Avontuurtjes in Parijs

Jan (Bakoenin)

Dit weekend komt de Tour de France in Parijs aan. Op het moment dat de renners de skyline van Parijs zien, zal ik vermoedelijk vanaf de fiets de skyline van het altijd interessante Biddinghuizen zien, want daar zit ik dichtbij op een camping. Samen met mijn vrouw, dochters, schoonzonen en kleinkinderen. We vieren daar mijn 66e verjaardag en blijven er meteen een week.
Jullie horen wel aan mijn enthousiasme over Biddinghuizen dat ik die camping niet heb uitgezocht. Ik was liever in Parijs geweest. Niet speciaal voor de Tour de France, maar omdat het in Europa mijn favoriete stad is.

Ik heb van 1983 tot en met 1995 ieder jaar een groepsreis naar het laatste Tourweekend in Parijs georganiseerd voor de personeelsvereniging van het bedrijf waar ik werkte. En ik was meestal in dat weekend ook jarig, dus vierde ik vrijwel al die jaren mijn verjaardag in Parijs. De eerste jaren ging ik ook echt kijken naar de aankomst van de Tour de France. We stonden meestal met een paar mensen in de Tuilerieën bij de Place de la Concorde, want dan kon je de renners heel goed zien. Na een paar jaar gingen we niet meer naar de aankomst kijken, want er is in Parijs natuurlijk veel meer te zien en die aankomst ken je dan wel. We zorgden er dan wel voor dat we tegen de tijd dat de winnaar bekend was in de buurt van de finish waren om de uitslag te horen.
In 1989 was het anders en niet alleen omdat er toen een spannende tijdrit was in plaats van een gewone slotrit.  

Ik had het in de bus naar Parijs al gemerkt; er waren vijf mensen naar me toe gekomen om te vragen hoe dat eigenlijk werkte met die metro. Ik had ze gezegd dat ik dat ter plekke wel even zou laten zien. Dom, dom, dom, dom. Toen mijn vrouw en ik het hotel uitkwamen stond er een groep van zo’n vijftien personen op ons te wachten. Op zich niet zo erg, maar ze bleven ook na een korte uitleg over de metro en het wijzen van het dichtstbijzijnde metrostation aan ons plakken als vliegen aan een bezwete wandelaar. En dus hadden mijn vrouw en ik een probleem, want het liep al tegen half acht in de avond en we kregen wel trek. In Parijs zijn natuurlijk veel plekken waar je goed kunt eten, maar wij hebben hebben een paar favoriete plekjes. Quatier Latin, Montmartre, in de buurt van les Halles of Saint-Germain-des-Prés. Probeer daar maar eens zonder reservering een tafel voor zeventien personen te krijgen. Bij het eerste restaurant waar ik het vroeg schoten ze meteen in de lach. Dus we gingen maar een beetje door de wijken banjeren en hier en daar stelde ik weer die belachelijke vraag bij een restaurant.
Anderhalf uur later, met van die hongerbuikjes die je wel eens op films over Afrika ziet, hadden we eindelijk iets gevonden waar ze zo veel plek hadden. Ik wist niet eens meer waar we ergens waren in Parijs. Het was nog gezellig in een patio ook. Ik was erg opgelucht, want er waren in het gezelschap twee mensen van dik boven de zeventig en ook nog eens drie die waarschijnlijk nooit verder hadden gewandeld dan naar de slager op de hoek, dus er hadden doden kunnen vallen. 

