De meeste dromen zijn bedrog

Matthijs (ohnikua)

Verzend het nou maar gewoon, lul. Verzend het nou maar gewoon. Ik merk dat mijn muis bevochtigd raakt van het zweet dat uit mijn handpalm komt zetten. Rillingen schieten door heel mijn lichaam heen. Kippenvel. Ik voel me nerveus, zenuwachtig, maar ik kan niet zo goed plaatsen waarom precies. Ik heb het al af, ik ben er tevreden over, mijn best heb ik al gedaan, maar de uitslag maakt me bang. Als wachten op een telefoontje na een soepel sollicitatiegesprek, als wachten op een sms’je na een droomdate. Goede scenario’s, slechte scenario’s, overschatting, onderschatting, dromen, nachtmerries en ergens in dat al de realiteit die dan net zo onwerkelijk lijkt als die onplaatsbare angst. Ik sta op het punt om een poging te wagen een droom te verwezenlijken en zoals zo vaak word ik op zo’n moment doodsbang. Bevangen door angst. Ik voel weer die angst die ik als puber voelde toen ik op mijn zeventiende in die discotheek in Italië was. Ik voel mij weer zeventien.

‘Spreek haar nou maar gewoon aan, gast. Spreek haar nou maar gewoon aan.’ Rogier heeft mij zien kijken. Natuurlijk heeft Rogier mij zien kijken. Ik kijk al heel de avond naar haar. Al heel de avond heb ik mijn vrienden ervan overtuigd dat wij in deze discotheek moeten blijven. Omdat de muziek hier zo goed is. Omdat de drank hier zo goedkoop is. Dat zei ik. Maar het gaat mij natuurlijk om haar. Maandenlang had ik gedroomd over deze vakantie en op dag één al staat mijn droom in alle werkelijkheid voor mij. Eén meter zevenenzestig. Lange, donkerbruine haren. Stralende, lichtblauwe ogen. En ze kijkt daarmee naar mij. Kijkt ze echt naar mij? ‘Zij kijkt ook naar jou, pik.’ Zij kijkt ook naar mij. Ik hoef haar alleen nog maar even aan te spreken.

Waarom is het zo eng om je dromen proberen te verwezenlijken? Nee heb je, ja kan je krijgen, toch? Ik mag voortaan wekelijks columns schrijven op FOK! Dat komt goed uit, want al een tijd droom ik ervan om veel te schrijven, om schrijver te worden, om gelezen te worden, om iedereen te laten lezen wat ik denk, wat ik kan, wat ik denk te kunnen. Om goed gevonden te worden. En nu sta ik op het punt om mijn eerste column te gaan plaatsen. Op FOK!, waar duizenden mensen die ik niet ken mijn verhalen zullen gaan lezen en waarvan er zeker een aantal met negatieve reacties zal gaan komen. Op Facebook, waar een handjevol vrienden die ik half ken mijn verhalen zullen gaan lezen en waarvan er zeker een aantal hun wenkbrauwen zal fronsen tijdens het lezen van deze zin.

Pieter drukt mij een nieuw biertje in mijn hand. Ik had hem zojuist twintig euro in zijn hand gedrukt om een nieuw rondje bier te gaan halen. Ik had geen zin in nieuw bier, mijn vrienden hadden geen zin om hier nog langer te blijven. Maar waarschijnlijk biedt het nieuwe rondje bier mij wat meer tijd om genoeg moed te verzamelen om haar aan te spreken. En misschien vind ik die moed wel in het nieuwe biertje dat zojuist in mijn handen is gedrukt.

Natuurlijk zullen er ook positieve reacties komen op mijn verhalen. Er zullen mensen op FOK! zijn die zullen gaan typen dat ze mijn verhalen leuk vinden om te lezen. En er zullen vrienden op Facebook met één muisbeweging laten weten dat ze mijn verhalen leuk vinden. Natuurlijk gaat dat gebeuren, dat leert de ervaring en de statistiek en de ratio. Maar ik droom over meer dan die paar positieve reacties. En ik ben bang voor het uiteenspatten van die droom.

Ik ben in een gesprek verwikkeld met Robert, hij heeft het geloof ik over wat we vanavond nog meer kunnen gaan doen, of over wat we morgen nog meer kunnen gaan doen, of over wat hij in de rest van zijn leven allemaal nog meer zou willen gaan doen. Als ik eerlijk ben, heb ik geen idee waar hij het over heeft. Ik luister niet naar hem. Ik knik zo nu en dan en doe alsof ik luister naar hem, maar ik luister niet naar hem, want ik heb al mijn aandacht nodig voor haar, dus doe alsof ik luister naar hem zodat het lijkt alsof ik niet al mijn aandacht en mijn hoop, mijn waanzinnige angstaanjagende en daardoor allesvernietigende hoop, vestig op haar.

