Plat Haags: Nederwaardse toestanden

Nick (ArchEnemy)

Iedere zondag bekijken Driek Oplopers en ArchEnemy in de rubriek Plat Haags het Nederlandse politieke landschap. Driek Oplopers vanuit zijn gerieflijke studeerkamer met een sterke bak koffie onder handbereik, ArchEnemy op zijn iets te warme werkzolder met nog wat sterkers bij de hand. De vorige aflevering lees je hier.

Luc plantte zijn glas driftig op het dessokleedje. "Dis en Nabane.. Banena.. ..fdomme.. Banánenrepepliek!!" Aartsvijand keek zijn vriend glimlachend aan. "Maak je niet al te druk Luc, iederéén ziet dit vroeg of laat, en de meesten boeit het uiteindelijk niets. Omdat ze het niet aandurven. Dus vraag je nog even af of je je zo wilt blijven opwinden, meneer de sterjournalist. Zo niet, dan haal ik nog een rondje. Nog een kersenbiertje voor jou?" Aartsvijand stond op en Luc deed er beteuterd het zwijgen toe. Dat de rechtbank in het proces van de populistische politicus Tjeerd Schilders zó geblunderd had kon er nog niet in bij hem, terwijl de feiten er niet om logen. De voorzitter van het gemeentehof had tijdens een gepland dinertje de kroongetuige van het proces tegen Tjeerd proberen te overtuigen van de wijsheid om hem tóch te vervolgen, tegen het nadrukkelijk advies van het Openbaar Ministerie in.

De getuige, de Nederwaardse historicus Jans Hanssen, voelde zich opgelaten en wist niet hoe hij moest reageren. Hij had die middag tegenover Luc uit de school geklapt. "Ja, ik zeg tegen die man die stond te koken dat dit echt niet kón, mij drie dagen voor mijn verhoor aan één tafel zetten met de voorzitter van het gemeentehof! Straks paktie mij óók nog op omdat ik te veel weet over de gemeentelijke herindelingsplannen aan de overkant van het Bantij, omdat die lui er daar een handje van hebben eeuwenlang de onroerendzaak te ontduiken omdat ze zich door hun afkomst onschendbaar wanen... Wat moet ik nou? Dit is toch geen eerlijk proces meer?"

Luc was de held van de dag geweest op de redactie van zijn krant, zijn baas had een glimlach van oor tot oor, zijn collega's keken Luc aan alsof hij net een geweldig feest had gegeven, de kranten vlogen de lokale kiosk uit, en de sigarenboer annex snackbar belde voor de derde keer op of er nog een stapeltje over was. De hele stad was uitgelopen, de kroeg zat vol, de kerk bleef leeg. Er was een mengeling van opgewonden vrolijkheid en gerijpte boosheid, een groot "zie-je-wel" gehalte had zich meester gemaakt van die stamgasten die graag anderen ongevraagd op de hoogte stelden van hun kijk op de lokale politieke werkelijkheid. En ondertussen zat Luc aan zijn tafeltje met zijn vriend, een grote illusie armer.

Het kersenbiertje werd met een ferme plof op het kleedje geplant. Het zag er met zijn beslagen druppeltjes en licht-rode schuimkraag uit als een fris cadeautje in woelige tijden. Aartsvijand zette voor zichzelf een dubbele Beerenburg neer en keek even peinzend naar het kleedje op de tafel. Hij nam een slok, kneep zijn ogen dicht om ze daarna in die van Luc te planten. "Gozer, je hebt iets boven water gekregen dat al zó lang lag te wachten tot er iemand voorbijkwam, trek het je niet aan alsof jij eigenhandig het bestuur van Nederwaard om zeep geholpen hebt. Je hebt laten zien dat de vrijheid van meningsuiting alléén voor de juíste mening geldt, dat er een hegemonie van correcte nepotisten bestaat in onze stad, die zich zó fatsoenlijk en onschendbaar wanen dat ze zeker weten dat ze met alles weg kunnen komen. Daar heb jij een stokje voor gestoken. Dát is nou democratie aan het werk, beste vriend. En dat is jóuw verdienste." Luc voelde zich iets beter bij de oprechte woorden, maar kon het gevoel van verwezing niet van hem afschudden. Wat een woord ook, 'verwezing'. Dat begrip was door een eerdere wethouder geïntroduceerd, de flamboyante Wim Voortuin.

Dát waren tijden. Luc was toen net begonnen op de redactie van de Nederwaardse Courant, en de campagne van Wim Voortuin was er één om je vingers bij af te likken als beginnend journalist. Wim sprak met veel humor en begeestering in elke vergadering, kwam opdraven bij de schaakclub, de sjoelvereniging, ook de bond van uitheemse duivenmelkers deed hij aan, ja, en zelfs aan de overkant van het Bantij, tussen de arme buiten-Nederwaardsen was hij te vinden om zijn beleidsvoorstellen toe te lichten. Hij was het niet eens met veel van de opvattingen van het rauwe Bantijvolk, maar wilde ze wél bij het Nederwaardse beleidsleven betrekken. Hoe anders was het nu met Tjeerd Schilders, die het liefst het Bantij met zwavelzuur wilde laten vollopen om te voorkomen dat er ooit nog één bewoner van de overkant naar Nederwaard zou komen.

