Culturix tegen keizer Galileo

Jan (Bakoenin)

Vandaag, 29 oktober 2010, is het precies 51 jaar geleden dat Asterix le Gaulois in het Franse stripblad ‘Pilote’ werd gepubliceerd. Aangezien Asterix altijd mijn ultieme stripheld is geweest zolang Goscinny nog de teksten schreef, wil ik graag een eerbetoon aan de oude Galliër brengen. De plaatjes moeten jullie er maar bij denken.

In het jaar 2011 waren de legers van keizer Galileo in heel Nederland op zoek naar aanhangers van Culturix, de vijand van de keizer. In heel Nederland waren deze aanhangers opgespoord en monddood gemaakt door de soldaten van de keizer. Het geld van deze aanhangers werd geconfisceerd door de keizer en daardoor konden de Cultuxanen geen voordrachten meer houden, geen muziek meer maken en geen andere uitingen van creativiteit meer aan de bevolking tonen. In heel Nederland was de creativiteit dus al om zeep geholpen. Heel Nederland? Nee, want een kleine nederzetting bleef moedig weerstand bieden. Alle pogingen om deze dapperen er onder te krijgen mislukten en Galileo vroeg zich af: what the fuck is dat voor een kutdorp.De keizer was gewend om in dit soort poputaal te praten, anders begrepen zijn aanhangers hem niet.

In die kleine nederzetting waren nog veel muziekensembles die gewoon hun mooie muziek konden blijven spelen, er waren nog kunstenaars die niet alleen maar commerciële rotzooi hoefden te maken om het hoofd boven water te houden, ja, er was zelfs een bibliotheek. Bovendien hoefde hier niemand 19% BTW te betalen voor een kaartje om naar een opvoering van de Cultuxanen te gaan. Culturix was namelijk degene die kunst, muziek, literatuur en alles waar meer creativiteit in zat dan in de nummers van Frans Bauer, zo goedkoop mogelijk onder de mensen wilde brengen, omdat anders alleen de rijken er maar van konden genieten. Hij gaf mensen die kunst, muziek en literatuur beoefenden ook de mogelijkheid om hun creativiteit te verspreiden, door ze financieel te steunen. Deze mensen werden Cultuxanen genoemd. Galileo wilde echter het volk zo dom mogelijk houden, want anders zouden ze begrijpen wat hij allemaal voor onzin uitkraamde. Daarom werden Culturix en de Cultuxanen te vuur en te zwaard bestreden.

Op een dag liepen twee centurions van de keizer met een groot aantal legionairs door het bos richting de nederzetting.
“Het schijnt dat de dorpsbewoners een toverdrank hebben, waarmee ze je in van alles kunnen veranderen,” zei centurion Maximus.
“Daar moeten we dan wel voor oppassen, want anders zijn we straks marionetten in hun handen.” Centurion Markus keek meteen argwanend om zich heen.
“Dat zijn we nu toch ook, Markus. Alleen heeft nu de keizer de touwtjes in handen."
Hier ging Markus niet op in. Argwanend om zich heen kijkend slopen de beide centurions en hun manschappen door het bos richting het dorpje.

Ondertussen in het dorpje zelf.
“Au!” riep Operix met een zware basstem.
“Verdomme! Spionix heeft de pijl met het briefje in mijn reet geschoten.”
“Die kon hij ook moeilijk missen natuurlijk,” grapte de kleine Piccolix, die net een vrolijk deuntje op zijn fluitje aan het blazen was.
“Maar we moeten maar eens snel kijken wat onze verkenner in het bos te melden heeft,” zei Culturix, die naar het dorp was gevlucht om van daaruit te strijden tegen Galileo. Hij haalde het briefje van de pijl en las het met gefronste wenkbrauwen.
“We moeten snel iets doen, want Markus en Maximus, de belangrijkste krijgsheren van de keizer als het om het bestrijden van mij en mijn volgelingen gaat, komen deze kant op. We zullen ze een ontvangst geven zoals ze nog nooit hebben gehad.” Culturix glimlachte en haalde even zijn hand door zijn lange, witte baard.
“Wat ga je dan doen. Culturix?” vroeg Literarix, de nieuwsgierigste bewoner van het dorp.
“Wacht maar af. Roep alle belangrijke Cultuxanen uit het dorp bij elkaar, maar roep ook Halinarix met haar negen Muzen,” zei Culturix.  Wat zou Culturix van plan zijn?

