Levertraan en pindarotsen (2)

Dick (Bornfree)

Deel 1

"Pappa, pap." De angstige stem van Isabelle deed de adem van de aanwezige agenten stokken. Er was een USB-stick bezorgd door een gewone postbode. “Mannen zeggen dat je ze niet moet opsporen. Ze zeggen dat je vanzelf de aanwijzingen krijgt. Pap? Pap kom je mij weghalen hier, het stinkt naar v...”
“Vis?” fluisterde de vader Bart van Velder.
“Aannemelijk”, zei Bert rustig. Er luisterden nog tien andere rechercheurs mee. “Degene die dit nu gehoord hebben, vormen het team dat ik hierop zet. Jullie bepalen. Er komen nog meer dienders bij uit andere regio’s. Jullie rapporteren dat aan mij waar ik iets aan heb. Dus niet alles. Overvoer mij niet. Jan, jij filtert de informatie voordat die naar mij komt. Mannen, ik hoef jullie niet te melden dat Isabelle heel terug moet komen.”

Bart van Velder was een goeie vent en een trouwe diender. Een doodgewoon mens met vrouw en twee kinderen in een rijtjeshuis in Leiden. Isabelle was de oudste, Dewi de jongste. Bart was een grote, sterke vent en ook lid van het arrestatieteam Hollands Midden. Nu leek hij een angstige klomp woedend vlees. Een ongeleid projectiel. Bert had aan Jan gevraagd op hem te letten. Hij mocht niet actief zijn in het veld. Alleen bureauwerk met betrekking tot deze zaak. Bert flikkerde je er zonder pardon uit als je zijn bevelen niet opvolgde. Hij had absoluut geen zin in een politieman die eerst zou schieten en dan vragen. Toch was het hele korps zenuwachtig. De gekste sporen werden tot in detail uitgewerkt. De werkster van vierhoog achter had iets gezien. De loodgieter die aan het dak stond te werken, vier straten verder, had een donkere auto hard zien rijden.

De eerste achtenveertig uur. Dit waren de uren die cruciaal waren. Was het alleen geld, was de stick een afleidingsmanoeuvre? Dat waren de hoofdgedachten waar Bert zijn mannen op liet rechercheren. Bert hoopte alleen geld. Dat hoopten al zijn mannen, omdat bij lust de kans groter was dat ze misbruikt en dood gevonden zou kunnen worden. De stick was tegenstrijdig, zoveel kon Bert wel becijferen.

De rechercheurs deden hun werk. Bert sommeerde Jan om te blijven zitten.
“Jan, die stick is wel langs FI (Forensic Intitute) gegaan? Jan bevestigde. “Waarom die stick, Jan? Iedere zak kan toch zien dat Bart geen liggende gelden heeft? Er klopt niks van. Ik wil dat je grondig onderzoek doet naar die meid, met name naar haar vrienden. Jij gaat daarop rechercheren zonder dat die anderen dat in de gaten hebben.”
“Denk je? Aan de andere kant… ja Jezus, het slaat nergens op.”
“We vliegen hier allemaal in een spagaat terwijl dat kind heel andere problemen heeft. Ik wil ook dat je onderzoekt hoe haar verhouding met Bart is. En dan nog wat, Jan, laat eens nakijken of ze haar laatste woord v…, waar wij vanuit gaan dat het niets anders dan vis moet zijn, bewust afgebroken heeft of dat ze echt afgebroken werd.”
Jan schreef de opdrachten die Bert gaf nauwkeurig op. Hij wist hoe Bert op onnauwkeurige aantekeningen kon reageren.

Na een paar uur kwam Jan zijn eerste resultaten aan Bert melden.
“We hebben een nieuwe stick gekregen, ze willen vijfduizend euro.”
Jan duwde de stick in een van de USB-poorten van Berts computer. Weer die angstige stem van Isabelle: ”Pap, ze willen vijfduizend euro. Je hoort nog waar je het moet neerleggen.”
“Vijfduizend.” Bert stond op vanachter zijn bureau. Hij was de enige met een oud eiken bureau binnen het gebouw. “De waarde van een nieuwe scooter? Vrienden van haar die weten wat de vader eventueel echt heeft? Vijanden van haar die een gok doen wat hij heeft? Mensenhandelaren die tijd winnen binnen die cruciale 48 uur? Verdomme Jan!”
Jan schrok en verwachtte weer een van Berts buien. “Luister nogmaals af, maar dan met experts. Haal er een voor mij.”
Jan belde. Binnen vijf minuten was er een diender die ervaring had met achtergrondgeluiden. Bert had al gehoord dat ze er waren. Hij had apparatuur meegenomen om de geluiden te kunnen versterken.
“Martijn van Buuren.”
“Okay, Martijn,” zei Bert, “ik ben vooral benieuwd of jij kunt vaststellen of dit in Amsterdam is opgenomen. Bert en Jan kenden hem alleen van gezicht. Hij luisterde de opnamen verschillende keren met een koptelefoon op.
“Je hoort het straatgeluid”, zei de diender. “De PCC-car?” Het was weer een minuut stil. Bert trok een schelp van Martijns koptelefoon van zijn hoofd.
“Ga je ons nog verhelderen?” Martijn keek hem geschrokken aan.
“Uhee, ja, de PCC-car: Presidents Conference Committee-Car.”
“Ja, en wat is dat voor een auto?” vroeg Bert geïrriteerd. Martijn bezat een hoog nertsgehalte . De vraag drong pas door als zijn gedachtes even stopten. Soms lag daar een voor de luisteraar irritant lange tijd tussen.
“Is geen auto maar een tram, om specifieker te zijn: een oude PCC-cartram in België. Om nog specifieker te zijn: deze rijdt in Antwerpen en die heeft een specifieke bel en die hoor ik. Ik ben daar geweest en onthoud alle aparte geluiden. Deze is erg apart. Isabelle bevindt zich in Antwerpen, om specifieker te zijn: ze bevindt zich in het centrum van Antwerpen.”
“Ik zal eens specifiek zijn, Martijn. Heel erg bedankt. Houd je beschikbaar voor dit onderzoek.” Martijn verdween, maar pas nadat hij gedeelten van zijn apparatuur verschillende malen had laten vallen.
“Weet je het zeker, Bert?” zei Jan toen Martijn verdwenen was. “Dat je hem wilt gebruiken?”
“Jan, mensen met dit soort talent kan ik altijd gebruiken, ik koester ze. Ze hebben scherpere zintuigen dan de doorsnee mens en in dit geval diender. Ik schakel onze collega’s in Antwerpen in. Regel jij een heli vanuit Rotterdam Airport? Het is een echte ontvoering door mensenhandelaren, Jan, en die stickies zijn afleidingsmanoeuvres. Ze zijn dus slim, het wordt oppassen geblazen, Jan. Ik laat de havens van Antwerpen bewaken. Ik vermoed dat daar haar departure  zal plaatsvinden. Als we haar daar niet vinden, vinden we haar nooit meer.”
Martijn kwam weer binnen.
“We hebben nu een afgesneden pink gekregen. Er wordt nu onderzocht of deze van Isabelle is.”
“Hoezo van Isabelle?” vroeg Bert.
“Haar ring zat er nog omheen.”