Oermannen en echte liefde

judith (Judelief)

Soms wordt een mens opeens aangenaam verrast door de goedheid van één der medemensen. Het overkwam mij deze week weer eens. Zoals zo vaak was ik hopeloos verdwaald in een mij onbekende plaats. In Zwolle dit keer. De stad die ooit enigszins spottend werd bezongen door Van Kooten en De Bie.  Nu heb ik persoonlijk niets tegen deze best gezellige provinciestad. Maar verdwalen is nergens leuk en Zwolle vormt daarop geen uitzondering.

In blinde paniek wierp ik mij daarom voor de voeten van de eerste de beste man die ik tegenkwam. Groot was hij. En stoer. Met tatoeages, oorbellen en een ruige baard. Type ruwe bolster, zeg maar. En met oprecht blanke pit, zoals hij onmiddellijk bewees: ‘ach wijfie weet je wat? Rij maar achter mij aan. Ik breng je er wel even naar toe.’ En dat deed hij, terwijl hij zelf de andere kant op moest. Ontroerd en dankbaar zwaaide ik hem na.

Alle emancipatie ten spijt: ik ben dol op stoere mannen. Ze doen mijn hart sneller kloppen. Ik  vermoed al dan niet terecht dat ze me kunnen redden van god mag weten wat. Ik wil me in hun gespierde armen werpen. Waar ik voor altijd veilig ben. Omdat mij niets overkomen zal. Niet zolang hij in de buurt is.

Het gelukkige toeval wil dat ik er één gevonden heb. Een oerman. Gelukzalig en vol vertrouwen klem ik me aan hem vast achterop de motor. Die hij heeft natuurlijk. Dat kan niet missen. Glimlachend bekijk ik de enorme hoeveelheid hout in zijn tuin. Door hemzelf gezaagd en gehakt. Of hoe dat ook moge heten in bosbouwtermen.  Ik heb geen flauw idee wat er precies moet gebeuren om van boom tot kachel te komen. Daar hou ik me bij voorkeur verre van. Maar hij weet dat soort dingen. Van nature lijkt het wel.

Afgelopen weekend hadden mijn oerman en ik besloten om een avondje romantisch te barbecueën aan onze geliefde IJssel. Hapjes, drankjes, glazen, bestek: aan alles hadden wij gedacht. Behalve aan de barbecue. Beetje jammer inderdaad, om maar eens een understatement te gebruiken. Ik zag het  lekkere eten al aan mijn verwende neusje voorbij gaan. Voor manlief was dit  echter het moment om te laten zien uit welk oerhout hij gesneden is. Hij bouwde van stenen eigenhandig en zonder zeuren een heuse barbecue. En zo werd het vlees gaar en de romantische avond gered. Mij bekroop slechts één gedachte bij het zien van zo veel mannelijkheid: laat deze stoere held mij grommend  en zonder pardon meesleuren naar de ondoorgrondelijke gangen van zijn grot.

De eerlijkheid gebiedt mij wel om te zeggen dat mijn ogenschijnlijk retroseksuele geliefde een aantal verborgen, maar reuze handige vrouwelijke trekjes heeft. Hij kookt de heerlijkste gerechten. Smeert  ’s ochtends bammetjes voor mij en mijn bloedjes. Stopt steevast een verrassing in mijn tas en draait voor het huishouden zijn hand niet om. Het is wonderbaarlijk eigenlijk. Hij heeft gewoon het beste van twee werelden. Hier spreekt een gelukkig meisje. Ik kan er niets anders van maken.

Met de schrijverij wilde het inmiddels beduidend minder vlotten. Snakkend naar wat geestelijke steun en een enkele veer in mijn bips, liet ik deze column alvast aan een vriendin lezen. Om van een koude kermis thuis te komen. Ze lachte me vierkant uit. Gierend vertelde ze dat dit verhaal precies zo verliep als onze gesprekken de laatste tijd. Dat we kunnen beginnen over de metaalindustrie, honden, de zin van het leven of wat dan ook. Het maakt allemaal niet uit. Heel handig weet ik bij elk onderwerp een link te vinden naar Hem Die Ik Liefheb.

Hoogst irritant. Ik weet het maar al te goed. Maar het is sterker dan ik zelf ben. Misschien is dit het moment om toe te geven dat ik gewoon verliefd ben. En dientengevolge tijdelijk ontoerekeningsvatbaar. Mocht u dus wat moe worden van mijn lyrisch geleuter, dan vraag ik uw begrip. Het komt goed. Op een dag zal ik weer helder denken. Maar nu nog even niet. Ik geniet nog te veel van het zweven.