Tieten en schieten (2)

Frits (Ciscomania)

Daarna heb ik van Gerard lang niets meer vernomen. Volgens mijn vader ging het niet zo goed met z’n bedrijfje, want we zagen hem niet meer.
Het duurde vier jaar eer ik hem weer tegenkwam op een plek waar ik het nooit zou verwachten. Ik was op vakantie in Spanje.
Op de derde dag in Benidorm zag ik hem rond een uur of vijf ’s middags zitten aan een lege bar van één of andere tent aan de boulevard van het Poniënte-strand.
Hij zat daar in z’n eentje voorovergebogen en sip te kijken naar zijn lege whiskyglas.
“Kan ik u iets te drinken aanbieden?” vroeg ik, terwijl ik hem een vriendelijk klapje op zijn rechterschouder gaf. Ik zag dat hij schrok.
Verbaasd keek hij op en toen hij zag dat ik het was, fleurde zijn gezicht op en omhelsde me alsof ik zijn laatste redding op aarde was.
“Wat ben ik blè jè tuh zien juniôh. Da’s oâk toevallûg!” zei ome Gerard met een brede lach om zijn mond. Ik merkte aan zijn stem dat ‘ie al een aardig slokje op had.
“Heb je geen vriendinnen om je heen?” vroeg ik, terwijl ik de bardame riep om wat voor ons in te schenken.
“Ach pik, ik zat net un beitje na tuh denke wah ik duh laatstuh jaahe in godsnaam mei bezig ben geweist.”  Hij pakte zijn glas, hield het omhoog en vroeg de bardame om er nog maar een dubbele whisky in te doen.
“Zou jij niet beter wat anders nemen Geer?” vroeg ik hem een tikkeltje bezorgd.
Even keek hij me aan met een blik van: waar bemoei jij je mee?
Maar toen zei hij met een dubbele tong: “Je hep gelèk knul. Doet mèn mâh un bieâhtje, want ik begin un klèn beitje lazeâhrus tuh wôhden.”
Hij ging verder: “Ik verveil me hieâh de koeleâhre in dit hetuh klotuh land. Ik mis het Haagje, ik mis Adau en mè èiguh wèfie.”
Ik had het best even met hem te doen en vroeg hoe het met z’n vrouw Beppie was.
Er rolde een klein traantje vanonder z’n donkere bril vandaan.
Hij antwoordde dat ze vorig jaar bij hem weg was gegaan, omdat ze het totaal niet meer met hem zag zitten.
Ik kon me er iets bij voorstellen, maar dat zei ik maar niet.
De bardame vroeg wat ik wilde drinken en ik bestelde een cola vieux met ijs.

Gerard en ik raakten in een vrij serieuze en heftige conversatie. Dat was ik niet van hem gewend. Hij vertelde over z’n scheiding van Bep en dat ‘ie zijn aannemersbedrijfje van de hand had gedaan omdat het niet meer zo goed liep.
Plotseling zei hij: “Kom op pik, nâh hebbe we genoeg geouwehoeâhrd. Nâh wôhdt ut weiâh tèd voâh wat veâhtieâh.”
Hij slurpte zijn glas in één slok leeg, betaalde de schade, sprong van de barkruk, pakte mijn hand en trok me mee naar buiten. Ondanks dat de zon met zijn laatste dagelijkse uurtjes bezig was, moest ik buiten mijn ogen stijf dichtknijpen.
“Ik weit un leukuh tent pik.” en terwijl hij dat zei, keek hij om zich heen om te bepalen waar hij zich bevond. “Ja, deze kant moetuh we op.” zei hij vastberaden.
Samen liepen we door de lange en brede straten van Benidorm. 
“Kèk, hieâh is un snekbâh.” zei Gerard. “Ik mot eiâhrst even wat etuh hoâh pik, want ik steâhrf van duh hongeâhr.”
Het was behoorlijk druk aan de toonbank en toen we eindelijk aan de beurt waren zei Gerard tegen de bediende: “Doet mèn mâh un Bik Mek, un petat met majau, euh.. oâhlog en un blikkie bieâhr.” De man keek Gerard vreemd aan en nadat ik Gerard z’n bestelling had vertaald, namen we plaats aan een gammel houten tafeltje.
“Lekkâh zeg, dat petatje oâhlog.” mompelde Gerard even later met een volle mond en hij vervolgde: “Allein un beitje wèinig. Ken jè voâh mei nog un arebèje milliksjeik bestellen bè die besnorde steâhenvechteâh? Want mè veâhrstaat die snor voâh gein meteâhr,”