Na het eten gingen mijn vrouw en ik slim terug naar het hotel, maar meteen nadat de meeste mensen naar binnen waren, gingen we met een klein, select groepje weer naar buiten. In Parijs is het natuurlijk belachelijk als je ’s avonds vroeg naar bed gaat. We zijn dus nog maar even naar een leuke tent in Pigalle gegaan. Je hebt daar nog meer tenten waar de Can-can wordt gedanst en ik vind het er altijd wel gezellig. Mijn vrouw en ik waren in gezelschap van twee vrouwen van mijn afdeling met hun mannen en verder was er Koos. Koos was negenentwintig jaar en al zijn hele leven vrijgezel. Hij hield wel van vrouwen, maar vrouwen blijkbaar niet van hem. Ik kon me er wel iets bij voorstellen. Hij was wel aardig, maar hij zweette bijna altijd en kreeg zijn oksels niet echt geurvrij. Verder was hij niet echt verlegen, maar maakte gewoon de verkeerde opmerkingen op de verkeerde momenten. Ik heb eens meegemaakt dat een leuke vrouw van zijn leeftijd aan hem vroeg wat hij die avond ging doen en zijn antwoord was: “Neuken.”
Daar win je geen harten mee.
Maar hier in Pigalle zou Koos zich misschien wel kunnen vermaken, dacht ik. Waarom dacht ik dat? Koos maakte er op zijn werk geen geheim van dat hij wel eens naar de ‘Haringkoning’ ging. In Den Haag heb je inderdaad in de binnenstad een kraampje dat de zo heet. Dat staat aan de rand van de betere hoerenbuurt. Dus als Koos naar de Haringkoning ging, dan was het niet om een visje naar binnen te laten glijden, maar meer om bij een visje naar binnen te glijden.
En in Pigalle kon je ook heel goed een visje verschalken. Dat wist Koos maar al te goed, want hij was wel eens meer mee geweest.
Toen wij dus weer naar het hotel wilden, vroegen we aan Koos of hij mee terugging, maar hij bleef liever nog even. Aan de bar zaten een paar dik opgemaakte, maar schaars geklede dames een sigaretje te roken en wat te drinken. We wisten genoeg.

De volgende morgen bij het ontbijt was hij niet aanwezig. Mijn vrouw en ik hadden wel veel bekijks omdat we broodjes met worst en kaas aten, terwijl in het hotel een echt Frans ontbijt werd geserveerd en zoals je misschien weet stelt dat helemaal niets voor. Fransen ontbijten eigenlijk niet thuis, maar bij een of andere brasserie en dan is het meestal een kop gore koffie en een croissantje met jam. En daar bestond het ontbijt in het hotel ook uit.
“Hoe komen jullie nu daar aan?” vroeg een van de zeventigers.
“Wel eens van een supermarkt gehoord?” zei ik.
Dat vind ik toch zo dom. Mensen denken dat ze in het buitenland niet gewoon dingen kunnen doen, die ze normaal in Nederland ook doen. Net alsof in Parijs geen supermarkten zijn waar je gewoon beleg kunt kopen.

Om niet weer de hele kliek mensen achter ons aan te krijgen, slopen mijn vrouw en ik na het ontbijt stiekem het hotel uit en zaten we razendsnel in de metro naar Chatelet.
We hadden in al die jaren nog nooit de Tour Montparnasse bezocht. Dat was ons doel die morgen. Vanuit de toren heb je een fantastisch uitzicht over de stad. Ik ben zelfs helemaal bovenop geweest, terwijl ik toch een beetje hoogtevrees heb. Er was echter een enorme buffer tussen de mensen en de rand om mensen met vreemde ideeën omtrent leven en dood tegen te houden, dus ik had geen last van mijn hoogtevrees.
Die middag waren we al tijdig in de buurt van de tunnel bij de Place de la Concorde. Ik wilde even kijken hoeveel tijd er tussen Lemond en Fignon zou zijn bij die tunnel. Eerst kwam Lemond. Ik keek op mijn horloge en wachtte. Toen Fignon kwam, bleek dat hij nog vijftig seconden over had op Lemond. Het was niet ver meer naar de finish. Fignon zou de Tour dus wel winnen. We gingen nog wat wandelen en kwamen in de buurt van de finish. Daar hoorde ik de stem uit de speaker uitbundig roepen dat Lemond de Tour de France had gewonnen. Op datzelfde moment kreeg ik een por in mijn zij. Het was Koos.
“En?” vroeg ik, “Heb je een leuke nacht gehad?”
“Nee!” zei Koos bits.
“Hoezo niet?”
“Ze was heel geil en ze ging me meteen verwennen met haar mond toen we op bed lagen, maar toen bleek het achteraf godverdomme een vent!”
Koos met een vent en Lemond toch nog de Tour gewonnen, het kon niet gekker.