Markus en Maximus bevonden zich met hun manschappen ondertussen aan de rand van het bos en observeerden de toegangspoort tot het ommuurde dorpje.
“Zo te zien is alles rustig, Markus. Ik denk dat we tot de aanval kunnen overgaan,” zei Maximus.
“Ik denk dat je gelijk hebt, Maximus,” zei Markus en gaf de legionairs een teken dat ze konden aanvallen.
De legionairs wilden net met hun stormrammen de poort gaan bestormen toen deze al open ging. Stomverbaasd stonden Maximus en Markus te kijken naar negen prachtige, naakte vrouwen die door de geopende poort lichtvoetig naar buiten kwamen dansen. Ze droegen bloemenkransen om hun lichaam, zodat er voor Markus, Maximus en de legionairs nog wel wat te raden overbleef. Eenmaal buiten de poort begonnen ze zachtjes te zingen, maar langzaam zwol de zang aan en Markus, Maximus en de legionairs leken er door te worden betoverd, want ze stonden stokstijf te luisteren. Achter de Muzen kwamen nu veel mensen naar buiten. Sommige hadden schilderspullen bij zich en begonnen prachtige schilderijen te maken, anderen vormden een orkest en begonnen de Muzen te begeleiden met betoverende muziek, weer anderen lazen de mooiste gedichten voor en zo werden Markus, Maximus en de legionairs als het ware gebombardeerd door een geweldige, overrompelende hoeveelheid schone kunsten. De aanvallers stonden eerst als aan de grond genageld, maar daarna viel de een na de ander flauw. Markus en Maximus moesten toezien hoe hun manschappen gewoon door de betoverende muziek, de aanblik van de prachtige schilderijen, het horen van ontroerende gedichten en de schoonheid van de Muzen volledig werden overmeesterd; ook zijzelf voelden zich duizelig worden en konden niet voorkomen dat ze flauw vielen. Het leger van keizer Galileo was verslagen zonder geweld.

“Hoe heb je dat nu voor elkaar gekregen, Culturix?” vroeg Operix aan de man die het allemaal bedacht had.
“Wel eens van het Stendhal-syndroom gehoord, Operix?” Operix schudde van nee.
“Stendhal was een Franse schrijver die beschreef hoe hij in 1817 tijdens een bezoek aan Florence emotioneel werd aangegrepen  door de schoonheid van de stad. Hij werd duizelig en viel zelfs flauw. Sindsdien zijn er veel meer mensen bevangen door de schoonheid van Florence en de prachtige kunstwerken die daar te zien zijn. Het verschijnsel dat mensen zo overrompeld worden door de schone kunsten dat ze zelfs flauwvallen, heet daarom het Stendhal-syndroom. Ik wist dat en heb de aanvallers dus willen confronteren met een bombardement aan prachtige kunstvormen. En dat heeft gewerkt, Operix.”
“Mooi,” zei Operix, “dan kunnen we nu de overwinning gaan vieren met het gebruikelijke grote feestmaal, want ik heb er honger van gekregen.”
En zo vond er die avond een groot diner plaats, waarbij Bacchus ook behoorlijk aan zijn trekken kwam en de Muzen niet alleen meer zongen, maar ook de bloemetjes behoorlijk buiten zetten. En de bard? Die mocht gewoon aan tafel zitten, want dit was een bard die geen Schlagers zong, maar mooie ballades.