Plat Haags - Geen talent

Tim (TheGrandWazoo)

 

Hallo Driek,

En fijne dag gehad in Amsterdam? Hebben alle provincialen weer een enorme berg rotzooi achtergelaten? Mooi zo!

Ze kwam, ze zag en ging weer. Koninginnedag zoals altijd. In Thorn stonden slechts zesduizend man langs de kant. Limburg heeft niet veel met het koningshuis. Dat zit in de katholieke genen van ons. Toch zat ik tv te kijken en ik verbaasde me eigenlijk over Thorn. Ik ben er al jaren niet meer geweest maar ik herkende meteen de maaskeien, de witte huizen en de koninklijke harmonie. Die prachtige bronzen klanken van de blaasinstrumenten, het rollende geluid van de percussie, de donderslagen van de pauken. Een man op tv vertelde; 'ieder kind is hier opgegroeid met de harmonie. Ieder gezin heeft wel iemand die op zondagochtend boven op een zolderkamertje de stukken oefent voor de harmonie.'

In de zomer van negentienzesentachtig nam mijn vader me mee naar het voetbalveld. Het was warm die dag en ik mocht mijn broek 'met korte beentjes' aan. Op het voetbalveld zag ik dit keer geen net iets te dikke voetballers smekend om water (bier), maar nog veel grotere idioten in dikke militaire pakken. Hun hoofden waren rood en vol dikke zweetdruppels. Ze liepen allemaal in een rij, strak en geconcentreerd, achter elkaar. Voor hun dikke buiken hadden ze een trommel gespannen. De stokken hielden ze gekruist voor zich. De groep schoot plots uitelkaar. Er werden rijen gevormd. Het ging allemaal heel snel, maar zo vreselijk soepel dat ik maar niet begreep hoe ze dat allemaal van elkaar wisten. Er stonden nu drie rijen mannen met trommels. Één iemand had een vlag bij zich. Hij draaide zich om naar het publiek, blies op een fluit en stak de vlag parmantig in de lucht. De mannen met rode hoofden en dikke zweetdruppels lieten hun drumstokken op het strakgespannen drumvel vallen. Het klonk als een rollende steen die eenzaam van een berg werd weggerold. Het kabbelde voort en voort. Ik zag een man met een veel dikkere trom van achteren naar rij twee lopen. Het was een smal kereltje, hij kon de trom amper voor zich houden. Hij stroopte zijn mouwen een beetje op en begon tegen het rollende geluid van de trommels heen te beuken. Precies in de maat. Soms werd het geluid onderbroken door kleine tikjes op hout. Een klakkend geluid. Een rust moment voordat het scherpe rollende geluid weer klonk. Thuis gekomen had ik al van een ketel een trommel gemaakt. Zwaaiend met een pollepel op de ketel stuiterde ik door het hele huis. Ik was er zeker van. Later zou ik ook met een dik rood hoofd in de maat lopen en het meest fantastische geluid produceren. Het geluid van de 'snare-drum'.

Jaren gingen voorbij en de pollepel en de ketel lagen weer veilig in het keukenkastje van mijn moeder. Toch moest ik overal op drummen. Een hele collectie potloden ging eraan doordat ik overal op sloeg. Volgens mijn moeder had ik talent. En op mijn tiende verjaardag was het dan eindelijk zover. Ik kreeg een echte trom. Kon het haast niet geloven. Ik liet de stokken heel voorzichtig op het strakgespannen vel vallen, sloot mijn ogen en zag hetzelfde schouwspel van enkele jaren terug op het voetbalveld weer voor me. Ik drumde met ze mee. Ik stond ook in die rij. Wat een gelukzalig gevoel.

Maar na enkele maanden werd mijn moeder het a-ritmisch gebeuk een beetje zat. Natuurlijk, ik had talent. Zolang ik maar drumde met potloden of pennen. De klank van een snare-drum klinkt schel en was nogal aanwezig in huis. Ik moest op drumles.

