De Bijbel roken

Bert (superworm)

Vanwege het feit dat mijn computer - inclusief niet-afgeschreven Berlijn-herinneringen - letterlijk en figuurlijk deze week zijn schepper heeft ontmoet, te wijten aan zeventig (!) Trojaanse paarden, krijgt u een column die aanvankelijk stond ingepland voor ná de Berlijn-reeks te lezen. Volgende week (hopelijk) meer vakantieavonturen.

Het boek heeft een stoffen, blauwe kaft, waarin met goudpapier de woorden “Bijbel / Psalmen en 12 gezangen” zijn gegrift. Een patroon van in donkerblauw gedrukte jodensterren verandert langzaam in een duif, en vervolgens in een kruis. Op de eerste pagina is een kaartje gelijmd met daarop gedrukt “-Aan” met mijn naam er netjes met balpen naast geschreven, en “-Bij het verlaten van” met daarachter de naam van mijn basisschool gepend, alsmede “18 juli 2001”. Namens het bestuur stond er een handtekening van de voorzitter van de ouderraad. Pagina twee en drie zijn leeg, behalve het in hoofdletters gedrukte BIJBEL.

Twee pagina's verder staat dezelfde 17e-eeuwse uitleg als in alle bijbels in de Statenvertaling.


BIJBEL
dat is de ganse
HEILIGE SCHRIFT
bevattende
al de kanonieke boeken
van het
OUDE EN NIEUWE TESTAMENT

Door last van de Hoog-mogende Heren
STATEN-GENERAAL
DER VERENIGDE NEDERLANDEN
en volgens het besluit van de Synode Nationaal
gehouden te Dordrecht in de jaren 1618 en 1619
uit de oorspronkelijke talen in onze Nederlandse
taal getrouwelijk overgezet


Hoogmogende Heren in Den Haag - nu een schertsende term vol minachting, vroeger de reguliere benaming van het Huis van Afgevaardigden. In deze editie windt men er geen doekjes om, zijn er geen plaatjes of uitleg of voorwoorden. De volgende pagina's vindt men een haast Nazistisch ogende index van bijbelboeken, meteen daarna begint in een klein lettertype het boek zelf, daarna de Psalmen, Cathechismus en Dordtse Leerregels; “HET EERSTE BOEK VAN MOZES, GENAAMD GENESIS. De schepping. 1 In den beginne schiep God den hemel en de aarde. 2 De aarde nu was woest en ledig...”

In een topic over moslimwoede na de aankondiging van een kerk in Florida om op 9/11 Korans te verbranden, gaf ik te kennen dat hoewel atheïsten heilige boeken steevast afdoen als ‘sprookjesboeken’, ik best kon begrijpen dat sommigen er niet lichtvoetig mee omsprongen. Ik zei dat ik nog steeds geen bijbelpagina’s zou kunnen gebruiken om een sjekkie mee te rollen. Iemand daagde me uit het te doen. Een PM volgde. “Heb je het al gedaan? En wel Hooglied, hè?”

Ik heb, afgezien van de Berliner Dom, al bijna anderhalf jaar geen enkele kerk meer van binnen gezien. Mijn ouders' verzoeken tijdens de feestdagen, die ik veelal niet alleen op mijn studentenkamertje, maar 'lekker thuis' vierde, om nog eens mee naar de kerk te gaan, sloeg ik steevast resoluut af. “Ik ben er één klaar mee,” gebruikte ik de redeneertactiek van Balkenende, “en twéé heb ik er niets meer te zoeken; ik ben daar al een jaar niet binnen geweest, iedereen heeft al twintig jaar vaste plekken, ik weet precies hoe ze zullen kijken. Als jullie er écht op staan dat ik het Woord des HEEREN moet horen met kerst of Pasen, ga ik nog liever naar de Katholieken of Hervormden.

Maar dat deed ik vanzelfsprekend niet. Langzaam probeerde ik bij mijn ouders al voor mijn vertrek op kamers, door te laten schemeren dat ik, alle kinderlijke en puberale beloftes ten spijt, helaas niets meer voelde voor christendom als mijn levensreddende religie. Omdat ik wist dat hoewel mijn ouders van alle vrienden die ik heb zo'n beetje de meest liefdevolle, vredelievende en behulpzame mensen op de wereld zijn, ze ook behoorlijk hechten aan het christelijk 'goed terechtkomen' van hun kinderen, durf ik nog steeds niet echt te schrijven over hoe ik me erover voel, blijf ik op mijn hoede om ze niet te beledigen. Het respect voor mijn ouders is mij belangrijker dan makkelijk scoren met een column over de fouten of inconsistenties in het christendom.

En nu, na ruim een jaar, staar ik naar mijn bijbel. Op de bovenkant zit een laagje stof, dat ik er behoedzaam af veeg. Binnenin zitten nog overal draadjes van sokken en kleding, gladgestreken Fruitella-papiertjes en eveneens spiegelgladde Mentos-verpakkingen. Je moet íets te doen hebben als elke zondag elke preek een uur duurt. Ik blader weifelachtig naar Hooglied, het opgedragen boek om 'te roken'. “Heb je het kunnen vinden”, PM'de de FOK!'er die me uitdaagde. Of ik het kon vinden. Psalmen Spreuken Prediker HOOGLIED! De basisschoolrijtjes van het O- en NT zitten er nog steeds ramvast in, net als al die psalmpjes en liederen.

