Haastige spoed

RedactieColumns

Alpeko stuurde via de submit de volgende column in:

Dinsdagmiddag, het einde van another day at the office stap ik mijn auto in op weg naar huis. Het is niet dat ik me op mijn werk niet thuis voel, maar thuis voel ik me toch nog wat meer thuis. Het heet niet voor niets thuis. Anders heette het kantoor wel thuis en thuis mijn kantoor. Net als zo ongeveer heel Nederland wil ik zo snel mogelijk thuiskomen. En dan bedoel ik niet dat ik de maximumsnelheden oprek, maar wel een beetje doorrijden. Met als gevolg dat je je kapot ergert aan iemand die 40 in de bebouwde kom wel hard genoeg vindt. Of iemand die na een rotonde zo langzaam optrekt dat bij het naderen van de volgende rotonde net de 30 is aangetikt. Of net zo erg, iemand die zonder het aangeven van richting de rotonde verlaat waardoor je voor niets enkele druppels van je kostbare brandstof hebt omgezet in warmte. Nu is warmte in de winter best aangenaam, maar wel graag in de auto en niet in mijn remschijven. Zeker niet als het onnodig is. Uiteraard rem ik met alle plezier wanneer dat wel nodig is.

Een gejaagd gevoel maakt zich van me meester in die 35 km die resten tussen kantoor en huis. Doodzonde natuurlijk, maar hoe maak je jezelf wijs dat die enkele minuutjes die je verliest aan andermans relaxte rijstijl verwaarloosbaar zijn? Met hetzelfde gemak sta ik 's avonds datzelfde aantal minuutjes gerieflijk onder de warme douche terwijl iedere porie al lang en breed schoon is en langzaam verzadigd begint te raken met water. Zo kom ik ook aan mijn broodnodige ontspanmomentje maar wat heb je daar aan als dat ontspanmoment je een dik halfuur aan verkeersstress heeft gekost?

Ik ben me er volkomen van bewust dat het zinloos is om me te ergeren aan de sufheid van de medeweggebruikers. Toch lukt het mij niet om na een drukke dag op kantoor ontspannen naar huis te rijden. Gelukkig lukt anderen het wel om mij dit aan mijn verstand te brengen!

Die dinsdag zie ik de motorkap van de Opel achter me steeds verder verdwijnen in mijn achteruitkijkspiegel. In de dan niet verdwijnen in de verte, maar verdwijnen in waar ongeveer mijn kofferbak begint. Een klever. Ik werp een blik op mijn snelheidsmeter. De naald hangt net ergens boven de 30. Zonder te bewegen. Cruisecontrol. De auto's voor me rijden iets van me weg. Ik ben hier bekend, rijd er dagelijks maar werp toch nog even een blik op een groot rond bord met een rode rand langs de zijkant van de weg. 30. Winkelend publiek, een hoop zebrapaden en seniorenwoningen langs de weg. Logisch. Ik stel de cruisecontrol nog wat verder naar beneden af zodat de naald doodstil blijven hangen op exact 30 kilometer per uur. Ik betrap mezelf er vaak ook op dat ik het volume in de auto graag op mooie getallen zet; 10 is mooier dan 9 of 11. Zal wel een tik zijn. Vlakbij mijn huis staat zo'n bord dat huilt of lacht bij de snelheid die je rijdt. Ik probeer altijd om het bord te laten lachen en mezelf te laten juichen door het bord exact 50 te laten aangeven. Dat is nog verdomd lastig trouwens.

Terug naar de situatie op de weg want er was net iets historisch gebeurd. Ik minderde vaart. Waarom? Omdat iemand achter me mij probeerde op te jagen. Na de 30-kilometerzone voerde ik de snelheid op tot 50 en de Opel achter me sloot weer snel aan. De auto sloeg net als ik rechtsaf in de richting van de N285. Dat stuk is in de spits redelijk druk en je rijdt er van verkeerslicht naar verkeerslicht. Te hard rijden is daar sowieso zinloos tijdens de spits want des te harder moet je weer afremmen. Nog steeds reed die Opel achter me alsof ik een aanhangwagen aan mijn auto had gekoppeld. Het einde van de bebouwde kom was in zicht. Terwijl ik de snelheid, nog voor het officiële einde van de bebouwde kom, langzaam verhoogde richting de 80 is het de auto achter me te veel geworden. Hij pakt de busbaan links van me, haalt mij in en propt hem tussen mij en mijn voorganger in. Om vervolgens achter een nieuwe auto te gaan hangen. Jawel, een auto die net zo hard reed als ik. Zinloos. Ja, hij kijkt niet meer tegen mijn kont aan maar tegen een andere. Afwisselend, dat wel! Maar tijdswinst? Nee! Want twee kilometer verderop haal ik hem bij de verkeerslichten, waar ik linksaf ga en hij rechtdoor, in. Soms heb je gewoon even iemand nodig die zich nog zinlozer drukt maakt dan jijzelf. Ik word in ieder een stuk rustiger wanneer ik iemand zie die zich nog veel drukker maakt dan ik zelf doen. Wanneer ik me er weer op betrap me op te winden over iemand voor me die naar mijn mening niet voldoende doorrijdt, beeld ik me wel een auto in die zich in achteruitkijkspiegel steeds groter maakt.