Waarom Christenen zonodig willen bekeren

Trudy (Zonnetje40)

Raak jij ook zo geïrriteerd als mensen bij je aan de deur bellen omdat ze je willen bekeren? Vind jij het ook belachelijk dat er mensen zijn die jou zo nodig willen opzadelen met hun principes en levensovertuigingen? Denk je wel eens: ‘ prima, dat er mensen zijn die zo nodig in God willen geloven, maar val mij daar niet mee lastig? Houd dat gelul alsjeblieft thuis?’
Die gedachte begrijp ik heel goed. Maar ik zou wel eens willen uitleggen waaróm Christenen willen bekeren. En dat dit niet voorkomt uit gelijkhebberigheid, niet uit het gevoel om hun mening eens even op te dringen aan anderen, maar omdat het een opdracht van God is. Een zaak van leven of dood.

Toen ik nog een klein meisje was, bestond de wereld voor mij uit twee categorieën mensen: mensen die wel in God geloofden en mensen die niet in God geloofden. Niet zo gek, als je bedenkt dat ik het Christelijke geloof met de paplepel ingegoten heb gekregen. Als ik in het speeltuintje aan het eind van onze straat een meisje zag dat ik nooit eerder had gezien, dan zocht ik onmiddellijk contact. En als we dan gezellig aan het spelen waren, dan stelde ik onherroepelijk de vraag: “Geloof jij in God?” En als zo’n meisje dan ontkennend antwoordde, dan ging ik piekeren. Want na de dood bestonden er maar twee mogelijkheden: of je ging naar de hemel, of naar de hel. En het laatste wat ik wilde, was dat mijn nieuwe vriendinnetje in de hel zou belanden.

Ook toen ik ouder werd was die wetenschap van groot belang in mijn contact met mensen. Wetenschap? Ja. Voor mij was dit de grootste wetenschap die ik had. En dat maakte het erg moeilijk om onbevangen met mensen om te gaan. Immers, ik wist zeker dat ze voor eeuwig verloren zouden gaan als ze niet in God zouden geloven. En daar wilde ik ze uit liefde voor behoeden. Ik sprak dus regelmatig over mijn geloof met de mensen in mijn omgeving. Omdat ik ze die hemel ook zo gunde.

Op catechisatie werd heel duidelijk benadrukt dat wij als Christenen een belangrijke taak in de wereld hebben. We mochten het geloof niet voor onszelf houden, dat had God zelf gezegd in de Bijbel. Laat zien dat je een Christen bent, en vertel mensen over God. Over Zijn Zoon die Zijn leven voor ons aan het kruis heeft gegeven. En dat was de reden waarom Hij op aarde gekomen was; om ons te bevrijden van de zonden en de hel. Daar komt de kerstgedachte ook vandaan: Vrede op aarde. Door die missie van de Zoon van God.

Er kwam een periode in mijn leven dat ik er geen zin in had om mensen te vertellen over God. Vaak merkte ik dat mensen geen zin hadden in zo’n gesprek, of erger nog, dat ik zélf iets had van ‘laat maar.’ En daar voelde ik me dan naderhand wel schuldig over, want ik had een kans laten liggen. Soms schaamde ik me zelfs voor mijn geloof, omdat het voor anderen iets belachelijks was om te geloven in een boek van 2000 jaar oud en in een God die je helemaal niet kon zien.
In de kerk hoorde ik het de dominee vaak zeggen, dat wij een verantwoordelijkheid hadden richting mensen die niet in God geloofden, en dat wij elke kans moesten grijpen om die mensen De Waarheid te vertellen. Ik moet er even bij vertellen dat ik van mijn geboorte af aan lid was van de Gereformeerde kerk. Dus niet vrijblijvend af en toe naar de kerk, zoals dat in de Rooms-katholieke en de Hervormde kerk wel kan, maar twee keer per zondag naar de kerk, naar bijbelstudievereniging, en naar catechisatie totdat je belijdenis had afgelegd van je geloof. Dus mijn schuldgevoel was groot, als ik mijn kans niet greep.

