666(1)

Joris (superjojo)

‘De nostalgische wind waaide hard, hij had kou gevat. Sindsdien beweerde hij hardvochtig dat vandaag altijd minder is dan gisteren.’ – Sekhmet.

Over vijftien minuten komt de trein. Hij zegt het hardop. ‘Vijftien minuten.’ Dan ploft de man neer in de berm. Hij zal op tijd moeten opstaan want het duurt even voordat hij weer op de been is. Zijn gewicht zit hem in de weg. Al zijn hele leven. Met de jaren leert de man ermee omgaan, maar met de jaren komt ook de irritatie. De frustratie van kilo’s vet die aan zijn buik hangen maar niet bij zijn lichaam lijken te horen. Hij kijkt op zijn mobiel. Nog veertien minuten.

Ze loopt over de lijn witte ribbeltegels op het perron. De blindenstreep noemt ze die. Het fascineert haar al maanden dat over deze rij grondtegels statistisch gezien een veel groter percentage slechtzienden heeft gelopen dan over de andere tegels op het perron. Het is ook spannend, dat lopen over de witte vierkanten. Het voelt alsof ze het lot tart, alsof ze nu meer kans heeft om blind te worden dan wanneer ze haar gympen op de gewone grijze tegels zou neerplanten. Haar trein staat er al. Het zal haar eerste rit worden als zelfstandig machiniste.

Nog elf minuten. De man kijkt om zich heen. Deze overgang is een goede keus. Niemand zal meer kunnen ingrijpen, simpelweg omdat er niemand is. Nog tien minuten. Nu moet hij gaan opletten. De man stelt de terugtelstopwatch in op zes minuten, dan zal hij overeind moeten komen, dan is hij ruim op tijd. De mobiel piept bij elke knop die de man indrukt. Hij drukt vaak verkeerd, door de dikke vingers die niet op de toetsen lijken te passen. Binnenkort zal dat over zijn. Het gepiep, het gewicht, de minuten, alles.

Kauwgom op de blindenstreep, dat zie je zelden. Vandaag wel, een verse sappige plastic keutel, ze moet uitkijken dat ze er niet in gaat staan. Lullig voor die blinden die er geheid met hun stok in prikken en de rest van de dag een plakkerige staf hebben. De trein zit al aardig vol trouwens. Voor een van de deuren staat Harry te wachten. Harry is conducteur en een van de eerste mensen die ze ontmoette toen ze bij de NS in dienst kwam. Hij steekt een duim naar haar op. Ze glimlacht terug. Op de blindenstreep loopt vandaag een echte blinde, zo eentje met stok én hond, maar die er ondanks deze attributen toch nog een slakkentempo op na houdt. Hij is niet in de kauwgom gestapt, dat dan weer niet. Ze groet de blinde en loopt dan naar Harry toe. Nu groet ze Harry, hij pakt haar schouder vast. ‘Succes meid. Het is nu waarschijnlijk een beetje spannend, maar na vandaag gaat alles gemakkelijker.’ Ze vindt het helemaal niet spannend, want ze weet dat ze het kan, een trein besturen. Ze hoopt dat Harry nu snel haar schouder loslaat, dan kan ze naar de warme machinistencabine. December is akelig koud dit jaar.

Vijf minuten, de terugtelstopwatch zal zo gaan piepen. De man denkt aan zijn werk. Het werk is kut. De man denkt aan zijn vrouw. Zijn vrouw is kut. Zijn vrouw ging bij hem weg omdat ze hem te dik vond. Sindsdien is hij alleen maar aangekomen. De minuut duurt lang. Nog twintig seconden, dan zal de terugtelstopwatch met piepen beginnen. En dan is het nog 300 seconden voordat de trein er is, als de trein op tijd is. Soms is de trein wat later.

Ze zit lekker op de bestuurdersstoel, ze is er klaar voor. Buiten fluit Harry zijn fluitje. Jaren geleden is ze met een paar vrienden en een stel fluitjes naar het station gegaan. Gingen ze bij een willekeurige trein staan fluiten. En lachen als ze de mensen halsoverkop naar de trein zagen sprinten! Afros in wijde broeken die normaal niet willen rennen maar nu, krampachtig hun pijpen vastklampend, over het perron stuiterden. En bejaarden die hijgend en piepend kwamen aanstrompelen terwijl ze bijna over het trapje struikelden. Mannen in pak die waren vergeten hoe je moest rennen en nu een soort oerinstinct opriepen dat vooral resulteerde in een vrouwelijk huppeltje. Ze moet lachen als ze eraan terugdenkt, het was de tijd dat ze nog niet bij de NS werkte. Romi kijkt uit haar raam of alle deuren dicht zijn. Dan start ze de trein. Precies op tijd.

De man staat aan het spoor. De trein zal zo komen. Twee minuten. Moet hij nog ergens aan denken? ‘Denk maar zo denk maar niets,’ hij zegt het voor zich uit. Hij heeft alles gepland, niets kan mis gaan. Dan doet hij een stap naar voren. Misschien kan hij de trilling wel voelen als de trein eraan komt.

Als ze straks haar eerste pauze heeft als machinist gaat ze een duur broodje kopen. Dat heeft ze zichzelf beloofd. Een broodje van de Italiaanse broodjeszaak. Misschien neemt ze er ook een mee voor Harry, als die er zin in heeft. Ze hoeft niks met Harry, maar wil hem wel te vriend houden. ‘Als je aardig bent voor mij, ben ik aardig voor jou,’ zei Harry tegen haar toen ze hier net werkte. De trein rolt vriendelijk door de winterwereld. Ze kijkt naar het landschap in de grote voorruit. Het traject is bekend, al een paar keer reed ze hier onder begeleiding. Zometeen de koeienweide en daarna de onbewaakte spoorwegovergang. Wat is dat? Er staat iets op het spoor. Romi toetert stevig. Het is een man, dat kan ze nu onderscheiden. Waarom gaat hij niet aan de kant? Romi houdt de toeter nu ingedrukt. Mijn god, denkt ze, waarom gaat hij niet aan de kant? Dan trekt ze aan de rem. Te laat. De trein komt maar heel langzaam tot stilstand. De man, een dikke man, vliegt tegen de ruit. Romi gilt.

De man gooit zijn mobiel in de lucht als de trein hem raakt. Die heeft hij niet meer nodig. Niks heeft hij meer nodig. Dan vliegt hij zelf in de lucht. Ondanks al zijn kilo’s lijkt hij gewichtloos. Dan voelt hij niks meer.

De trein staat stil. Romi laat zich vallen op de grond. Haar tranen duwen haar lenzen weg, ze trekt ze uit. Iemand pakt haar vast. ‘Godverdomme,’ schreeuwt de persoon. Het is Harry, dat hoort ze. ‘Godverdomme, vieze klootzak!’ Harry sleept haar mee. ‘Kom maar, loop maar. Frisse lucht.’ Ze staan buiten. ‘Nee, niet achterom kijken, dat wil je niet zien.’ Romi ziet alleen een rode gloed, verder niks, zonder lenzen is ze bijna blind.


Maandag 28 december om 18:00 uur het volgende deel.