De Nieuwe Wereld (2)

bazbo

Met een klap viel de voordeur achter Albert dicht. Snel deed hij zijn schoenen uit. Ze zaten onder de sneeuw. Hij hing zijn jas aan de kapstok en deed zijn sjaal af.
In de woonkamer was het lekker warm. Albert controleerde de thermostaat. Negentien graden was het nu. Daar mocht nog wel een graadje bij. Zorgvuldig draaide hij aan de ronde knop. Een beetje warmte in deze koude tijden was hard nodig, vond hij. Zo, nu eerst koffie maken, want daar was hij wel erg aan toe.
Op de keukentafel stond de lege koffiemok en het waterglas van Eva. Albert pakte ze beet, drukte ze even tegen zich aan en zette ze toen op het aanrecht. Hij deed water in het reservoir en een pad in de houder van de Senseo. Al leunend met twee handen op het aanrechtblad wachtte hij tot de koffie klaar was.

"Goedemorgen," zegt de verpleegkundige. Ze schudt ons de hand. We gaan zitten. "Zo, dat was zeker even schrikken, hè?"
Ik word zo langzamerhand gek van de mensen die vragen of het zeker even schrikken was. Met moeite kan ik mijn verontwaardiging inhouden. Eva zegt ook niets. Ik kijk weg en werp een blik door het raam. Het is nog pikkedonker buiten. Wat wil je ook, het is pas kwart voor acht. De wekker ging om half zes.
De verpleegkundige begint van alles te vragen. Dingen die we al tien keer hebben verteld. Ze schrijft het allemaal op. Ik kijk de zaal rond. Er liggen twee oudere dames in bed. De een met een been in het verband. Er welt een grote rode vlek rond haar enkel door het verband heen. Lekker. De andere dame doet iets in een puzzelboekje. De verpleegkundige vraagt maar door. Eva geeft braaf antwoord.
"Nou, laten we hopen dat de operatie voorspoedig verloopt en dat u morgen weer naar huis mag," zegt het witte uniform. Morgen? Na zo'n ingreep? De chirurg had het over twee nachten, de mammacare-verpleegkundige over drie en de assistent-chirurg hield helemaal een slag om de arm. Ik kijk eens naar deze vraaggrage verpleegkundige. Normaal gesproken zou ik allerlei heimelijke verlangens krijgen bij het zien van een dergelijke leuke vrouw. Nu even niet.
Ze is klaar met vragen, staat op en doet de gordijnen rond het bed dicht. Eva verdwijnt erachter. Dan loopt de zuster weg.
"Je mag wel komen, hoor. Wil jij mij even helpen?" vraagt Eva vanuit de verte. Ik laat het AD alleen en ga naar haar toe. "Ik moet dit operatiejasje aan doen," zegt ze. "Maar volgens mij zijn veel van de drukknoopjes lam." Ik help. Als ze het malle blauwe ding aan heeft, kijk ik haar diep in haar ogen. Ik kus haar. Dan gaat ze op bed liggen. Ik doe het gordijn weer opzij.
"Wilt u iets drinken?" vraagt iemand met een Arabisch accent. Een dame in wit uniform is de zaal binnengekomen. Ik wil koffie. Ik krijg koffie. Eva vraagt ze niets. Eva krijgt niets.


De koffie was goed heet. Al slurpend liep hij naar de woonkamer. Hij kreeg geen gelegenheid om te gaan zitten. De telefoon ging. Albert nam op.
"Goedemiddag," klonk een zware mannenstem. Het was de chirurg. Hij zei zijn naam, maar Albert kon hem niet goed verstaan. "Ik heb zojuist uw vrouw geopereerd. De operatie is naar tevredenheid verlopen." Een zucht van verlichting ontsnapte uit Alberts mond. De arts ging verder. "Vanmorgen hebben we de tumor gelokaliseerd met behulp van een draadje. Ik heb die tumor tijdens de operatie verwijderd, alsmede weefsel ruim eromheen. Daarnaast hebben we de okselholte schoongemaakt. Daar zaten uitzaaiingen. Uw vrouw is nu onderweg naar de uitslaapkamer. Daar zal ze een à twee uur doorbrengen. Als ze weer terug is op de afdeling, krijgt u een telefoontje en dan kunt u naar haar toe."
"Fijn, dank u wel," was het enige dat Albert kon zeggen.

