Rook

RedactieColumns

Mevrouw_Zeppelin is de trotse winnares van de FOK!-kerstverhalenwedstrijd 2010. Namens FOK! hartelijk gefeliciteerd. Met graagte publiceren wij hier de winnende inzending.

Ik was de enige die in het vervallen bushokje onder het gele schijnsel van een eenzame straatlantaarn midden in een bos, stond te wachten op de laatste bus, naast een mooi meisje in rode lingerie. Zij was van papier. Ik ademde wolkjes. Als het meisje al kippenvel had gehad, had Photoshop daarmee afgerekend. Een gure wind waaide door grote barsten in de glazen wand tegenover het meisje. In het pakje in mijn linkerbroekzak zaten nog drie sigaretten. Ik stak er een op en ademde nog meer wolkjes. Ik probeerde kringetjes te blazen. Het werden mislukte kerstkransjes.

Een andere, eveneens laatste bus, had mij bij het bushokje afgezet. Midden in het bos is wellicht een vreemde plaats voor twee buslijnen om elkaar te kruisen, maar in de zomer is hier een zwemvijver in de buurt. Ik had drie treinen en twee bussen nodig om kerstmis te vieren bij mijn ouders. Dat, en vijf hertentamens begin januari, waren mijn excuses geweest om van het familiekerstdiner af te zien. Op het laatste moment leek mijn komst me toch wel een leuke verrassing. En een welkome afleiding.
Ik probeerde niet te klappertanden, maar de sigaret viel tussen mijn trillende lippen vandaan op de grond.

Onder twee truien en een jas hoorde ik mijn maag knorren. Binnen zeven minuten zou de bus moeten arriveren. Ik telde niet af. De bussen waren hier nooit zo stipt. In mijn rechterbroekzak zat mijn telefoon, met de oordopjes er nog aan. De batterij was leeg. Stom, ik had er vanmorgen nog kerstmuziek opgezet. Met een tweede sigaret probeerde ik de honger te verdrijven. Ik zuchtte diep. De rookwolken veranderden in aardappelkroketjes. Toen ik mijn vingers bijna verbrandde, trapte ik de sigaret uit in grijze smurrie die geen sneeuw meer te noemen was.

Ik had al zeven minuten in de bus moeten zitten, bedacht ik me, omdat ik eigenlijk niet had kunnen nalaten af te tellen. Ik richtte mijn blik op de duisternis, naar waar de horizon ergens zou moeten liggen. De weg was lang, dat wist ik, en ik zag nog altijd geen koplampen. Andere dingen zag ik trouwens ook niet, buiten het bereik van het straatlantaarnschijnsel. Ik had zin om te schaatsen op de zwemvijver, maar het leek me verstandiger om in het bushokje te blijven. Ik kende de weg hier niet zo goed. Bovendien had ik geen schaatsen bij me.

Mijn aansteker haperde een paar keer voor de derde sigaret aanging. Daarna was hij leeg. Ik inhaleerde zo diep mogelijk en even later omringde de rook mijn hoofd. Vlak voor de rook verdween meende ik heel zacht Merry christmas everybody van Slade te horen. Weer probeerde ik kringetjes uit te blazen. Het eerste kringetje leek op het hoofd van mijn moeder. Het tweede niet echt op het hoofd van mijn vader. Daarna aardappelkroketjes.

Ik voelde geen honger meer en nauwelijks kou. Ik keek naar het meisje in de rode lingerie. Haar papieren ogen staarden naar daar waar waarschijnlijk geen koplampen meer zouden verschijnen. Ik liet me op de grond zakken en kroop tegen haar aan. Ik legde mijn hoofd tegen haar bovenbenen. Ze voelden warm aan. Een hand woelde door mijn haar. Ik blies de laatste rook uit.