Snaffelen

Arno (Arnohari)

Als ik goed geteld heb, is deze column zo net voor de kerst mijn honderdvijftigste ongesubsidieerde stukje kunst met een hele kleine k. Uitgerekend nu heb ik totaal geen idee waar ik over ga schrijven. Ik heb nog minder inspiratie dan een onterecht wel gesubisidieerde mol op een lichtkunstfestival. Het is vrijdagavond. Maandagochtend moet ik weer een vierkante decimeter pixelverspilling aanleveren. Dit weekend heb ik geen tijd of ben ik door de alcohol niet in staat de laptop aan te zwengelen. Dus op vrijdagavond, terwijl ik net als de rest van Nederland, ingesneeuwd ben, moet ik proberen iets vermakelijks te produceren.

Op de radio hoor ik dat mijn file langer is dan de snelweg zelf. Alleen de files van meer dan twintig kilometer worden voorgelezen en de mijne zit daar, uiteraard, bij. Zuchtend probeer ik het Departement van Creatieve Wendingen in mijn brein aan te spreken voor een column. Het lukt niet. Kerstvakantie, denk ik.

De beperkte hersencapaciteit is ingezet voor andere kwesties: Hoe houd ik mijn onderbroek droog? Ik moet na de koffie eerder op de dag ontzettend plassen en het zal nog wel even duren voordat er een parkeerplaats in zicht komt. Die twee grijze cellen onder mijn natuurlijke butsmuts van kalk houden zich nu vooral bezig met watermanagement op micorniveau. Ze hebben geen mogelijkheid zich in te zetten voor bijzaken als columns verzinnen.

Ik blader dan maar virtueel in mijn archief op zoek naar onderwerpen. Terwijl Femke Halsema op de radio vertelt dat ze haar keuken in de verf gaat zetten (zal wel groen geweest zijn, mag nu blauw worden), merk ik op dat ik zelden een politieke column heb geschreven. Heb ik misschien een mening over Femke Halsema? Niet echt. Daarbij, maandag is zij al drie dagen bezig de keuken te ontgroenen (denk erbij wat je wilt) en niet meer relevant voor columnlezend Nederland.

Mijn archief wordt bruut verstoord door Breaking News uit Blaasrael. De restanten van de tweede koffie van vandaag voeren oorlog met de geallieerden van koffie één. Douwe Egberts-Palestijnen strijden met Autobar-zionisten over de kolonisatie van het laatste belletje ruimte in mijn blaas. Ik moet dat conflict maar even negeren nu. Er zijn belangrijkere zaken dan Buitenlandse Zaken vandaag.

Toch hoopte ik al een column over Den Haag te in de que te hebben. Vorige week zondag was ik in Den Haag. Daar kom ik zelden. Nu liep ik over het Binnenhof. Ik heb het Torentje gezien. De Ridderzaal lachtte mij toe, of uit. Volgens mij zag ik zelfs de deur waar heel journalistiek Nederland afgelopen jaar een christelijk-democratisch nachtje op appèl heeft doorgebracht. Ik hoopte een bekend gezicht te zien. Iedere Haagse scheet is nieuws, dus snuffelend aan politieke achterwerken zou ik er wel een column uit kunnen slepen. Een Wilders, een Halsema, desnoods een Rutger, iemand met enige Haagse relevantie zou vandaag toch wel een windje laten?

Niemand. Geen Maxime, geen Hero, geen Mark, geen Ferry. Ik sprak uit wanhoop maar een meeuw aan, op zoek naar Haagse inspiratie. Of hij een mening had over de btw-verhogingen in de cultuursector. Het beest begon te schreeuwen en experimenteel te dansen.

Den Haag zag er troostelozer uit dan een afgesloten Schipholtunnel. Het Binnenhof was in de steek gelaten alsof het een incontinente Deense Dog was, vastgebonden aan een boom net voor de zomervakantie. Er gebeurde niets in politiek Den Haag. Dat is voor de Nederlandse nieuwsconsument wellicht een verademing. Ik voelde me als een gezin dat na jaren sparen drie uur reist voor een dagje Efteling en er in Kaatsheuvel pas achterkomt dat vandaag de monteurlaven het park voor onderhoud gesloten hebben. Streep dus door Den Haag op het toch al niet al te lange lijstje columnpotentie.

Ondertussen voel ik dat de Illy-Iraniërs zich ook willen mengen in het gebied dat eigenlijk te klein is voor drie koffievolkeren. Ik móet plassen. Heb ik een leeg flesjes? Nee. Heb ik de lege koffiebekertjes? Altijd heb ik lege bekertjes in de auto. Juist vandaag heb ik ze weggegooid.

Terwijl het conflict in Urinië zowat de spuitgaten uitloopt, zie ik zo’n tien auto’s voor mij iemand naar de middenberm lopen. Een jongen had kennelijk ook onderbuikgevoelens die tot oorlog leidde. Hij presenteert zijn geweer en maakt, terwijl zeker honderd filelotgenoten zijn afweergeschut kunnen zien krimpen (het is echt koud buiten), een voorraad gele sneeuw. Door de gladheid stoot zijn verrassing voor in de erwtensoep bijna tegen de vangrail. Bijna had hij de A2 geswaffeld. Gesnaffeld, swaffelen in de sneeuw. Het zal je maar gebeuren. Sta je het Midden-Oostenconflict op te lossen, ga je onderuit en vriest je Joint Strike Sniper vast aan de vangrail. Hoe leg je dat uit aan de telefoniste van dienst bij 112?

Bij die ranzige gedachte steken de eerste Nescafé-martelaren de grens met Funderwear over. Ik voel me in de file nu die Deense Dog: incontinent in een uitzichtloze situatie. Maar die hond heeft nog een boom. Oja, ik moet ook nog een column schrijven.