Toen we uit gegeten waren, rekende ik af en vervolgden we onze weg.
Plotseling stopte er een blauwe stadsbus pal voor ons en bij de bushalte stapten een aantal mensen uit. Eén van de mensen was een Spaanse schone met twee gigantische tieten. Natuurlijk kon Gerard het weer niet nalaten om wat tegen het vrouwtje te zeggen.
Hij ging voor haar staan, deed zijn beide armen wijd en zei: “Hei hoeâh, kostat?” (mag ik u wat vragen)  Uiteraard snapte het vrouwtje niet wat Gerard zei, maar ze aarzelde geen moment en voordat hij er erg in had, deed ze haar truitje omhoog en pakte haar beide grote borsten uit haar enorme beha. Het vrouwtje richtte op het hoofd van Gerard en kneep zo hard ze kon in haar Spaanse vriendinnen. De moedermelk spoot met een enorme kracht precies op zijn kale knarretje.
Ik zag dat Gerard eerst enorm schrok van deze onverwachte handeling, maar even later begon hij het leuk te vinden en deed ‘ie zelfs zijn mond wagenwijd open om de melk op te vangen.
Toen de Señorita vond dat ze genoeg had gespoten, deed ze haar beide melkspuiters weer terug waar ze hoorden en liep scheldend weg.
“Hep jè je lekkeâh vol latuh pompen doâh ein of andeâhre Goelio?” riep Gerard de vrouw na. Zijn hele kop was drijfnat van de moedermelk. Ik kon niet meer van het lachen, want dit had ik van mijn leven nog nooit gezien. Geweldig gewoon.
Gerard probeerde zijn gezicht schoon te vegen met de rechter mouw van z’n overhemd en terwijl hij zijn bril aflikte zei hij: “Wat un klotuhteef. Kom op gozeâh, dan gaan we die tent weâh zoeken.”

Toen we eindelijk die tent hadden gevonden was het al aardig schemerig geworden.
Ik zeek nog steeds in mijn broek van het lachen. Dit kan alleen maar Gerard overkomen.
“Veârrek, wat is ut hieâh donkâh.” zei de melkboer op een luide toon.
“Ik zie gein ene reit in deze klotetent.” Ik vertelde hem dat ‘ie dan z’n bril weer op moest zetten.
“Dat heift geen zin gozeâhr, want die is zo vet als duh koeleâhre van dat spuitwèf.”
Het was inderdaad erg donker daarbinnen en ook ik moest heel goed kijken waar ik liep.
Al schuifelend liepen we tegen een achttal Spaanse gastvrouwen op, die ons in het Spaans verwelkomden. De dames pakten onze handen en loodsten ons naar een geschikt zitplekje.
“Wat zeggen ze Cisco, want ik veâhrsta eâh gein moeâhr van.”
“Dat ze jou de leukste vinden en dat ze jou met z’n allen tegelijk willen verwennen.” loog ik hem voor.
Mijn ogen waren ondertussen gewend geraakt aan de duisternis en ik zag dat Gerard vastgehouden werd door een viertal dames. Ondanks deze voorzichtigheid zie ik ome Gerard struikelen over één van de lage krukken, welke vast verankerd zat aan de grond.
Goeie god, wat maakte hij een smakkerd. Gerard viel plat op zijn gezicht.
De dames schrokken zich rot en er ontstond een lichte paniek. Gerard verroerde zich totaal niet meer. Hij bleef zeker wel een minuut of tien languit liggen. Na een tijdje kwam hij weer bij kennis en nog duizelig van de val, zei hij met een zacht stemmetje: “Ik hep oveâhral pèn, Cisco. Ik wil lieveâh teâhrug nâh me hotelletje.”

Buiten bestelde ik een taxi en heb mijn vriend naar zijn kamer gebracht.
Toen het weer wat beter met hem ging, liet ik hem alleen en ging lopend op weg naar mijn appartementje. Onderweg moest ik nog een paar keer hard lachen om wat ik weer met die gekke Gerard had meegemaakt deze avond.
Voordat ik ging slapen, liep ik nog even binnen bij café ‘Ome Ko’.
Daar dronk ik nog een afzakkertje en praatte wat met de andere Hollanders aan de bar.
Toen ik Gerard een paar dagen later weer opzocht, lag hij languit op een ligbedje tussen de palmbomen van het hotelzwembad. Die val van in die club had inderdaad zijn sporen achtergelaten, want zijn hele kop was paars en toen hij wegliep om wat te drinken te bestellen zag ik dat ‘ie mank liep.
Die middag bleef ik een paar uurtjes met hem aan het zwembad zitten en ondanks zijn verwondingen was hij nog best vrolijk. Hij vertelde het ene na het andere verhaal en ik vermaakte me weer kostelijk met hem. Toen namen we afscheid van elkaar en terwijl ik wegliep, hoorde ik hem zeggen: “Ik ga gelukkig oveâhrmôhgen weiâh nâh huis. We zien elkâh tog weiâh in Nedeâhrland hè Cis?”

Weer terug in Holland heb ik Gerard nog één keer aan de telefoon gehad.
Hij vertelde mij dat hij was verhuisd naar Brabant en dat het ondanks zijn leveraandoening en hartproblemen redelijk met hem ging. Hij dronk alleen nog limonade en twee borreltjes voor het slapen gaan. Ook was hij inmiddels gestopt met roken en deed hij het allemaal wat rustiger aan. Daarna heb ik nooit meer iets van hem vernomen.
Gerard, waar je ook bent, ik hoop dat het goed met je gaat.
Ik denk nog steeds met héél veel plezier aan je terug.
Leuk dat ik je heb mogen kennen.
Je was een echte Hagenees met een grote bek en een klein hartje.
Voor mij was je een héél bijzondere man!