Er komt een meneer de zaal op. Op zijn borst zit een bordje. 'Cliëntentransport' staat erop. Mooi scrabblewoord. Eva moet in een rolstoel gaan zitten. De meneer duwt. Ik sjok er achteraan. Twintig jaar werk ik nu voor een organisatie die zich bezighoudt met dienstverlening aan lichamelijk gehandicapten. Ik weet hoe je een rolstoel moet duwen.
De afdeling 'radiologie' is op de begane grond. Eva moet op een behandeltafel gaan liggen. Een dokter is binnengekomen. Hij schudt handen en zegt zijn naam. Ik versta hem niet. Een assistente trekt een apparaat tevoorschijn. "The machine that goes 'ping'?" vraag ik me af. Het is een echo-apparaat. Op het schermpje zie ik hogedrukgebieden, koudefronten en bewolking. En daar, een zwarte vlek.
"Ik ga nu een dun ijzerdraadje inbrengen," legt de dokter uit. Hij pakt iets dat op een heel lange naald lijkt. Uit een andere lade haalt hij iets anders.
"Ga je verdoven?" vraagt de assistente enigszins verbaasd.
"Ja, bij dit soort lokalisaties altijd," antwoordt de dokter. De assistente is voorlopig nog geen dokter, hoop ik.
Ik durf niet naar Eva te kijken en richt mij op het schermpje. Van linksboven komt iets naar de zwarte onweersbui toe. Het prikt erin.
"Dat is voor elkaar," zegt de dokter. "Dan mag u nu naar hiernaast. Daar maken ze nog even een röntgenfoto."
Eva staat voorzichtig op. Het draadje mag niet verschuiven. Ze loopt een deur uit. Ik blijf achter met de assistente en het schermpje.
"Hoe groot is het?" vraag ik.
"Dat kan ik hier nu niet zien," antwoordt de vrouw.
"Het gekke is: in het allereerste gesprek zei een arts dat het heel klein was, in een vervolggesprek met een mammacare-verpleegkundige was hij zes millimeter en gisteren bij de assistent van de chirurg al twaalf millimeter. Wat is het nu?"
"Hmm, dat is wel vreemd," zegt de assistente. Ze loopt naar een computer en klikt wat aan. "Hier op de echo van de allereerste mammografie van drie weken geleden staat toch echt twaalf millimeter."


Albert drukte het beeldscherm van de computer aan. Het IRC-kanaal waar hij altijd te vinden was verscheen. Er gebeurde weinig tot niets. Ook op zijn favoriete FOK!fora was nauwelijks actie. Als laatste opende hij de mail. Hoe grappig. Eva kijkt altijd als eerste of er e-mail binnen is gekomen, soms met haar jas nog aan; Albert als laatste. Hé, er was mail. Van de uitgeverij. Iets over het nieuwe boek dat Albert had geschreven en dat over een paar maandjes moest uitkomen. Zijn ogen vlogen over de tekst, maar hij kon het niet lezen. Wat kon hem dat pokkenboek op dit moment eigenlijk schelen? Alsof woorden ook maar iets goed konden maken, nu. De eerste twee zinnen van zijn vorige boek gingen ongeveer als: "Van mij mag iedereen op deze hele wereld doodvallen. Iedereen mag de meest afschuwelijke pijn hebben, behalve deze vrouw." Met zeer in zijn hart realiseerde Albert zich dat het nog altijd gold.

