666(5)

Joris (superjojo)

Het vorige deel lees je hier.

‘Ja. Jawel, je gaat inderdaad naar de hel.’ - Sehkmet

De personeelschef zegt: ‘Er even lekker tussenuit, je zinnen verzetten. Even lekker ontspannen. Een weekje, twee weekjes. Gewoon een vlucht boeken naar een warm land en lekker vakantie vieren. Lekker op het strand, lekker relaxen. Zeg hoe klinkt dat?’
De machiniste die op haar eerste zelfstandige rit iemand doodreed, kijkt hem niet begrijpend aan. Ze wijdt uit over haar visie op het hele gebeuren, zegt wat over doelen, plannen en ambities. Bij elke zin die ze uitspreekt, kijkt de man verveelder. Dan houdt ze op met praten, soms missen woorden hun uitwerking. Ze gaat akkoord en krijgt twee weken vakantie. De man kijkt opgewekt en doet de groeten aan haar vriend. Ze zegt niet dat haar relatie al weken geleden kapot is gegaan, ze zegt dat ze de groeten zal overbrengen. Dan neemt ze afscheid en loopt ze naar huis. Daar zal ze proberen niet te huilen.

De Commander rent naakt door de gangen van het ziekenhuis. Het is jaren geleden dat iemand hem zonder zijn zwarte shirt heeft gezien. Hij had zichzelf de schaamte willen besparen. Of zwart echt afkleedde wist hij niet, maar naakt kleedde sowieso niet af. Nu is zijn lichaam nauwelijks belangrijk meer, nu is hij dood. Als je dood bent heb je weinig te verliezen.
De gangen zijn oneindig groen en grijs. De lachende duivel klinkt steeds zachter. Alleen als hij stilstaat kan de Commander het lachen nog horen in de verte. Dan rent hij weer door, zijn conditie is aanzienlijk verbeterd sinds zijn dood. En hoe langer hij rent hoe warmer hij het krijgt. Een goed teken, warmte is leven, warmte is de hemel.

Als ze op vakantie gaat, moet eerst het huis schoon. Ze is een realist. Als ze overmorgen weg wil, moet ze vandaag beginnen met boenen. Het huis is groot, stof waait binnen in kilozakken. Sinds het vertrek van haar vriend is het huis veel kwijtgeraakt. Gesprekken, humor, vlees, oplossingen, beweging, leven. Het stof bleef liggen. Romi vult de emmer met warm water en driehoekszeep. Eerst de spiegels, dan de rest. In de spiegel ziet ze mislukking. Een machiniste die op haar eerste rit niet op tijd aan de rem trok. Een machiniste die iedereen liever kwijt dan rijk is. Driftig wrijft ze met de doek over de spiegel. De glans komt niet terug.

De gangen worden steeds breder, mist trekt op rond de muren. Een dichte damp bedekt de muren, het plafond en de grond. Zure lucht vult de gangen. De Commander ziet nauwelijks meer waar hij zijn voeten in zet, soms spat er iets op, soms zakt hij een beetje weg.
De zure lucht spoelt door zijn hele lichaam. Denken lukt niet meer, flarden van zinnen, losse woorden, schieten door zijn hoofd. Hij heeft aids, dat mag hij niet vergeten. Zure lucht. Zijn vrouw die bij hem wegging omdat ze hem te dik vond. Pap. Zuur. Zure pap stroomt uit de muren, over de grond. Dikke pap met klontjes. Hij zal er langs moeten rennen, maar ineens is hij moe, zijn hoofd tolt. Dan wankelt de Commander. Een stem. ‘Gauw, stap in!’ Het is een man die het roept, een man in een kar waar beesten voor gespannen zijn. De Commander sleept zich naar de kar. De man trekt hem binnenboord. De kar snelt haastig weg.

Ze steekt een sigaret op. Haar eerste sinds drie weken. Ze is geen type voor roken, zo vond Harry toen hij haar zag staan bij de rookpaal op het perron. Harry kent haar niet goed. Ze is geen type, ze is uniek. Elke mislukking is uniek. Dan spoelt Romi de sigaret door de wc. De as schrobt ze weg, net als de aangekoekte restjes ontbijt, lunch en avondeten. Overmorgen gaat ze op vakantie. Een warm land in Afrika.


Volgende week deel 6.