog vroeg en het enige volk dat er binnen was leek met dezelfde vaart weer naar buiten te willen. Alsof niemand tijd had om te doen waarvoor ze hier waren. Willekeurig allerlei producten in je mandje gooien is geen boodschappen doen; dat is inladen.
"De mensen weten niet meer wat tijd is. Dat leer je wel als je er teveel van hebt," dacht ik.

Tegen het kantoortje van de bedrijfsleider stond een bordje met daarop de tekst: 'Spiegelaars en magazijnbedienden gevraagd.' Ik klopte aan en een kerel van ergens begin dertig deed de deur open.
"Hallo." Hij nam me snel op van top tot teen. Waarschijnlijk om te beoordelen of ik een lastige klant was. "Kan ik iets voor u doen?" Zijn lach leek gemeend en aardig. Misschien iets te professioneel.
"Ik vraag me af of de vacature nog open staat en wat voor werk het betreft." Met een knik naar het bordje maakte ik duidelijk wat ik bedoelde. Mijn raadgever had me verteld dat ik niet te nors en eenzelvig moest zijn, dus voegde ik er aan toe dat de functie me leuk leek. En dat ik niet wist wat spiegelen was.
"Ah, dan kom je vast voor de magazijnbediende." Het viel me meteen op dat ik binnen een enkele zin van 'u' naar 'je' was verworden. Het zou wel te maken hebben met gezagsverhoudingen en dergelijke. Die dingen snapte ik toch al niet, dus ik stoorde me er ook maar niet aan.
"Ja, ik ben een harde werker en ik vind geen enkele klus vervelend."
Hij nam me weer op. Dit keer keurender. "Kom even binnen, dan krijg je van mij een kop koffie en dan hebben we het erover."
Aan het tafeltje had ik goed zicht op de hele winkel. De bedrijfsleider - het bordje op zijn bureau zei me dat hij 'districts manager' was - ging door een andere deur en liet me alleen. In de winkel zag ik twee kassameisjes en een aantal ouderen. De meisjes verveelden zich en de bejaarden bekeken producten.

- en vol van zweet. "Ik heb dat ouwe kutwijf een mes onder d'r neus gedouwd. Moest je 's horen hoe ze schreeuwde. Ze verzette zich niet eens. Weet jij dat je niet eens hard hoeft te duwen als je de punt van een scherp mes door een buikwand heen wilt drukken?" Franco vertelde. Hoe meer details hij prijsgaf, hoe meer de bobbel in zijn broek groeide. Hij deed geen enkele moeite om zijn opwinding te verbergen. Elke keer zei ik in mijn hoofd hetzelfde zinnetje als hij zijn verhaal in geuren en kleuren deed: "Ook hij gaat een keer dood, ook hij gaat een keer dood, ook hij gaat een keer dood ..." En toch had -

De manager keerde terug met koffie en een formulier. Na wat uitleg over de functie, het salaris en een proeftijd, vroeg hij me naar mijn beweegredenen om te solliciteren. Ik hoefde hem niks te vertellen over mijn verleden, maar wilde niet op verkeerde voet beginnen. Het gesprek liep vlotjes en was bijna prettig te noemen.
"Ach, ik ben een man met nogal wat bagage. Dat betekent dat ik veel heb meegemaakt en overal en nergens heb gezeten. Deze baan lijkt me een goed begin om me hier in de buurt te settelen. Om zo een nieuw leven op te bouwen. Met een schone lei beginnen, noemen ze dat." Met een lachje knikte ik naar het pas schoongemaakte whiteboard in de kamer.
Het gezicht van de man betrok. Je kon zien dat hij popelde om te vragen wat 'mijn verleden' zoal inhield, maar hij deed het niet. Ik zou hem rustig van alles hebben verteld verteld; het kon me niks boeien. Als hij het hier niet mee kon doen, dan ging ik wel verder. Klootzakjes zoals hij hebben niks meegemaakt.
"Nou, het gaat me niet om 's mans verleden, zei mijn vader altijd, maar om zijn inborst." Hij stak zijn hand uit naar me. "En mijn vader heeft deze zaak groot gemaakt. Welkom bij onze club."
Ik schudde de hand en had een baan. Zomaar. De volgende dag om half acht moest ik me melden bij Ton, de magazijnmanager.

- wit weggetrokken. De aders in zijn ogen zijn rood. Knalrood. Zie ik het nu goed? Loopt er een straaltje sputum uit zijn mondhoek? Franco wrijft zijn handen. De engel staat nietsvermoedend in een hoek van de doucheruimte. Het licht is beduimeld. Van de zes peertjes schijnen er nog maar twee. De engel draait zijn naakte lichaam met zijn rug naar Franco. Ik weet wat er gaat komen. Weg moet ik voordat -

Op weg naar buiten hoorde ik de klaterende lach van een van de kassameisjes. Ik keek om en zag dat ze verleidelijk haar hoofd in haar nek gooide, zwaaiend met haar pijpenkrullen. Echt zo'n aangeleerd maniertje om de jongens op te geilen. De tatoeage in haar nek maakte me blind van razernij. Waarom doen die grietjes dat toch? Ik voelde mijn hand samentrekken, maar ik werd afgeleid. Ik hoorde de zwerver bij de deur.
"Hé man, ik snap het wel." Had hij het tegen mij? Hij knikte naar de kassa's. "Die grietjes, godverdomme..." En alsof er verder niks aan de hand was, keek hij langs me heen.
"Huh? Zei je wat?" Maar er kwam geen woord meer uit de man.
"Wat een kloterij allemaal," mompelde ik. Om niet meteen de indruk te wekken dat ik een half afgeschreven alcoholist zou zijn, ging ik naar een andere supermarkt om een kratje bier en wat te eten te halen. Thuis dronk ik in stilte tot het licht uitging.
"Hoe zou het zijn met die zwerver in het steegje naast de winkel?" was mijn laatste gedachte. "Hoe zou die het hebben vannacht?" Vanaf toen wist ik niets meer.

De volgende dag kwam ik aan bij de supermarkt. Het was er een drukte van belang. Ik had dat niet verwacht. Er stonden verschillende politieauto's en een deel van de steeg was afgezet met lint.
"Let er maar niet teveel op, Johan." Een man kwam met uitgestoken hand naar me toe. "Ik ben Ton. Welkom. De drukte buiten zal zo wel over gaan en dan hebben we genoeg te doen."
De rest van de dag merkte ik weinig van de consternatie buiten. Toen ik klaar was met werken, was alles weer als vanouds. Alleen de zwerver was verdwenen. Ik had hard gewerkt en voelde mijn lijf. De mensen in het magazijn hadden eerst vreemd naar me gekeken tot ze me zagen pezen. Toen snapten ze wel wat ze aan me hadden.

Ik sloeg de weg in naar 'De Lamme Goedzak'. De deur klemde als vanouds, maar het kon me niet stoppen. Om meerdere redenen had ik een biertje wel verdiend, dacht ik zo. Het enige waar ik aan moest blijven denken was die zwerver. Die arme zwerver.

Het vuur ontketend (1)