"Wachten duurt lang," schiet het weer eens door mijn hoofd. "Zeker als het veel tijd kost." Inwendig lach ik flauwtjes. Want wat moeten we lang wachten, zeg! We zijn weer terug op de afdeling. Eva zit op het bed; ik op een stoel ernaast. Ik heb de twee kranten van vanochtend al een paar keer doorgebladerd. Weinig tot niets neem ik in mij op.
"Hopen dat je straks ook aan deze kant van het gebouw komt te liggen," zeg ik, terwijl ik door het raam naar buiten kijk. Ik weet niet wat ik wél moet zeggen. Vanaf de zevende verdieping heb je adembenemend uitzicht. Er ligt sneeuw over het bosachtige landschap. De beide oudere dames zijn weg. De een is naar huis; de andere naar de gipskamer.
Eva kijkt me aan. Ik kijk haar aan.


Langzaam liep Albert de trap op naar boven. In de slaapkamer pakte hij zijn baardtrimmer en liep ermee naar de badkamer. Hij wilde er mooi uitzien als hij Eva weer onder ogen kwam. Als zijn baardharen wat langer werden, dan leek het alsof zijn baard wit was in plaats van donker. Zó oud voelde Albert zich nog niet. Wel doodmoe. Plots viel zijn blik op het planchet. Daar stond een klein plastic bakje. Het was het bakje waarin Eva 's nachts haar plaatje, haar prothese bewaarde. Er stond een laagje water in. Albert draaide zich om en ging terug naar de slaapkamer. Op de stoel naast het bed lagen Eva's kleren. Ze had ze gisterenavond uitgedaan en van zich af gelegd. Alsof ze ze ieder moment weer zou kunnen aantrekken. Albert bleef staan kijken. Hij zag steeds minder.

"Het is zover. De operatiekamer is vrij," zegt de verpleegkundige als ze weer komt binnenlopen. "Ik heb even gebeld. We kunnen u klaarleggen."
"Klaarleggen," denk ik. "Wat een raar woord." Ik kijk naar Eva. Die kijkt ook vreemd op. Die vindt het ook een raar woord. Ik ken haar.
De verpleegkundige doet de gordijnen rond Eva's bed dicht. Ik word buitengesloten, zo lijkt het. Maar ik hoef het niet te zien. Ik weet hoe Eva eruit ziet als ze kleren draagt én als ze naakt is. En nu ook als ze een operatiejasje aan heeft. Het gordijn gaat weer opzij. De verpleegkundige verschijnt en loopt de zaal af. Eva kijkt me aan. Ik kijk naar buiten.
Weer komt de zuster. Er is verder niemand in de kamer. "Het is zover. Loopt u even mee naar de lift?" vraagt de verpleegkundige. Ze haalt het bed van de rem en duwt het naar de deuropening. Ik drentel erachteraan. De lift is nog geen tien meter ver. Daar wachten we tot hij komt. Ik kijk Eva aan en pak haar hand. Ik durf niet te zeggen dat ik zo ongeveer in mijn broek poep van angst. Eva lijkt het allemaal lijdzaam te ondergaan. Nog heel even knijpt ze in mijn hand. Dan gaan de liftdeuren open en rijdt haar bed van mij weg. Als de deuren weer dicht staan, blijf ik tien seconden naar de metalen panelen kijken.
Ik heb een sterke vrouw.


Albert plofte neer op de bank. Hij keek op de klok. Er waren al meer dan drie uren verstreken. De stilte in huis was doods. Doemscenario's dienden zich aan. Hoog tijd voor sterke drank. Hij had geen sterke drank in huis. Voor de hoeveelste keer keek hij nu al naar de telefoon?
"Wachten duurt lang," riep hij zonder geluid. "Zeker als het veel tijd kost."
En zo zeeg ook de Oude Wereld voor Albert ineen en betrad hij de Nieuwe Wereld. Hij boog voorover, liet zijn hoofd zakken, zette zijn ellebogen op zijn knieën en bracht trillend zijn handen voor zijn ogen. Alle lucht in hem ontsnapte.


Apeldoorn, januari 2010