De drumleraar was iemand die ik slecht kon verstaan. Hij kwam uit het diepe zuiden van Limburg en ik bespeurde heel wat Duitse klanken. Zijn handen zaten onder het eczeem. Het drumlokaal bevond zich achter in een kroeg waar iedere dag dezelfde mensen met dikke rode neuzen kwamen. Het rook er muf. Ik verheugde mij zeer op de eerste les. De drumleraar vertelde mij dat ik heel even moest wachten. Hij moest nog even met een andere leerling wat stukken doornemen. Hij bestelde een flesje cola voor mij. Ik zat aan de bar. De barvrouw had geen zin om met me te praten en ging op de hoek van de toog zitten en sloeg de krant open. Het tikken van de klok klonk hard. Maar ritmisch. De leerling die voor me zat, leek precies met het tikken van de klok mee te drummen. Weer hoorde ik dat rollend geluid. Na tien minuten werd ik bij de leraar geroepen. De jongen die voor me zat was zijn trom al aan het inpakken. De man met eczeem bracht me naar een andere trommel. Een plastic ding. De komende tijd zou ik hier op oefenen. Wat een teleurstelling! Deze trom klonk dof en naar niks. Een armoedig trommeltje vond ik het. Waarom mocht die jongen net wél op een echte trommel slaan? De leraar legde uit dat wanneer ik net zo goed zou zijn als hem, ik dan ook op zo'n trommel mocht spelen. Zijn vieze eczeemhanden deden voor wat ik na moest doen.

Ik heb dat een half jaar volgehouden. En net op het moment dat ik er de brui aan wilde geven kwam de leraar met een geweldig voorstel. Iemand was ziek geworden bij een harmonie in Thorn en ze zochten nog een tamboer. Hij was eerlijk en wist niet zeker of ik er helemaal klaar voor was, maar ik kon het in elk geval proberen. Ineens leek alles weer mooi. De kroeg rook niet muf meer, het eczeem op zijn handen viel eigenlijk wel mee en de spruitjes die ik 's avonds thuis ging eten smaakten opeens goddelijk. Ik mocht meedrummen met een echt orkest!

Tijdens de eerste repetitie van de harmonie van Thorn stond ik wat verloren tussen al die grote jongens die thuis allang niet meer oefenden op een plastic trommeltje. Ik was de jongste en de dirigent was niet het zonnetje in huis. Het was nu slechts enkele weken voor de uitvoering en er zat haast bij. Hij dulde geen grapjes tijdens de repetitie, tikte af en vloekte en tierde naar iedereen die ernaast zat. Uiteindelijk was het mijn beurt. Het orkest speelde en ik probeerde kalm de noten in mijn schrift te volgen. Ik hoorde echter geen rollend geluid zoals toen op het voetbalveld. Het was een zeer onaagenaam geluid. Het ging nergens naar toe en bleef steeks steken. Ik had even nodig om in de gaten te krijgen dat het mijn schuld was. De rest van de trommelaars keken me raar aan. 'Heb je niet geoefend', slisten ze. Ik wilde het ze uitleggen dat ik op het laatste moment moest invallen en dat ik nog geen noot gezien had van het stuk. De dirigent was onverbiddelijk. Opnieuw. Weer probeerde ik de noten te volgen. Ik hield het niet meer bij, sloeg zelfs complete momenten over. De dirigent wist weer alles stop te zetten, liep naar me toe, en bulderde dat ik dan maar op de grote trom moest slaan. De man van de grote trom zou mijn partijen dan weer overnemen. Ik begreep er niets van! Op de grote trom slaan? Dat was een traktatie, slechts voor enkele mensen weggelegd. Maar ik had het toch helemaal verkeerd gedaan? De man van de grote trom nam plaats achter mijn snare-drum en ik nam plaats achter een gigantische trom. Weer die rare blikken van andere percussionisten. Ik bekeek het notenschrift voor de dikke trom. Rust, rust, rust, rust, rust...ik sloeg een bladzijde om. Rust, rust, rust, rust, tik! Rust, rust, rust, tik!

Ik hoefde niets te doen! Twee keer een ferme tik uitdelen en dat was het dan. Het orkest begon weer te spelen. Ik sloot mijn ogen en dacht terug aan die middag op het voetbalveld en aan het mooiste geluid ooit. Natuurlijk miste ik de tikken voor de dikke trom. De dirigent schreeuwde me wakker. De volgende repetitie kwam ik niet meer opdagen.

De koningin genoot zichtbaar van de muziek in Thorn afgelopen zaterdag. Ik had daar tussen kunnen staan. Misschien had ik zelfs met haar kunnen flirten als ik weer een partij had met zoveel rust.

Zeker, Limburgers en de harmonie zijn onlosmakelijk verbonden met elkaar. Maar niet iedere Limburger heeft talent.