Heulen met de vijand

Petra (peets)

In het kader van de Boekenweek besprak Sanne Vogel afgelopen donderdag in DWDD het boek ’Als  slachtoffers daders worden’ van Koos Groen. Ze vertelde veel compassie te voelen voor slachtoffers. Maar ze erkende ook een  fascinatie voor het ‘waarom’ van de daders. Ze heeft medelijden met hen: ‘Je zou tenslotte maar zo zijn, dat je empathie zo gering is dat je anderen ‘dat’ aan kunt doen. Met als gevolg dat je door iedereen wordt verguisd en gehaat.’

Ze sloot daarbij aan bij het thema dat de laatste tijd steeds terugkeert in mijn gedachten; de goedheid en de slechtheid in de mens. Mijn mensbeeld gaat uit van het goede en de veerkracht van mensen. Wat niet wegneemt dat ik me ervan bewust ben dat er in elk mens naast het goede ook het kwade huist. Ook wat mijzelf betreft, maak ik me geen illusies. Doorgaans sta ik vrij zachtmoedig en weldenkend in het leven, zet echter het mes op de keel van mijn kinderen en ik sta niet voor mezelf in. Extreme omstandigheden kunnen het slechtste in ons boven halen. Volgens mij kan niemand voorspellen, hoe hij/zij in zo’n situatie zal handelen. Best een beangstigende gedachte. Maar de meeste misdaden gebeuren helemaal niet onder de druk van zulke extreme omstandigheden. Waarom dan wel?


Net als Sanne voel ik sterk de behoefte om ‘slechtheid’ te kunnen begrijpen. Niet om het te rechtvaardigen, maar om het te kunnen verklaren. Vaak genoeg vind ik een ‘plausibele’ verklaring in een onfortuinlijke combinatie van aanleg, keuzes en omgevingsfactoren. Traumatische jeugdervaringen, financiële malaise, verkeerde vrienden, psychische problemen en noem ze maar op. Daarnaast spelen groepsdynamieken een rol. Empathie is selectief en kan sterk gericht zijn op de groep waartoe iemand behoort, ook als die groep maatschappelijk gezien weinig goeds in de zin heeft.


Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat misdadig gedrag ook een biologische oorsprong kan hebben. Veel criminelen blijken aantoonbare afwijkingen in de amygdala te hebben, het deel van de hersenen waar onze emoties zetelen. De hechting, de gewetensfunctie en het gevoel van empathie zijn onderontwikkeld wat kan leiden tot een antisociale persoonlijkheidsstoornis( ASP). Neem nou Joran van der Sloot. Hij is gevaarlijk en heeft gruwelijke moorden gepleegd. Ik vraag me oprecht af of hij ooit het vermogen heeft gehad een scheidslijn aan te brengen tussen goed en kwaad. Was hij in staat tot het maken van andere keuzes? Toch is het niet zo dat iedereen met deze biologische stoornis een criminele toekomst tegemoet gaat. Het is dus geen onomkeerbaar lot, maar ook hier blijkbaar een kwestie van onderkenning, gunstige omgevingsfactoren en/of een intrinsieke kracht en motivatie om niet de verkeerde kant op te gaan. Ook genetische aanleg is dus niet bepalend, maar wel een extra risicofactor.


Daarmee blijft de vraag staan of ieder mens onder alle omstandigheden het vermogen heeft om zelf te kiezen wat voor soort mens hij/zij wil zijn en dus altijd in staat is om het kwade in het goede om te buigen. Ik betwijfel het. Net zozeer als dat ik het betwijfel dat de weg naar het kwade een bewuste keuze is. Intellect speelt hierbij  ook een rol. Om weloverwogen keuzes te kunnen maken moet je in staat zijn tot afwegen,  reflecteren en het kunnen redeneren in termen van oorzaak en gevolg. De een is beter dan de ander in staat om drogredeneringen te doorzien die kunnen leiden tot slechte daden. Dat is een stukje aanleg, maar ook weer afhankelijk van ontwikkeling, dus omgevingsfactoren.


Stukje bij beetje kom ik er achter waarom ik naar verklaringen voor misdadig gedrag zoek. Ik kan blijkbaar niet accepteren dat er mensen bestaan die zonder aanleiding bewust slechtheid naleven. Ik houd met het verklaren dus eigenlijk mijn mensbeeld kloppend door te blijven stellen dat de mens wel goed is, maar dat omstandigheden ertoe kunnen leiden dat iemand tot criminele activiteiten komt. Dat ze als slachtoffer van de omstandigheden tot dader zijn geworden. Natuurlijk veroordeel ik zeker hun daden, maar tegelijkertijd betreur ik het ook dat hun leven zo verlopen is.


Dat roept tegelijkertijd de vraag op of mijn mensbeeld wel reël is. Bij ieder mens zijn er allerlei factoren werkzaam die tot slechte daden kunnen leiden. Iedereen is uiteindelijk de speelbal van zijn eigen aanleg, omstandigheden of een combinatie van beide. Het doorslaan van de weegschaal naar goed of kwaad is van veel factoren afhankelijk. Het is dus eigenlijk vooral een kwestie van voorkeur of je uitgaat van een mens die in wezen goed is of juist eerder tot het kwade geneigd. Ik blijf bij mijn uitgangspunt dat de grondhouding van mensen, de basis, goed is. En dat het slechte, de keerzijde, een verklaring behoeft. En niet andersom.