Leg dat maar eens uit

Esther (Estherschrijft)

Ons moeder is ’t zonneke in huis, ze schènt heel d’n dag. De Brabanders onder ons snappen gelijk de humor van deze woordspeling in dialect. Voor de rest zal ik ‘m even uitleggen. Schènt is de Brabantse versie van schijnt. Daarnaast betekent schènen ook nog schelden. De grap is dus dat ons moeder eigenlijk loopt te schelden. Minder hè, als je ‘m uit moet leggen. Zo is dat nou ook met carnaval.

Brabanders en Limburgers worden geboren met een natuurlijk gevoel voor carnaval. Het hossen zit ons in het bloed. Van jongs af aan reageren we op ‘En nou die hendjes de lucht in’ en rollen we in berenpakjes over vloeren van patronaatsgebouwen. Op school doen we het er gewoon bij, als een soort extra vak dat bij wijze van korte cursus in het vroege voorjaar voorbijkomt. Lekker lallen, verkleden, schminken en versieren in groepsverband. Ieder jaar met een iets hogere moeilijkheidsgraad, waarbij vooral het versieren een belangrijke betekenisverschuiving ondergaat. En dat is hartstikke lollig. Maar hoe leg je dat nou uit?

Voor de echte carnavaller is het veel meer dan die vier dagen losgaan. Het is een lifestyle die het hele jaar gecultiveerd wordt. Echte carnavalsvierders zijn lid van een carnavalsvereniging. Ze denken na over nieuwe carnavalshits, ontwerpen carnavalspakken en bouwen carnavalswagens. Ze doen aan ‘De elfde van de elfde’ en ‘Halfvasten’. Ze repeteren, vergaderen en organiseren. En dat is veel werk, heel veel werk, het hele jaar door, met als apotheose carnaval. En dat mag dan ook wel eens een keer. Vier dagen lang geen gezeik, gedoe en geleuter. Wel veel lachen, lallen en losgaan. De boog kan niet altijd gespannen staan. Maar het blijft moeilijk uit te leggen.

Om nou echt even van al dat serieuze af te zijn, dragen de burgemeesters van de Brabantse en Limburgse gemeentes hun sleutels over aan de carnavalsprinsen. Dan wordt Breda Kielegat, Eindhoven Lampegat, Den Bosch Oeteldonk, Tilburg Kruikenstad en zo kan ik nog wel even doorgaan. Dan kruipen ze weer uit hun schulp, die Kaaiendonkers, Ballefrutters, Knollevreters en ander plaatselijk carnavalsgespuis. Dan kriebelt de hoempapa weer langs de liezen naar boven en het bier langs de huig naar binnen, zijn de straten gevuld van opstoeten en dwèlers. Nog een paar dagen en dan is het zo ver. ‘Ja ja, ik voel het al, het is weer carnaval!’. En hoe dat voelt, dat valt gewoon niet uit te leggen.

Carnaval, je hebt het of je hebt het niet. Het zit in je genen. En eigenlijk hebben we dat carnavalsgen allemaal. Het moet alleen een beetje gevoed worden. Doe je dat niet, dan sterft het af.

Als geboren en getogen Brabantse, als rasechte Kruik, zit ik dit weekend in de sauna. Lekker warm en lekker rustig. En maandag gewoon weer aan de slag. Gevalletje sterk ondervoed carnavalsgen. Ach, dat leg ik nog wel eens een keer uit.