Vaak schiet er me zomaar een zinnetje te binnen uit de bijbel of de psalmen. Bittere passages als “zo Gij in 't recht wilt treden, o HEER, en gadeslaan, onz' ongerechtigheden, ach, wie zal dan bestaan?”, maar ook “hoe lieflijk, hoe vol heilgenot, o HEER der Legerscharen God, zijn mij Uw huis en tempelzangen; hoe branden mijn genegenheen om in Uw voorhof in te treen, mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen; mijn hart roept uit tot God, die leeft, en aan mijn ziel het leven geeft.” Maar niet alleen die – ik kan van bijna elke tekst direct het versnummer en de psalm oplepelen, (130:2, 84:1) zoals met bijna alle andere psalmen, die met enige regelmaat vaak hele dagen komen spoken.

Hooglied, ofwel HET HOOGLIED VAN SÁLOMO, comfortabel tussen Prediker en Jesaja geparkeerd. Een lied over de liefde, of over een geliefde, of over Sálomo's liefde voor God – in deze acht korte hoofdstukjes wordt meer over seks, vagina's en borsten gesproken dan in alle andere boeken van de bijbel. Natuurlijk een reden om het al talloze malen doorgelezen te hebben. Prachtige, millennia oude poëzie is het. De mij aangeraden tekst (of pagina om mee te rollen) begon ik eerst te lezen. Bij het bladeren ernaartoe kwam de aloude, oeroude stem van mijn geweten weer boven, die stem die ik aanvankelijk ook hoorde als ik vloekte of seks had voor het huwelijk of masturbeerde of in de kerk te horen kreeg dat internet en tv evil zijn.

Niet doen, Bert, zegt die stem niet eens met woorden, maar met een nog voor mijn hersenpan volledig dichtgegroeid was ingeramde, onderbewuste dwang, een vlaag van negatieve gevoelens, een haast fysiek weerhouden van de daad zelve. Ik word me gewaar van deze sentimenten en vraag me af of het positief of negatief is. Zie je wel, zegt een stemmetje, dat christendom heb je maar mooi de deur uit gezet, moet je kijken hoe oppressief en alomvattend het je individu overheerst, hoe het je leven vormgeeft zodat je geen eigen keuze hebt. Nee, schreeuwt de andere stem, je wéét dat het, een jaar 'verloren zoon' of niet, wellicht, in de woorden van kapitein Ortega, best wel eens waar kan zijn.

Rationeel en dieper instinctief ben ik allang niet meer gereformeerd zoals ik dat ooit was, evenals al mijn broers en zussen. Dat is ook het pijnlijke eraan, vooral voor mijn ouders maar voor de hele christelijke maatschappij als geheel. Ons familieverhaal is slechts de weerklank van de sixties, een verhaal dat duizenden of miljoenen malen eerder is voorgekomen. Enkele broers en zussen zijn fervent atheïstisch, sommige nog wel ingeschreven maar geen actieve praktiserenden meer, weer anderen wel (zo veel mogelijk) wekelijks in de kerk, maar dan 'bij de hervormden', die volgens ons gereformeerden een naar de hel leidende surrogaatversie van het geloof proberen te verkopen.

Rationeel koos ik allereerst voor atheïsme, maar moest ik al snel terugvallen op agnosticisme. Wie was ik immers, in een maatschappij waar we nog niet eens bewijs hebben voor de Big Bang, noch een verklaring, en waar elke dag nieuwe theorieën over de meest ongeloofwaardige astrofysische verschijnselen de kop op steken, om te zeggen: er is geen God, God is dood, de mogelijkheid is uitgesloten. En precies die gedachte weerhoudt me nu.

Hooglied 7. “Uw twee borsten zijn als twee welpen, tweelingen van een ree. Uw hals is een elpenbenen toren, uw ogen zijn als de vijvers te Hesbon; uw neus is als de toren van Libanon, die tegen Damaskus ziet. Uw hoofd op u is als Karmel, en de haarband uws hoofds als purper; de koning is als gebonden op de galerijen. Hoe schoon zijt gij, o liefde, in wellusten! Deze uw lengte is te vergelijken bij een palmboom, en uw borsten bij druiftrossen. Ik zeide: Ik zal op den palmboom klimmen, ik zal zijn takken grijpen; zo zullen dan uw borsten zijn als druiftrossen aan den wijnstok, en de reuk van uw neus als appelen. En uw gehemelte als goede wijn, die recht tot mijn Beminde gaat, doende de lippen der slapenden spreken. Ik ben mijns Liefsten, en Zijn (red.: haar?!) genegenheid is tot mij. Kom, mijn Liefste! Laat ons uitgaan in het veld, laat ons vernachten op de dorpen. Laat ons vroeg opmaken naar de wijnbergen, laat ons zien, of de wijnstok bloeit, de jonge druifjes zich opendoen, de granaatappelbomen uitbotten; daar zal ik u mijn uitnemende liefde geven.”

