Nederwaard: Eruit!

Luc (LvanLier)

Op dinsdagavond schrijft LvanLier over de gebeurtenissen in de fictieve provinciestad Nederwaard. Het Hollandse politieke, culturele en maatschappelijke landschap in het klein. De vorige aflevering lees je hier.

“Ja, lekker!” De sterverslaggever sloeg nog een glaasje Cointreau niet af, want de stemming zat er goed in, op de feestelijke redactieborrel. De halfjaarcijfers van de dagbladenbranche waren gepubliceerd, en het ging goed. De oplage van de Nederwaardsche Courant was met vele procenten gestegen. Luc was trots. Op zijn krant, op zijn collega’s en ook op zichzelf. Sinds de publicatie van de belastende foto’s van het drietal Kauw, Schilders en Bakema stond de Nederwaardsche Courant te boek als vernieuwend. Als toonaangevend en standvastig.

Het was een drukke dag geweest. Een hoop gedoe rond de winkeltjes in de spoorwegstations. Daar hadden managers stelselmatig sollicitanten die afkomstig waren uit de kansarme gebieden aan de overkant van het Wantij de deur gewezen. Er waren forse geldboetes geëist. Spoorwegvoorlichter Steven Ronalds had bij hoog en bij laag volgehouden dat het slechts een incident was geweest, maar Luc had er een vernietigend artikel aan gewijd. Het openbaar vervoer lag sowieso ernstig onder vuur. Al dagenlang was er veel commotie over de OV-chippas, waarmee men gemakkelijk zou kunnen reizen in de treinen van de Nederwaardsche Lokaal Spoorwegmaatschappij en de bussen van de firma Correxxion. Maar het ene na het andere schandaal werd onthuld. In tegenstelling tot wat de reizigers altijd was voorgehouden, bleek het betaalsysteem in het geheel niet te zijn geijkt, waardoor mensen die bij voorbeeld bij de Sint Vituskathedraal waren uitgestapt, de ritprijs naar de verderop gelegen Al Maticha Moskee bleken te betalen. Dure grap voor de klanten. En ook de toezegging van de spoorwegen, dat alle stations met poortjes zouden worden afgesloten, bleek op drijfzand te berusten, aangezien op ieder station minimaal een poortje open zou blijven voor reizigers van buiten het Stadsgewest Nederwaard. Daarmee was het veiligheidsvoordeel natuurlijk tot nul gereduceerd. Het imago van de OV-chippas dreigde te bezwijken onder een lawine van negatieve berichten. Temeer daar WOB-specialist Bruno Zoomer boven tafel had gekregen dat de directie van Transport Location Services veel meer verdiende dan de Van der Lendenorm. Sterker nog, een deel van de exorbitante salarissen zou komen uit een potje dat was bestemd voor de renovatie van de treinstations. Luc overwoog, TLS voor te dragen voor De Gouden Wasknijper, een jaarlijkse trofee die door de krant werd toegekend aan een project of instelling waarvan men zegt dat “de zaak stinkt”. 

Niet de enige zaak die stinkt, trouwens. Ook Hogeschool InNederwaard was weer een mikpunt van kritiek. Er bleken op grote schaal diploma’s te zijn uitgereikt aan ongeschikte examenkandidaten. Afgekeurde afstudeerscripties werden opeens met een 7 beloond en tentamens hoefden niet meer te worden afgelegd. Toch had een onderzoekscommissie onder leiding van de heer Zweers besloten dat het allemaal geen fraude mocht worden genoemd. Die hele affaire had Luc nog in een lastig parket gebracht. Zijn neefje Anton was sinds kort in het bezit van het diploma Media en Communicatie van InNederwaard. Toch was er geen werkgever te vinden die hem een baan wilde geven. Ook de Nederwaardsche Courant weigerde hem een functie. Toen Anton zijn oom had opgebeld met de vraag of hij een goed woordje voor hem kon doen, had Luc helaas moeten besluiten, nee te zeggen. Dat was Luc nog op een schrobbering van zijn oude moeder komen te staan. Witheet was het oude mensje geweest, en schuimbekkend had ze hem opgebeld. “Wat ben jij nou voor een oom! Je moet achter je familie staan,” had ze in de telefoon gebulderd. “Schaam je!” Luc had het met zijn oude moeder te doen. Het waren verschrikkelijke tijden voor haar. De straat onveilig, en haar geliefde Christelijke Democraten Alliantie in zee met het Platform Voor Veiligheid. Het was haar een gruwel. Het stadsbestuur zou al zijn gezag verliezen, vond ze.

En dat gold ook voor de politie, bedacht Luc. Nederwaardsche agenten maakten zich schuldig aan wildplassen, reden veel te hard, fietsten door rood. Toch hadden ze van de korpsleiding opdracht gekregen, om meer bekeuringen uit te delen aan wildplassers, snelheidsovertreders en roodlichtfietsers. Overal waar de Hermandad zich in de stad vertoonde, werd ze uitgelachen door voorbijgangers. Luc had zelf ook een bon te pakken. Hij was rechtsaf geslagen op zijn fiets, maar werd staande gehouden omdat hij zijn hand daarbij niet had uitgestoken. Toen Luc de agent in kwestie minzaam vroeg, hoe de vorderingen waren naar de steekpartij die hem bijna het leven had gekost, dreigde de agent hem te arresteren en naar het politiebureau over te brengen wegens belediging. Luc was later nog op straat aangesproken door een schuimbekkende politievoorlichter, omdat hij die verhitte discussie woordelijk in de krant had afgedrukt. Handig, die geluidsopnamefunctie op zijn nieuwe mobiele telefoontoestel…

Tevreden babbelde Luc wat met zijn collega’s. Het was gezellig, die receptie. Maar opeens barstte er een oorverdovend rumoer los. De bureauredacteur van dienst stormde de kantine binnen. “Allemaal naar het stadhuis! Ze zijn eruit!”