Vet of vaag?

Petra (peets)

“Mam, zo ging je toch niet echt naar school, hè?” informeert mijn dochter bezorgd tussen de lachsalvo’s door. We bekijken wat foto’s uit mijn middelbare schooltijd. Op de foto staat een vrolijk poserende tiener met een hoog model spijkerbroek (ontlokt de eerste “brrrr”) met ballonpijpen (“vaag”), een kort kleurig jasje met schoudervullingen (“clownsjasje”) en blond gepermanent haar mét krulletjespony ( rolt van de bank). “In die tijd was dat anders helemaal in, hoor”, probeer ik nog. Maar ach, het is tegen dovemansoren gezegd. Hoe jong ik ook nog was op deze foto, voor haar oogt het geheel hopeloos ouderwets. En als ik heel eerlijk ben, flatteerde de outfit me ook niet bepaald. Toch weet ik nog precies hoe geweldig ik me toen voelde. De betreffende foto is genomen op een feestje. HIJ zou ook komen. Ik had mijn alleraller-leukste kleren aangetrokken, toevallig eens geen puistjes op onfortuinlijke  plekjes en mijn haar zat ook nog eens precies zoals ik hoopte. Vol zelfvertrouwen bewoog ik me door het feestgedruis met HEM. In een clownsjasje.

Ik herinner me wel dat ik op dezelfde manier naar foto’s van mijn ouders keek. Mijn moeder in rechte mouwloze jurkjes met een lage taille en echte damesschoenen, mijn vader met een grote kuif en een donkere hoornen bril op. Ik lag tussen hen in op een mosgroene ( inmiddels verheven tot retro) bank; een blakende baby gehuld in roze plissé. Zo tuttig zou ik er nóóit uit gaan zien, nam ik me heilig voor, al puberend in mijn modieuze donkere spijkerbroek met witte bies. Maar inmiddels loop ik ook in ‘dat soort’ jurkjes en heb een repertoire aan damesschoenen in de kast staan. Zélfs enkele exemplaren die mijn dochters wel ‘vet’ vinden. Nou ja, voor een moeder dan.

Een doorgewinterde fashionista ben ik nooit geweest, meer de lightversion. Ik laat anderen altijd ruimschoots voorgaan, voor ik me aan een nieuwigheidje waag. De inhoud van mijn kledingkast bestaat uit een allegaartje aan kledingstukken die inzetbaar zijn voor alle gelegenheden en daarnaast hangt nog een handjevol gelegenheidskleding. De helft draag ik graag en regelmatig, de andere helft bestaat voornamelijk uit impulsaankopen die het op de pop in de winkel net iets leuker doen dan op mij.  Het voordeel van wonen in een dorp is dat het dan toch nog lijkt of je redelijk modebewust bent. Het gros volgt nog later of gewoon helemaal niet.  ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ is het dorpelingendevies. Heerlijk toch? Pas als ik me als provinciaaltje in de grote stad begeef, word ik me bewust van mijn net-niet-helemaal-meer-trendy-status. 

Maar deze zomer ga ik menigeen verrassen; het hangt nog niet eens in de winkels en ik heb het al! Sterker nog…ik draag het al. Of eerlijk gezegd ; ik draag het nóg. Oké, misschien net een beetje anders dan de herziende versie, maar een kniesoor die daar op let. De broek met wijde pijpen gaat dit seizoen namelijk zijn langverwachte comeback beleven. Je weet wel, die broeken uit de jaren zeventig die vanaf de pijp wijd uitlopen. Bij mij is ie altijd favoriet gebleven. Dus eigenlijk loop ik al die jaren helemaal niet achter de modefeiten aan, maar juist voorop; nóg-net-niet-trendy. Houd mij in de gaten, ik ben een nog onontdekt stijlicoon!