"Ze hadden Wim nooit moeten vermoorden" zei Aartsvijand, alsof hij de gedachten van Luc kon lezen. "Niemand gelooft nu nog dat Wim dood moest omdat hij een tunnel onder het Bantij wilde aanleggen waardoor de nestgrond van de zoetwatergeelkarper gevaar liep. Wim moest weg omdat de dames en heren het niet konden verdragen dat hun hegemonie weggedrukt werd door de eerste de beste burger, en dan nog een niet-linkse homo op de koop toe. Ze hebben hem aan alle kanten geprobeerd zwart te maken, hem vergeleken met de Spaanse bezetter die huis had gehouden aan de overkant van het Bantij, maar het domme volk wilde maar niet luisteren naar wat goed voor haar was. Dus is hij omgelegd. En niet voor een paar van die zeikkarpers, maar omdat de infrastructuur van het bestuur gevaar liep. Met alle donkere geheimen die daar te vinden waren. Waar jij er net ééntje van openbaar gemaakt hebt! Geniet nou gewoon maar van je moment vriend, en bewaar je desillusie voor later. Democratie is alleen goed om de ene ploeg in te wisselen voor de andere, maar ze doen allemaal hetzelfde: bij elkaar op schoot afspraakjes maken waar vooral zijzelf beter van worden."

Luc had zoveel bestuurders van dichtbij meegemaakt als ze op de redactie kwamen om hun hart bij hem uit te storten, tenminste dat dacht hij. Hij kreeg steeds stukjes informatie toegespeeld waarvan de gevolgen dan weer ongunstig waren voor de politieke tegenstanders van zijn bezoek, dat zó oprecht leek... Had Luc zich al die tijd voor allerlei karretjes laten spannen? Het leek er wel op. Nu dit proces tegen Tjeerd zo terugsloeg op de notabelen die hem weg wilden hebben was Luc zijn vertrouwen in de onafhankelijkheid van het bestuur niet alleen kwijt, hij begreep ook dat die mensen actief bezig waren de boel te belazeren.

"Dit ís geen democratie!" Luc had bijna tranen in z'n ogen maar ging door tegen Aartsvijand. "Democratie betekent niet dat je met z'n allen genoeg stemmen verzamelt om maar eens lekker huis te houden en jouw zin overal doordrijft; democratie betekent ook dat je de oppositie serieus neemt! Dat je daar naar luistert, dat je deugdelijke argumenten tégen de kritiek van de oppositie verzint en vooral, dat je de oppositie laat léven! Dat je er respect voor hebt, want respect voor je oppositie, hoe irritant, hoe debiel, hoe horkig ook, is respect voor de rechtstaat, voor de democratie! Deze idioten hebben het persoonlijk gemaakt, Tjeerd Schilders loopt godderredomme met beveiliging rond! Ze hebben zich het bestuur toegeëigend, terwijl het van iederéén hoort te zijn! Dit is geen democratie, dit is één keer in de vier jaar de samenstelling van de raadszaal herindelen, waarna ze gewoon verdergaan, want zíj hebben de sleutel van de wijnkelder en de voorraadschuren, dus zíj zitten goed! En als je daar wat van zegt, ben je ineens de fascist die het voorzien heeft op de democratie en de arme minderheden van over het Bantij, wat een grenzeloze, hufterige pokkementaliteit heb je dan als bestuurder!"

Luc was niet ingegaan op de sussende gebaren van zijn glimlachende vriend, en zelfs het omvallende kersenbiertje had hem niet gestopt. Luc voelde een woede in zich opkomen over jaren bedrog, jaren voor allerlei karretjes gespannen te zijn, jarenlang respectloos behandeld te zijn door mensen waarvan hij dacht dat ze integere bestuurders waren. Zijn grens was bereikt, hier stond een Luc die zich vrijgemaakt had van de illusie van overleg en saamhorigheid. En uitgerekend op dat moment, waarin hij zich op zijn allereenzaamst voelde, ging er een groot gejuich door de kroeg heen. Aartsvijand keek zuur door zijn handpalmen naar de grond, en de bezoekers, die stil waren geworden bij de laatste woorden van Luc, stonden als één populistisch blok op, sloegen Luc op de schouders en renden naar buiten om het stadhuis te plunderen.

"Goed. Nog een kersenbiertje dan maar?" vroeg zijn zuchtende vriend terwijl Luc met grote ogen en hangende onderkin naar de deur van de kroeg staarde die uit zijn voegen was gerukt en een boel geschreeuw uit de verte doorliet.