Sportvrouw van het jaar 2010

Jan (Bakoenin)

Nederland is een land van schaatsen, wielrennen, hockey en voetbal. Hoewel het laatste steeds minder.
Deze winter waren alle ogen gericht op de Olympische Spelen in Vancouver en de NOS had vrijwel alle registers open getrokken om het schaatsen te volgen, want daar lagen natuurlijk onze kansen op medailles. Mart Smeets, geflankeerd door zijn knechtjes Ria Visser en Bart Veldkamp verzorgden de voorbesprekingen, de tussenbesprekingen en de nabesprekingen. Herbert Dijkstra en Martin Hersman gaven rechtstreeks commentaar bij de beelden. Maar liefst vier man en een vrouw bij het schaatsen.
Buiten de verrassingen Mark Tuitert en Irene Wüst, die beide onverwacht goud wonnen, vind ik dat schaatsen eigenlijk maar saai. Dat heeft ook te maken met het commentaar van Dijkstra. Hij is meer bezig als rekenmeester, dan dat hij met enthousiasme de emotie overbrengt van die verrassingen. Hooguit gooit hij er wat verbaasde kreten uit als tegen het einde van een race blijkt dat er inderdaad een verrassing aan komt. Het is niet voor niets dat veel mensen het radiocommentaar aanzetten omdat Erben Wennemars die emotie wel overbrengt. En eigenlijk is het bij het wielrennen precies zo. Ik kijk zelf tenminste altijd op België naar het wielrennen.
Dus tot nu toe vond ik de Spelen een beetje saai, afgezien natuurlijk van de blijdschap over de medailles.
Tot vandaag.

Ik had vroeger als skiër een enorme hekel aan snowboarders. Ik stam nog uit het tijdperk dat er geen boarders waren op de piste. Ik was bovendien niet de enige skiër die een hekel had aan boarders. Veel skiërs hadden en hebben een hekel aan boarders, omdat ze de sneeuw met hun snowboarden veel meer op hopen vegen dan skiërs. Daardoor ontstaan vooral ’s middags hopen sneeuw en gaan de pistes meer op buckelpistes lijken. Ik heb het dan wel over vooral Nederlandse skiërs en niet over bijvoorbeeld Oostenrijkse skiërs, want die kunnen namelijk echt skiën. Die trekken zich niets aan van Tiefschnee, ijzige sneeuw of sneeuwhopen. Die skiën er gewoon doorheen. Dat komt omdat ze met de besneeuwde bergen opgroeien. Ze doen ’s winters niet anders. Een Oostenrijker die niet kan skiën is als een Nederlander die niet kan fietsen. De laatste jaren scheld ik al veel minder op snowboarders, omdat ik nu zover ben dat ik ook geen last meer heb van sneeuwhopen, ijzige sneeuw of Tiefschnee. Maar dat heeft wel jaren geduurd. Ik heb in 1988 leren skiën en ski dus al 22 jaar. Maar eigenlijk zijn dat 22 weken, want ik ga altijd maar een week op wintersport en alleen de laatste jaren twee keer, dus laten we zeggen dat ik ongeveer een half jaar ski-evaring heb. En zo is het natuurlijk met de meeste Nederlanders. Wij hebben geen bergen.
De laatste tijd heb ik dus al steeds minder een hekel gekregen aan snowboarder, tenzij ze me onderuit boarden omdat ze te weinig techniek hebben, maar wel hard willen gaan.
Maar vanaf vandaag, vrijdag 26 februari 2010, zal ik nooit meer een hekel hebben aan snowboarders.

Nicolien Sauerbreij is namelijk Olympisch kampioen snowboarden geworden in een bloedstollende finale. Op het onderdeel parallelle reuzenslalom.
Natuurlijk kwam die medaille niet uit de lucht vallen. Nicolien behoort al jaren tot de absolute top. Ik vond het dan ook al belachelijk dat er bij de voorbeschouwingen op de Spelen heel veel belangstelling was voor het schaatsen en zelfs voor onze bobben en relatief weinig voor onze Nicolien. Dat zal wel met de sponsors te maken hebben, denk ik. Onterecht dus.
Als je naar haar palmares kijkt dan had ze wel wat meer aandacht mogen hebben. Vanaf 2001 heeft ze regelmatig overal in de wereld podiumplaatsen gehaald.
Het is dan ook eigenlijk belachelijk dat Smeets en consorten haar zo weinig in het voetlicht hebben gezet. Dat komt natuurlijk omdat ze bij Studio Sport geil worden als er maar een schaatspak te zien is en snowboarden is toch eigenlijk een sport die je in de bergen doet en die zijn ver van Smeets bed.
Bovendien was er nog iets waardoor er altijd een beetje lacherig werd gedaan als het over Nicolien ging.
Salt Lake City 2002. Ook toen was Nicolien een van de favorieten voor de parallelle reuzenslalom. Maar een Oostenrijkse lul waxte haar board verkeerd en daardoor kwam ze niet snel genoeg vooruit. Ik zal maar niet insinueren dat het opzet was van die Oostenrijker, want het is natuurlijk een blamage als iemand uit een totaal vlak land de Oostenrijkse favorieten te kakken zet. Men noemde die fout een ‘Sauerbreijtje’ en in 2006 in Turijn was er weer zo’n ‘Sauerbreijtje’ omdat Nicolien een voorsprong van 1.5 seconde verspeelde aan Amelie Kober door te nonchalant de boarden. Weer niet bij de laatste zestien. Studio Sport was zeker bang dat er dit keer weer zoiets zou gebeuren en behandelde de parallelle reuzenslalom een beetje als een ondergeschoven kindje.
Onterecht natuurlijk!

Het is juist voor een Nederlandse oneindig veel moeilijker om aan de top te komen in een sport, die je in Nederland zelf niet kan beoefenen. Natuurlijk, de laatste jaren zijn er veel indoor-skipistes gebouwd in Nederland. Dat zal zeker hebben geholpen. Maar ten opzichte van Oostenrijkers, Duitsers, Zwitsers en Italianen hebben we wat dat betreft zo’n enorme achterstand in mogelijkheden om goed de hele winter door gewoon buiten te oefenen, dat het bijna onmogelijk is om toch de top te bereiken.
Maar Nicolien heeft die top wel bereikt.

Uitgerekend Nicolien wint voor Nederland de honderdste gouden medaille op de Olympische Spelen en dat in de sneeuw en niet op het ijs. Mist en regen hielden haar niet tegen.
Nicolien Sauerbreij is voor mij nu al sportvrouw van het jaar 2010. Daar kan geen Marianne Vos tegenop.