Angst om te falen is wat vrijwel iedereen soms voelt.
Angst om te falen is waar vrijwel iedereen zich soms door tegen laat houden.
Angst om te falen is waar vrijwel niemand anders ooit last van lijkt te hebben.

De muziek in de discotheek staat harder en harder. Mijn vrienden en ik worden lammer en lammer. Mijn lust en/of liefde voor haar blijft maar groeien en groeien. Mijn droom en mijn angst over haar groeien mee en groeien tot hoogten die ik niet aandurf. Onze vriendengroepen naderen elkaar. Ik sta recht naast haar, mijn houding steeds iets minder richting mijn vriendengroep, en steeds iets meer in de richting van die van haar. Ik doe mijn best om mijn linkerarm zo nonchalant en onschuldig mogelijk steeds iets frequenter en steeds iets langduriger tegen de hare te laten hangen, terwijl ik constant haar reactie daarop probeer te peilen. Hoe langer zij het armcontact toelaat, hoe groter mijn kansen worden, hoe groter mijn angst op het moeten verwezenlijken van mijn kansen wordt. Ik kijk naar alles behalve naar haar en ik hou niets in de gaten dan haar. Lennart kijkt verveeld naar het lege bierglas in zijn hand. De deejay draait het hitje waarvan ik al in juni voorspelde dat het dé zomerhit van dit jaar zou gaan worden. In mijn enthousiasme over het horen van het hitje stoot ik haar nu daadwerkelijk per ongeluk aan. Met een wat ongemakkelijke en verlegen blik in mijn ogen probeer ik mij voor mijn iets al te opvallende en lompe aanrakingen te verontschuldigen. Met een blik in haar ogen die laat lezen dat zij de aanrakingen alleen maar toejuicht, lacht ze naar mij. Nu moet ik actie ondernemen. Nu moet ik mijn deel van het werk doen. Nu moet ik mijn prestatie leveren. Dit is het moment.

Dromen is fijn, in dromen zit hoop. Totdat de droom in een nachtmerrie begint te veranderen en het besef inslaat dat de droom nooit meer zo beloftevol zal zijn zoals hij begon. Er zijn zo veel dromen die in nachtmerries veranderen. Telefoontjes na een soepel verlopen sollicitatiegesprek die je vertellen dat je die baan toch niet krijgt. Sms’jes na droomdates die je vertellen dat haar droom al veel eerder in duigen was gevallen, nog voor die afscheidszoen die je er toch nog doorheen hebt weten te drukken. Dromen zijn dromen omdat ze zo mooi zijn en zo mooi is de realiteit lang niet altijd.

Engels? Zou ze Engels spreken? Ik denk dat ze Italiaans is. Ik kan geen Italiaans spreken.

Ik wil wel schrijven, ik wil wel gelezen worden, maar alleen als ik ook goed gevonden word, want anders sta ik voor lul. Zou ik wel goed worden gevonden? Ik weet niet of ik wel goed zal worden gevonden.

Haar vriendinnen seinen haar dat ze weg willen hier. De discotheek gaat bijna sluiten, de ochtend staat voor de uitgang, mijn horloge heb ik niet om, maar toch weet ik zeker dat het nu twee voor twaalf is.

Nee heb je, nooit kan je krijgen. Moeten dromen niet gewoon dromen blijven? ‘De meeste dromen zijn bedrog,’ zingt iemand die dat niet zelf heeft geschreven, dat mocht hij dromen, dus wat weet hij daar nou van.

De deejay kondigt het laatste nummer aan, het is een ontzettend kutnummer, het hitje waarvan Erik in juni nog voorspelde dat het dé zomerhit van dit jaar zou gaan worden. Heel de discotheek gaat uit zijn dak, ik sta aan de grond genageld. Haar vriendinnengroep wacht het einde van het hitje niet af, en verdwijnt in de feestende massa richting uitgang, tot de meisjes één voor één uit mijn gezichtsveld verdwijnen. De laatste die ik uit het gezicht dreig te verliezen, is zij.

Ik ben bang. Ik ben doodsbang. Ik sta op het punt om een poging te wagen een droom te verwezenlijken en zoals zo vaak word ik op zo’n moment doodsbang. Bevangen door angst. Ik voel de angst nu ik als bijna-volwassene op mijn zesentwintigste op mijn studentenkamer in Amsterdam zit. Ik voel mij nu zesentwintig en het is twee voor twaalf.

Ze kijkt nog één keer achterom. Ik blijf staan. Ik zou haar die avond niet meer terugzien.

Fuck it.
Ik plaats dit gewoon en ik zie wel, omdat ik het anders nooit zal gaan zien.

Ik zou haar nooit meer terugzien.

Fuck it.
Ik zie wel.