Friesland

Bert (superworm)
Sinds ik mijn broertje een paar dagen meenam naar Bern in april, ben ik al een tijdje in elf landen en elf provincies geweest. Toch vond ik het een beetje leugenachtig van mezelf om dat zo te stellen – feitelijk was ik namelijk nog nooit in Friesland geweest. Mijn Friese zwager, die destijds met mijn zus in Oldemarkt woonde, keek verontwaardigd naar me toen ik hem dat te kennen gaf. “Kom”, zei hij een paar jaar geleden, inmiddels zijn ze verhuisd, “ik neem je wel even mee naar de gemeentegrens.” En daar gingen we, in de auto, de paar kilometer naar Friesland. Oldemarkt, stond er op een bord, met een rode diagonale streep erdoorheen. Erachter een bord met “Welkom in de provincie Fryslân”. We stapten uit. “Hoe voelt dat nou?” Ik keek om me heen, glimlachte. “Weilanderig.”

We stapten weer in en reden terug.

Dus eigenlijk tien. Zeeland en Friesland moesten feitelijk nog. En na twee maanden 'wat' met een ontzettend schattig Fries meisje, moest 't er maar eens van komen. Met de trein reden we al snel Zwolle voorbij. Meppel. Steenwijk. “Ik ben nooit verder gegaan dan hier”, vertelde ik haar. “Eens is de eerste keer.” Een paar minuten later reden we Friesland in. “En?”, vroeg ze. Ik keek uit het treinraam. “De elektriciteitsmasten zijn hier anders.”

We gingen in het weekend naar haar familie, kortom. Haar vader kon lekker koken en we keken 's avonds televisie. Een fijne, huiselijke sfeer. Vriendelijk. Van tevoren ben je toch altijd een beetje nerveus. Als 't dan meevalt, valt 't zo lekker mee. Tijdens het eten vroeg Anke wat we zoal konden gaan doen, zaterdag. Ik stelde voor naar de film te gaan. Er draaide vast wel wat leuks, zag ik Leeuwarden ook een keer, we hadden net een paar dagen twee maanden, hartstikke gezapig. Dat vond ze een leuk idee. Maar: “We kunnen ook gaan schaatsen?” Meteen sprong mijn gezichtsuitdrukking op 'kinderlijk gelukkig'. “THIALF!” Veel beter dan bios.

's Ochtends, bij het ontbijt, sloeg de angst me om het hart. Ik had alweer maanden niet geschaatst, en deed dat sowieso echt vrijwel nooit. Toevallig was afgelopen winter vrij streng en bevond ik me een paar keer op de vijvers in mijn ouders' dorpje, maar in de regel kijk ik duizend maal meer naar de sport op tv dan dat ik er zelf aan doe. Wat als ik nu enorm af zou gaan? Dat ik elk rondje op m'n smoel zou gaan, of zo? Zeker toen Ankes zusje vertelde dat ze met de basisschool elke donderdag oefende op de Heerenveense ijsbaan en vader, broertje, zusje én zijzelf eigen schaatsen hadden, dacht ik: hemeltjelief, als dat maar goed gaat.

Mijn vader kijkt altijd schaatsen op zondagmiddag, als er weer eens ergens een kampioenschap gereden wordt. Al decennia. Ik keek vanzelfsprekend altijd mee, en smulde. Met de meeste sporten heb ik weinig, maar ik kan bij de tien kilometer een kwartier aan de beeldbuis gekluisterd zitten als Sven weer eens elke ronde uitloopt op de anderen, net boven of onder het baan-, Nederlands- of wereldrecord... dan zit ik op het puntje van mijn stoel. De hele familie, trouwens. Toch was ook vaderlief nooit in Thialf geweest, noch Salt Lake, noch Calgary, noch Hamar. Mocht ik ooit de loterij winnen, hetgeen vrij utopisch lijkt gezien het feit dat ik er nooit aan meedoe, dan neem ik 'm direct mee naar al die banen. Gewoon kijken.

Bij Thialf straalt-ie altijd, die pa van me. Het is toch wat, bedenk ik me al schrijvende, heb ik 't over vriendin en pa en beide zijn bekend bij de lezers, maar dat terzijde. “Die sfeer, geweldig. Er wordt net zo hard gejoeld voor onbekende buitenlanders als voor onze eigen sterren.” Buitenlandse schaatsers geven dan ook vaak aan de sfeer in Thialf haast als prestatieverhogend te ervaren, zo gemoedelijk als 't allemaal is. Al jaren stond het in de planning om er eens heen te gaan. Stak ik 'm toch een keer de loef af. “Als we er zijn ga ik 'm meteen bellen”, vertelde ik Anke.

