Serious Request: Een Serieuze Paradox

Matthijs (ohnikua)

 

De dagen voor de jaarwisseling stonden op 3FM in het teken van ontwikkelingswerk in Afrika. De radiozender deed het Nederlandse volk een verzoek, en nog een serieuze bovendien; het verzoek om geld in te zamelen voor de gevolgen van aids in Afrika.

Het volk voldeed aan het serieuze verzoek, de vertegenwoordiging van het volk voldeed niet. Toch hebben de dagen voor de jaarwisseling een bedrag opgeleverd waarmee wij, als rijk volk, ontwikkelingshulp hebben geleverd aan de Afrikanen. Een arm volk. De dagen na de jaarwisseling zal alles beter worden dankzij onze ontwikkelingshulp.

Een jaar geleden was ik zelf in Afrika, om het arme volk te helpen. Om de arme mensen te ontwikkelen en ze te helpen met de gevolgen van aids. Na drie maanden in Afrika, schreef ik daarover het volgende:

‘Stop de misstanden, stop ze hier stop ze nu stop ze overal.’ Het openingslied van het volgens mij zeer getalenteerde cabarettrio Poolvogel. ‘Behalve dan in Afrika... het is dweilen met de kraan open, met de kraan open in Afrika… En dat is lastig.’

Na drie maanden wat meer te hebben gezien van wat ontwikkelingswerk in Afrika inhoudt, kan ik voorzichtig concluderen dat het een vrij treffende tekst is. Ontwikkelingswerk in Afrika is lastig. Het is ook goed en belangrijk. En hoewel het lastig is en er aantal grote paradoxen op verschillende niveaus zitten aan ‘ontwikkelingswerk en ontwikkelingsstages in Afrika’, is het goed om dat te benadrukken. Ontwikkelingswerk in Afrika is lastig, maar ook goed en belangrijk. Echt. Dat gezegd hebbende, volgen nu die paradoxen, overgoten met een saus van cynisme:

Paradox 1 van Ontwikkelingswerk in Afrika: Wereldniveau:
De westerse wereld steekt redelijk wat geld en moeite in het ontwikkelen van Afrika. We vinden dat de mensen in Afrika net zo’n leven moeten kunnen leiden als wij. We sturen geld, we sturen middelen, we sturen kennis en we sturen mensen naar Afrika die we geld en middelen en kennis meegeven, zodat die mensen Afrika kunnen ontwikkelen. Want Afrika is nog niet ontwikkeld. Wij zijn dat wel. In Afrika vind je ontwikkelingslanden en in het Westen vind je ontwikkelde landen. Het doel van ontwikkelingswerk is dat je in Afrika straks ook ontwikkelde landen vindt. Net als bij ons.

Dat is natuurlijk niet waar. Dat willen wij helemaal niet en dat kán ook helemaal niet. Als alle landen zo ontwikkeld zouden zijn als wij, dan zou de wereld nog veel sneller ten onder gaan aan onze biologische voetafdruk. Dan zouden wij ook niet zo rijk zijn als wij nu zijn, want rijk is relatief en er moeten dus ook arme landen zijn, zodat wij rijk kunnen blijven. Wij willen rijk blijven. Wij willen niet dat de wereld nog veel sneller vergaat aan onze biologische voetafdruk en al helemaal niet als het niet eens onze eigen voetafdruk is, maar een Afrikaanse voetafdruk.

Dus sturen wij mensen naar Afrika die we geld en middelen en kennis meegeven, maar niet te veel. Die mensen groeperen zich vaak in NGO’s en voor hen is het in Afrika dan geen kwestie van roeien met de riemen die we hebben, maar van roeien met de riemen die we krijgen. Dat zijn niet de beste riemen. De beste riemen houden wij natuurlijk zelf.

Paradox 2 van Ontwikkelingswerk in Afrika: NGO’s:
Niet iedereen in de westerse wereld is het er mee eens dat wij het beter moeten blijven hebben dan de Afrikanen. Niemand is het daar natuurlijk mee eens, we vinden het allemaal heel belangrijk, dus kopen we allemaal wat loten bij de postcodeloterij of storten we wat geld op een gironummer als de B-sterren van ons land in een goed bekeken live-uitzending op de televisie zingen dat wij dat moeten doen.
Maar er zijn ook mensen die het écht belangrijk vinden. Die mensen gaan dan vaak naar Afrika toe om Afrika te helpen. De mensen die naar Afrika gaan vormen een NGO en die mensen krijgen van de andere mensen iets, maar niet te veel, aan geld en middelen en kennis mee om Afrika te gaan helpen.

