De angst regeert

Karel (Ton-Deuse)

Ooit was Nederland befaamd om zijn tolerantie, maar de nationale emotie is tegenwoordig die van de laffe angst. De laffe angst voor het vreemde en het nieuwe. Daarom laten we ons door demagogische politici lijdzaam ‘in bescherming’ nemen tegen de boosaardige buitenwereld en accepteren we overdreven regulerende wetgeving om te voorkomen dat we ons te buiten gaan aan incidentele excessen, waarvoor het merendeel van de bevolking te schijterig of te fatsoenlijk is en die ooit door een minieme minderheid zijn begaan. Want tja, de goeien hebben ‘nou eenmaal’ onder de kwaaien te lijden en dus wordt er gereguleerd, gereglementeerd, gecontroleerd en geregistreerd dat het een lieve lust is.
In zo’n atmosfeer is het niet vreemd dat xenofoben, homofoben en andere foben onder hun tegel vandaan kruipen en hun kans schoon zien om hun obscure, beperkte en door rabiate angsten bepaalde tunnelblik aan de rest van de bevolking op te dringen.
Het is momenteel vrij baan voor de psychoten, contactgestoorden en andere klootzakken, die vroeger nog veilig zaten opgeborgen in keurig gestoffeerde inrichtingen en zonder gevaar voor anderen hun van regeringswege verstrekte knuffel-Pino konden misbruiken.

Dat de angst regeert, hebben we recent nog op het WK-voetbal kunnen zien. Want wat je ook van sport kunt denken, de uitvoering ervan verraadt veel over de landsaard. Stond het Nederlandse voetbal ooit voor aanvallend, innovatief en avontuurlijk, momenteel staan we er anders voor: laf, angstig, verdedigend en allerminst creatief. Vertegenwoordigden onze vroegere helden (Cruijff, Van Hanegem, Van Basten, Bergkamp) durf en kunstzinnigheid, tegenwoordig behelpen we ons met een kalende tuinkabouter, gesierd met de tot racekak aanzettende Libelle-naam Wesley, die zijn gebrek aan lengte tracht te compenseren met een alleen door narcistische psychopaten geëvenaarde eigendunk. Een klootzak dus.

Maar het is de tijd van de klootzakken.
Het is bijvoorbeeld de tijd van Powned, dat reactionaire tot TV gestolde snot van GeenStijl, dat er een eer in legt om onbeargumenteerd te schofferen om zodoende compensatie te zoeken voor het aangeboren en dus ongeneeslijke minderwaardigheidscomplex van een stel studentikoze lampelullen.

Het is de tijd van de klootzakken.
Het is bijvoorbeeld de tijd van de blaatgrage Jakhals Erik, dat prototype van de over-geëmancipeerde provinciaal, die vroeger terecht door zijn leeftijdgenootjes getreiterd zal zijn. Niet geheel toevallig iemand die zijn eigen beperkte blikveld verabsoluteert en zonder enig historisch besef bol staat van zijn eigen hedonistische en assertieve gelijk. Het is teveel eer om deze broodlul aan de schandpaal te nagelen; maar laten we zeggen dat hij model staat voor een generatie nitwits die zich arrogant gedraagt als de eerstgeborene der mensheid, die hooguit bereid is om een eclectische strooptocht door het verleden te houden om zich zodoende tegoed te doen aan datgene wat binnen zijn straatje past.
En ach, wat deze Erik betreft: het wordt hard tijd dat er weer eens iemand ouderwets op zijn brilletje gaat staan.

Het is de tijd van klootzakken.
De tijd van de boulevardjournalistiek, bedreven door hevig aan zichzelf zuigende relnichten met een woordenschat van rond de vierhonderd. Was daar ooit, in beschaafdere tijden, een voor de kattenbak voorbestemde pagina voor ingeruimd in ’s lands foutste ochtendblad, tegenwoordig overschaduwt de klisma van Patty Brard menige hongersnood en moeten we –neus dicht, mond open- ingegoten krijgen dat het vruchtwater van Wendy van Dijk in geinige meeneemflaconnetjes te koop is, hetgeen natuurlijk belangwekkender is dan het kijkbuisvee te laten weten dat er stevig aan de poten van het pensioenstelsel wordt gezaagd.

Het is de tijd van de klootzakken.
Het is de tijd van het pedante deel van Nederland, vanuit een onuitgesproken Übermensch-opvatting, in een soort openbare SM-voorstelling het onderdanige maar hevig naar erkenning hunkerende deel van de bevolking beoordeelt op kleding, uiterlijk, zang, dans en kookkunst. Vooral de zogeheten kookprogramma’s laten onsmakelijke taferelen zien van betweterige braadhomo’s en kooknichten die wokkend en fruitend door hun eigen geil over het scherm glijden.

Het is de tijd van de klootzakken.
De tijd van Geert Wilders; die racistische contactgestoorde Lul Rozewater die ooit naar een cursus Sociale Vaardigheden is gestuurd, omdat ie daar geen ‘nee’ tegen durfde te zeggen. En die nog steeds met een onzekere snik in z’n stem als een ongesteld zeikwijf over z’n toeren raakt als hij verbaal tegengas krijgt en je dan direct voor de rechter daagt, terwijl hijzelf van de cursus ‘assertiviteit’ heeft begrepen dat je een ieder die je niet welgezind is welbewust moet beledigen, discrimineren en vernederen.
 
Het is de tijd van de klootzakken.
Het is tijd van de ‘wijfjes’ Rutte en Verhagen, die nu al aan het koordje bungelen van marionettenspeler Wilders. In plaats van de verontrusting van de ambassadeur van Indonesië over het aanstaande bezoek van zijn premier aan Nederland serieus te nemen en als eerste concrete teken te zien van het feit dat ‘Bruin 1’ op gespannen voet staat met onze internationale betrekkingen, roept Verhagen –op last van Wilders-  genoemde ambassadeur ter verantwoording. Waar Nederland de komende jaren ruggengraat nodig heeft, vertoont klootzak Verhagen de stevigheid van een tuinslang.

Het is de tijd van de klootzakken.
Tja, en dan hebben we in korte tijd een uiterst kwestieuze reputatie op het gebied van ‘inheems terrorisme’ opgebouwd. Was die eenzame randdebiel in zijn aftandse Suzuki vorig jaar in Apeldoorn misschien nog enigszins serieus te nemen en in ieder geval geslaagd als zelfmoordterrorist, de schijtpaniek die ons stoere aanstaande staatshoofd over zijn eigen sabeltje deed struikelen, toen op 4 mei iemand luidkeels blijk gaf van zijn labiele psychische gesteldheid, was ronduit lachwekkend te noemen. Dat ons vaderlandse terrorisme in een diepe crisis verkeert, bewees afgelopen dinsdag een Winterswijkse leipmongool door een aanslag te plegen met een waxinelichthoudertje. Ergens in de grotten van Afghanistan hebben ze zich wezenloos gelachen, dat kan niet anders.
Maar wat zal de reactie van het stijf van de angst en paniek staande komende kabinet zijn? Nog meer regels, nog meer controle, nog meer registratie, nog meer preventief ingrijpen.

Inmiddels zit ik in het Huis van Bewaring. En dat alles omdat ik gisteren langs het Paleis Noordeinde liep en, wijzend op de groene vlekken op het witte pleisterwerk, aan de dienstdoende marechaussee vroeg:
“Aanslag op het Koningshuis?”

© Karel Kanits