Schiet mij maar dood

Soltd (Wouter)

Veel mensen hebben een goede relatie met hun ouders, sommigen een slechte. Tot vlak voor beider dood had ik een slechte relatie met mijn ouders, maar bij het naderen van de dood is het allemaal goed gekomen. Maar wat nu als zij plotseling waren overleden? Door middel van een verkeersongeluk bijvoorbeeld, of misschien een hartstilstand. Dan had ik toch altijd een schuldgevoel gehad, denk ik.

Omdat bij bejaarden de kans om te sterven groter is, probeer ik bij hen extra aardig te zijn. Om oude bekenden eens op te zoeken, ging ik afgelopen zaterdag naar het bejaardentehuis. Niet geheel uit liefdadigheid, ook een klein beetje vanwege eigenbelang. Een kennis en ik gingen namens een plaatselijke stichting, met in het vooruitzicht een doosje Merci. Een lucratieve overeenkoms in ruil voor veertien fruitbakjes bezorgen.

Gisteren, vrijdag, gingen we ernaartoe. Binnengekomen stalen we een rollende koffietafel en gingen op pad. Ik ben me rot geschrokken; wat ik daar zag zal ik niet meer vergeten.

We kloppen aan bij de eerste kamer, niemand doet open. We besluiten onszelf binnen te laten en kijken elkaar aan: een oude, verrimpelde vrouw ligt te slapen. Woeps, snel weer weg. De volgende kamer dan: weer doet niemand open. We lopen toch naar binnen en weer ligt er iemand in bed. Ze haalt nauwelijks adem. Plotseling doet ze haar ogen open en begroet ons. We maken een praatje, geven het bakje en gaan weer weg. Met pijn in m'n hart. Het was een oppervlakkig gesprekje en ik denk niet dat zij ons speciaal heeft gevonden.

Bij de volgende kamers zit ik te twijfelen, kun je alle veertien bejaarden bezoeken op één middag? Kun je met ze allemaal een persoonlijk gesprek aangaan? De gesprekken afraffelen vind ik asociaal.

Maar bij de volgende kamers komt het antwoord op deze vraag vanzelf. Eén vrouw wordt vergezeld door haar dochter. De vrouw is vergeetachtig. Vijf minuten later waren we op weg naar de volgende, een man die nauwelijks meer kan praten. Hij heeft zo'n zwakke stem dat we vlak naast hem moesten gaan zitten om ook maar iets te horen. Een ‘ken jij die en die'-gesprekje later zijn we weer weg; er is geen klik.

Ik heb mezelf weleens een emotieloze lul genoemd vanwege mijn verleden. Ik heb talloze mensen pijn gedaan; ook hebben talloze mensen mij pijn gedaan. Dat heeft bij mij een onverschilligheid teweeggebracht ten opzichte van mijn medemens. Maar bij het allerlaatste bezoek zat ik te huilen. Er waren meerdere mensen die niet meer konden lopen, maar deze vrouw kon zelfs niet meer eten. Daar lig je dan: vierentwintig uur op een dag niets te doen. Geen bezoek, helemaal niets.

Ik ben in mijn omgeving vaak genoeg neerbuigend geweest ten opzichte van MBO-mensen. Sinds gisteren heb ik respect voor de mensen in de zorg. Ze zijn op een plek neergezet in de maatschappij om zieke of oude mensen te verzorgen. De mensen die zelf niets meer kunnen zijn afhankelijk van hen. Een grote verantwoording, welke ziekte de patiënt ook heeft.

Zij was gelovig en zat te preken. Ikzelf ben niet gelovig en houd niet van de kerk. Maar zij raakte me. Ze kon helemaal niets en toch was ze blij om te leven. Ze dankte haar God voor elke dag die ze mocht leven, maar ook bad ze dat het einde nabij zou zijn. Ik zat te huilen, zo lief vond ik het. Niet meer kunnen lopen, eten via een slangetje, poepen via een slangetje, geen bezoek.

Over ruim twintig jaar heb ik de leeftijd bereikt om ook te stoppen met werken. Maar nee, zoals de mensen in dat bejaardentehuis ga ik niet eindigen. Schiet mij dan maar dood, als ik dan nog leef. Maar als u vanmiddag nog tijd over heeft, of morgen, bezoek dan alstublieft die eenzame oom, tante, vader of moeder die in het bejaardentehuis zit.