Die mensen gaan met dat geld en met die middelen en kennis naar bijvoorbeeld Ghana. Of naar Kenia, of Tanzania, of Zuid-Afrika. Daar halen ze wat overbodige waarbenjij.nu-vrijwilligers naar die landen, die dan wat minder overbodig geld meenemen, en dan gaan ze Afrika helpen. Ze geven voorlichting over aids en malaria, ze helpen kleine ondernemers ondernemen, ze helpen arme kinderen naar school te gaan. Dat is goed en belangrijk. Want ze hebben aids en malaria in Ghana, kleine ondernemers kunnen geholpen worden in Kenia en er gaan veel kinderen niet naar school omdat ze daar geen geld voor hebben in Tanzania.

Nog veel meer mensen hebben aids en malaria in Swaziland. Er zijn überhaupt amper kleine ondernemers in Sudan. Er gaan veel kinderen niet naar school omdat ze onderweg dood kunnen worden geschoten in Somalia.

NGO’s doen goed werk in gebieden waar dat nodig is, maar veel minder NGO’s doen enig werk in gebieden waar dat nog veel harder nodig is. Want daar is oorlog. Daar is er geen ontwikkelingsinfrastructuur. Daar is het geen leven. Daar is het pas écht lastig.
Dat gaat zelfs de meeste mensen die het helpen van Afrika écht belangrijk vinden een brug te ver, wat bewonderenswaardige uitzonderingen daargelaten. Maar verder is ook dit geen kwestie van roeien met de riemen die we hebben. Dit is een kwestie van roeien met de riemen die we krijgen in de wat kalmere rivieren, waar we met die riemen op durven te roeien.

Paradox 3 van Ontwikkelingswerk in Afrika: Ontwikkelingsstage:
Mijn eigen situatie. Je bent jong, je hebt tijd en in Groningen hebben ze geld. Je hebt wel zin in een nieuw avontuur en je bent al wezen backpacken, of op talenreis geweest, of skileraar geweest, of uitwisselingstudent geweest. Je groeit op in een tijd waarin we allemaal heel maatschappelijk bewust zijn. Dus ga je naar Afrika, om de mensen te helpen. En om zelf een nieuw avontuur mee te maken, natuurlijk, maar toch vooral om de mensen te helpen.

Eenmaal daar blijkt het toch wat lastiger dan je dacht. Op waarbenjij.nu en op je cv en later op Schiphol en op sollicitatiegesprekken ga je dat natuurlijk niet toegeven. Daar ben je nog steeds in Afrika om Afrika te helpen omdat je zo maatschappelijk bewust bent, nog iets meer zelfs dan al die mensen die niet naar Afrika gaan. Maar in Afrika zelf, als je even een weekend aan je project hebt kunnen ontsnappen om toeristendingen te doen en hamburgers met friet te eten, als je de luxebus instapt en daar de andere waarbenjij.nu vrijwilligers tegenkomt die het allemaal toch ook wel erg lastig blijken te vinden, dan kan je eindelijk in je eigen taal kwijt hoe lastig het allemaal toch wel is.

De mensen zijn raar. Het werk is er niet. Het eten is vies. Het land is chaotisch. Ik verveel me hier. Het is smerig hier. Wat moet ik doen hier? Wat doe ik hier?

Dit denk je de eerste twee weken. Na die eerste twee weken zijn er meestal twee mogelijkheden: 1. Je bent weer terug in Nederland. 2. Je hebt een manier gevonden om ermee om te gaan en je krijgt er vervolgens een veel betere tijd.
In het geval van optie twee is de ontwikkelingsstage toch nog een succes geworden, maar op een andere manier dan je had verwacht en op een andere manier dan je thuis wil toegeven: Je hebt Afrika niet ontwikkeld. Je hebt jezelf ontwikkeld. Hier is het roeien met de riemen om jezelf vooruit te roeien.

Ontwikkelingswerk in Afrika is lastig, maar ook goed en belangrijk. Echt. Ik geloof dat de maaltijd meer wegheeft van een saus van cynisme met daaronder een klein laagje paradoxen, dus ik zeg het nog maar eens. Ontwikkelingswerk in Afrika is lastig, maar ook goed en belangrijk. Echt.