Zo mooi, zo oud, maar zo tijdloos – je verbrandt toch ook geen Catullus, geen Yeats?
Ik pak de bladzijde vast en vraag me af of ik dit nou wel moet doen. Het papier spant zich, maar ik trek niet verder. Het stemmetje komt weer, je broers hebben het allang gedaan met psalmboekjes en sjekkies, waarom jij niet? Het andere stemmetje fluistert iets over broer, sloot, springen en ik ook. Het dunne vloeipapier staat nog steeds strak. Als ik de bladzijde omsla en DE PROFEET JESAJA zie staan, schrik ik terug en laat ik het onbewust vieren. Boven het eerste hoofdstuk het kopje Oordeel over het zondige volk van Israël.

“Wee het zondige volk, het volk van zware ongerechtigheid, het zaad der boosdoeners, de verdervende kinderen! Zij hebben den HEERE verlaten, zij hebben den Heilige Israëls gelasterd, zij hebben zich vervreemd, wijkende achterwaarts. Waartoe zoudt gij meer verslagen worden? Gij zoudt des afvals des te meer maken; het ganse hoofd is krank, en het ganse hart is mat. Van de voetzool af tot het hoofd toe is er niets geheels aan hetzelve; maar wonden, en striemen, en etterbuilen, die niet uitgedrukt noch verbonden zijn, en geen derzelve is met olie verzacht. Uw aardrijk is een verwoesting, uw steden zijn met het vuur verbrand; uw land verteren de vreemden in hun tegenwoordigheid, en een verwoesting is er, als een omkering door de vreemden. En de dochter van Sion [red: synoniem voor 'de ware gelovige'] is overgebleven als een hutje in den wijngaard, als een nachthutje in den komkommerhof, als een belegerde stad. Zo niet de HEERE der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel had gelaten, als Sódom zouden wij geworden zijn; wij zouden Gomórra gelijk zijn geworden.”

Kopje boven vers tien, Opwekking tot waarachtige bekering.

Wat áls. Wat als de 0,001 procent van de wereldbevolking die hetzelfde gereformeerde geloof heeft ervaren als ik, het bij het rechte eind zouden hebben. Dan wat? Dan zou ik ongetwijfeld als Sódom worden, als Gomórra met de grond gelijk gemaakt worden. Maar wat maakt het dan uit of ik Hooglied in de brand steek of niet? God maakt volgens ons immers geen onderscheid: allen die Hem maar halfslachtig of helemaal niet volgen, hebben hetzelfde lot, niet het smalle pad naar de hemel, maar de brede weg die tot verderf leidt, de zeven trappen van de hel. Maar als wíj geen gelijk hebben, maar bijvoorbeeld de katholieken of 'gewone' huis-tuin-en-keuken-protestanten, dan zou ik met een nette levenswandel wél in de hemel komen, al had ik Jezus niet als mijn verlosser geaccepteerd in mijn hart.

Deze sentimenten zal eenieder die ooit christelijk was in meer- of mindere mate herkennen, het andere stemmetje legt dan ook ijzig rationeel aan mezelf uit dat het juist deze bizarre reactie van diep in mijn brein, mij deze column deed schrijven; dat het me beangstigt, boos maakt zelfs, dat het geloof blijkbaar zo diepgeworteld, zo alomvattend in me aanwezig is geweest dat ik het nooit meer volledig los kan laten; het wel koeltjes kan beschouwen als 'een stukje verleden', maar nooit de diep intuïtieve neiging me van zondige daden af te keren stil kan krijgen. Al ben ik nog zo'n rationele, intelligente jongeman, het zal me nooit lukken. Ook dat deprimeert. Want wat áls. Dat is ook het argument dat tegen kerkverlaters en godweifelaars wordt gebruikt. Als het tóch waar is, zit je dieper in de puree dan niet-christenen. Schuldig je oordeel horende, met de kin op de borst voor de troon van God staande, zal je nooit kunnen volhouden dass du es nicht gewusst hast. Je hebt aan de waarheid mogen ruiken, het eeuwige mogen proeven, en je hebt het afgeslagen. God zal zeggen dat hij je nooit gekend heeft.

"Ga weg van Mij, Ik ken u niet." Het luik valt open. Een laatste ijselijke gil.

De God van de katholieken en hervormden, zou het oproken van de bijbel net zo hard veroordelen als de gereformeerde. Net als Allah, overigens, of Jahweh, of noem er een zwik. Ik kan het nog steeds niet. Ik klap de Heilige Schrift met een gnuivend lachje dicht en pak maar een gewone sigaret. Rancuneus en opgelucht tegelijk, en daarom weer rancuneus over die opluchting, begin ik aan het stuk waar u NU, nee NU, nee u hangt op, het einde van leest.