Toen ik een jaar of 35 was raakte ik betrokken bij de Youth Alpha cursus. Een cursus voor jongeren die vrijblijvend kennis willen maken met het Christelijke geloof. Dit sprak mij wel aan, want die jongeren kwamen zélf naar mij en mijn collega toe omdat ze de cursus wilden volgen. Want ik weigerde om langs de deuren te gaan om met mijn geloof te gaan staan leuren.
Ik moet zeggen dat ik zelf ook veel van die cursus heb geleerd. Met name werkte het geestverruimend voor mij. Ik merkte dat ik voor die tijd een soort van tunnelvisie had : het moet en kan alleen maar op deze manier. Van die jongeren leerde ik dat ik zelf nooit echt over mijn Christen-zijn had nagedacht. Ik was dat gewoon, en wist niet beter. Het gaf mij ook een stuk rust. Ik kreeg antwoord op levensvragen als: ‘Is er leven na de dood?’ ‘Waarom ben ik op deze wereld?’ en dat soort vragen. Toen vroeg een jongen een keer aan mij: “Waarom doe je dit eigenlijk? Waarom geef je deze cursus? Wat kan jou het nou eigenlijk schelen, of andere mensen wel of niet in God geloven?” Ik antwoordde hem dat ik erover na zou denken en de week daarna met een antwoord zou komen, want ik wist werkelijk niet hoe ik het op een goede manier duidelijk kon maken.

De week daarop kwam ik met het volgende antwoord:
“Stel je voor, dat je met een goede vriend een fietstocht gaat maken door de bergen. Jij kent de omgeving op je duimpje, maar die vriend heeft nooit eerder in die bergen een fietstocht gemaakt. Jullie gaan vrolijk op weg, en jij wijst de weg. Onderweg wijs je hem op de mooie natuur, je stopt even om wat te eten en te drinken, en jullie vervolgen je weg. Maar dan kom je op een T-splitsing. Je vriend zegt: “Kom, laten we hier rechtsaf gaan!” Jij schrikt, want je weet, dat dit slecht zal aflopen. Deze weg gaat steil naar beneden en eindigt in een ravijn. Je weet, dat als je die weg neemt, dat je niet tijdig zult kunnen afremmen voor dat ravijn, en dat het jullie dood zal worden. Dan zal je er toch alles aan doen, om je vriend ervan te overtuigen dat het echt veel beter is om linksaf te slaan? Je zult hem toch in alle opzichten willen tegenhouden, zelfs als hij je niet gelooft? Dan zeg je toch niet: “dan moet je het zelf maar weten?”
Er viel een stilte toen ik klaar was met mijn verhaal. De jongen bedankte mij voor m’n uitleg met de woorden: “Nóu snap ik het, waarom mensen mij proberen over te halen om in God te gaan geloven. Er is alleen één probleem: ik geloof niet, dat er een ravijn is.”

Precies. En dat is nou het lastige met het geloof. Je kunt het niet bewijzen. Daarom heet het dan ook geloven.

Ik ga inmiddels niet meer naar de kerk. En waarom dat is, dat heb ik in mijn serie ’s Zondags gaat ze naar de kerk  uitvoerig beschreven. Ik ben blij dat ik me losgemaakt heb uit dat strakke keurslijf. Dat ik kan genieten van het leven zonder allerlei nodeloze beperkingen. Omdat dat zo moet, volgens de kerk.

Maar ik geloof nog wél. Op een blije manier. Voor mij betekent Kerst nog steeds dat kindje in de kribbe en Vrede op Aarde. Kerk en geloof zijn voor mij twee verschillende dingen geworden. In de kerk waar ik lid van was werd mij verteld hoe ik mijn leven moest leiden. Het ging alleen nog maar om regeltjes en buitenkant. Geloven zegt voor mij iets over je binnenkant. Dat je een goed mens probeert te zijn, dat je je best doet in het leven om er iets moois van te maken. Show, don’t tell, dat is wel een beetje mijn motto.

In deze periode, van vrede op aarde, wil ik begrip vragen voor mensen die in de kou op markten en pleinen gaan staan, om jou te vragen of je een gesprek over God met ze wilt aangaan. Voordat je meteen geïrriteerd raakt, denk er dan maar eens aan, dat ze dit niet voor hun ‘lol’ doen, maar uit liefde. Ja, natuurlijk zijn er ook mensen die zich door angst laten regeren. Die staan te evangeliseren om hun eigen hachje veilig te stellen. Omdat het een opdracht van God is.
Maar de meeste mensen die tijd en energie steken in evangelisatiewerk, doen dit uit liefde voor God en hun medemens.

Is dat geen mooie kerstgedachte?