Want hoewel het allemaal wat meer haken en ogen heeft dan de egaal gladde voorstelling die wij hebben bij al dat goeds dat ontwikkelingswerk in Afrika heet: Ondanks die haken en ogen vind ik na drie maanden nog steeds dat het resultaat het belangrijkste is. En het resultaat is op alle niveaus uiteindelijk wél goed en belangrijk.

Het Resultaat van Ontwikkelingswerk in Afrika:
Vooraf dacht ik naïef genoeg dat Afrika zat te wachten op mijn kennis op westers universitair niveau, maar uiteindelijk is het toch vooral het westerse geld dat zij willen. Zij zijn ook niet gek. Maar ik ook niet. Ik wil ze daar best een beetje mee helpen en dat doe ik ook wel, maar verder ben ik ook maar een arme student, zo zeg ik steeds tegen de Afrikanen en tegen mijzelf, en ik moet straks ook nog mijn huur betalen en mijn filet american op mijn verse meergranenbrood smeren en naar Lowlands en naar Pinkpop en op Lustrumreis. En hier wil ik natuurlijk ook niet de hele tijd witte rijst met rode saus eten. En hier moet ik natuurlijk ook nog wat van het land zien, oh, dat hebben jullie zelf allemaal ook nog nooit gezien omdat jullie nog bijna nooit jullie dorp uit zijn geweest, nou ja, ik heb zelf het Anne Frankhuis ook nog nooit gezien, dus dat is dan eigenlijk wel hetzelfde, toch?

Is het slecht dat wij Afrika niet zo hard willen helpen dat zij net zo rijk worden als wij? Misschien, maar tegelijkertijd is het ook zó logisch, dat ik heb besloten dat het niet erg is. Rijk en arm zullen altijd blijven bestaan, ongelijkheid zal altijd blijven bestaan, en als je dan het geluk hebt aan de goede kant van de medaille te zijn geboren, dan is het sociaal verantwoord om te roepen hoe erg je die ongelijkheid vindt terwijl je er stilletjes mee in je handen knijpt.

Maar tegenwoordig zijn we wél dermate sociaal geworden dat het niet alleen maar bij roepen blijft. De rijken helpen de armen tegenwoordig wel degelijk met geld en middelen en kennis en ook al geven we niet alles, we hebben tegenwoordig wel met elkaar afgesproken dat er bepaalde grens is waarboven ieder mens zou moeten leven. Dat is de armoedegrens. Volgens mij is dat een goede manier om als rijken de armen te helpen. We helpen ze tot de grens van het ontoelaatbare en meer kunnen, meer willen wij niet doen, en volgens mij is dat de juiste manier om met de onvermijdelijke ongelijkheid in de wereld om te gaan.
De NGO’s kan je het ook niet kwalijk nemen dat ze zich vooral richten op de landen waar het allemaal iets beter is te doen. Daar kunnen ze het allemaal ook beter doen. En Ghana, Kenia en Tanzania waren een aantal decennia geleden nog net zo lastig als de écht lastige landen nu nog zijn. Het verder ontwikkelen van de landen waar dat kan, kan de omringende landen uiteindelijk ook weer helpen. En wanneer die landen straks ‘ontlastigen’, staan de NGO’s al in rijen dik klaar om te verhuizen van Ghana naar Ivoorkust, van Kenia naar Tsjaad, van Tanzania naar Zimbabwe. Het komt allemaal wel goed. Rome schijnt niet in één dag te zijn gebouwd.

Mijn eigen situatie dan, tot slot. Als ik volgende maand terugkom, heb ik Afrika dan echt geholpen? Op het eerste gezicht niet echt. Ik denk niet dat er nu Afrikanen géén aids krijgen, die dat anders wel hadden gekregen. Aan de andere kant: ik ben er wel geweest, ik heb het wel gezien en hoewel ik daar op de korte termijn niet al teveel mee heb gekund, kan dat wél heel nuttig zijn op de lange termijn. Als er vanuit de westerse wereld moet worden besloten hoe we op de beste manieren Afrika een beetje kunnen helpen, bijvoorbeeld. Wat het nut voor Afrika betreft, beschouw ik deze tijd dan ook maar meer als een lange meeloopstage in plaats van een ontwikkelingsstage. Voor mijzelf was het denk ik wel een ontwikkelingsstage. Ik ben benieuwd of ik dat op een manier kan uitleggen die sociaal verantwoord is in het land van de postcodeloterij.