Going slightly mad, deel twee

Johan (kuifkrullen)

‘Denk je dat ik gek ben? Of word?’
‘Hoe moet ík dat weten?’
‘Misschien was het meer een opmerking dan een vraag.’
‘…’
‘Het gaat niet zo goed met me. Denk ik. Ik weet niet of ik nog de baas ben. Of ik nog in control ben. Kan jij je ons gesprek van vorige week nog herinneren? [Een buis in je anus, deel één – RED] Ik merk dat ik steeds vaker met mijzelf begin te praten. Niet zoals mensen die hardop denken, zoals: “Niet vergeten om straks bloemen te kopen.” Maar echt dialogen. Ik betwijfel of dat normaal is. Misschien moet ik dat ook helemaal niet aan jou vragen. Jij bent er niet. Het gaat om jou, je bent niet objectief nu.’
‘Misschien moet je het juist daarom aan mij vragen; ik zit dicht bij het vuur. Of juist niet.’
‘Ik denk dat ik langzaam gek word. Of niet. Misschien wordt iedereen om mij heen wel gek.’


‘Is zoiets een proces? Ik weet het niet. Ik ken geen psychiaters. En al zou ik ze kennen, dan zou ik het ze niet vragen. Als je praat met een psychiater ben je per definitie gek. Denk ik. Zolang ik nog wéét dat ik af en toe wat paranoïde ben, zolang ik het nog kan herkennen en benoemen, is er nog niet zo veel met me aan de hand. Maar is het nou een proces? Of word je gek van de ene op de andere dag? Ik moet er over ophouden, straks praat ik het mijzelf nog aan. Ja, mensen kijken tegenwoordig langer dan normaal naar me, dat is dan maar zo. Nou en? Er zit niets achter. Of zouden ze wat aan me kunnen zien? Is er iets aan me te zien? Nee. Waarom kijken ze dan zo?’


‘Moet ik daarover met jou praten?’
‘Ik ben, denk ik, de enige die het echt begrijpt.’
‘Och hou op. Misschien ben jij wel de reden dat mensen kijken. Omdat ik met jou praat. Terwijl jij er niet bent. Of wel. Ik kan met je praten, maar ik kan je niet aanraken. Wie ben je? Je zit in me, maar zo voelt dat niet. Moet ik met jou over mijn problemen praten? Maak ik het probleem groter door er zo serieus op in te gaan, met jou, als je begrijpt wat ik bedoel? Mag ik je een naam geven?’
‘Een naam? Zou je dat willen? Zou je dat wel doen?’
‘Nee, misschien is dat niet zo verstandig.’


‘Wat moet ik nou? Er is een soort van verschuiving gaande. Ik ben heel rationeel, altijd al geweest. Vanuit dat perspectief is het natuurlijk krankzinnig dat ik gesprekken voer met… het. Maar, het voelt wel echt. En het is niet altijd heel productief. Dat is geen goed woord. Ik weet even geen beter woord, ik kom er zo op. Het gaat erom dat hij of het mij helpt bij het maken van keuzes. Als een soort klankbord. Dat hoeft toch niemand te weten? Iedereen heeft unieke denkprocessen. Daarin ben ik niet anders. Of gek. Maar denk je dat ik het kan controleren? Dat ik, zeg maar, de baas blijf? En dat het alleen bij hem blijft? Ik zei “hem” hè? Dat er niet meer komen die zich met van alles bemoeien. Ooit heb ik dat wel gehad, vroeger. Maar toen kon ik er nog niet mee omgaan. Ik ben veel sterker nu.’


‘Ik heb besloten om je te houden.’
‘Dacht je dat je me weg kon doen?’
‘Ik had je kunnen negeren.’
‘Nee, sorry, dat was niet mogelijk.’
‘Ik had tegen je kunnen vechten. Maar waarom gaan we hierover in discussie? Je mag blijven. Maar ik bepaal hoe het verder gaat. Ik ben de baas. Jij hebt alleen een adviserende rol. En ik ga je een naam geven.’
‘Een mooie?’
‘Natuurlijk, ik ben niet gek.’

 

wordt vervolgd