Toen we met de auto aankwamen, aarzelde het gezin opeens. “Wat ziet het er leeg uit!” “Het is dan ook Sinterklaas. Misschien zijn ze dicht.” Hun constatering klopte: de immense parkeerplaats was nog niet voor een tiende gevuld. Aarzelend parkeerde haar vader de auto, stapten we uit, stak ik de vlam in een Gauloise. Gelukkig was het gewoon abnormaal rustig, niet dicht. Mij werd verteld dat het normaal dikwijls zwart ziet van de mensen, nu waren de banen heel rustig. Ik huurde ijshockeyschaatsen in maat 43, leverde mijn OV daarbij in en sloot me aan bij ons gezelschap. Toegang tot de baan in het midden werd verschaft door een tunnel onder de recordbrekende buitenbanen door, waar allerhande kampioenen op een tientallen meters lange fotomuur waren gerangschikt. Ik voelde een vaag gevoel in mijn buik toen ik de trap opliep. Spannend.

Het bleek natuurlijk een vrij normale ijshal te zijn, hoewel overdekt. In Utrecht, waar ik nog wel eens de ijzers onderbind, staat een afgrijselijk lelijk onding zonder dak, maar hier in Fryslân was er wél een op gemonteerd. Ankes vader vertelde dat hij zich altijd verbaasde over hoe minimaal de constructie van de spanten was. “Blijkbaar is het voldoende”, mompelde ik, maar hij had gelijk. Dun, maar sufficing. Al snel hadden we allemaal onze schaatsen aan. Ik voelde de gehuurde schaatsen vervelend kloppen tegen de verschillende bot-knokkels op mijn voeten. “Gut, ik had wollen sokken aan moeten doen”, mompelde ik. Op de lichtblauwe buitenbaan zoefden trotse Friezen in colonnes voorbij met een tempo dat ik op de fiets nog nauwelijks bij zou kunnen houden, laat staan op de schaats.

Toch ging het eigenlijk wel oké, zodra ik het ijs opstapte. Het was in ieder geval minder erg dan ik verwacht had. Ik wiebelde af en toe met mijn armen als een jong vogeltje dat probeert te vliegen om mijn evenwicht te bewaren. Anke giechelde. “Je moet langere slagen maken, schatje. Dan gaat het beter, sta je stabieler. En niet zo naar voren leunen!” Ze schaatste sneller dan ik en haalde me elk anderhalf rondje in, bleef af en toe weer even een rondje bij me schaatsen. Ik probeerde haar adviezen op te volgen en voelde dat ik met steeds meer vertrouwen schaatste, langere slagen maakte, meer vaart met minder moeite. Steeds na een rondje of twee, drie ging ik weer even zitten, met oerwoudgeluiden mijn enkels masserend of koffie drinkend, met vriendin, vader, zus- of broerlief kwebbelend.

Haar tienjarige zusje bemerkte dat er wel erg veel vlaggen hingen, toen ik bewonderend naar het baanrecords-bord zat te kijken. Inderdaad, zei ik, heel veel. Zouden het álle vlaggen van de wereld zijn?, vroegen we ons af. We identificeerden er een aantal. Ik zocht ondertussen naar één met een Kalashnikov erop. Er was een Afrikaans land – Mozambique, als ik me niet vergis – dat dat wapen op haar vlag had gezet. Hing er niet, zal dus wel geen schaatsers hebben geproduceerd of zo, dacht ik maar. De koffie die ik al eerder had gekocht, ging er goed in. Ook de chocomel waar heit op trakteerde, was overheerlijk. Uiteindelijk zijn we er een paar uur geweest en heb ik heel fijn geschaatst, heerlijk gekeken naar hoe veel aanwezigen toch een stuk beter en soepeler voortgingen dan ik, me kortom vermaakt.

Ter úw aller vermaak zou ik nu moeten vertellen over een enorme valpartij met dramatische en ontzettend schaamtevolle gevolgen, maar helaas. Ik bleef op de been, hoewel ik een paar keer vervaarlijk wankelde of bijna viel omdat ik overmoedig versnelde in de bocht of probeerde af te remmen, iets wat ik nog steeds niet kan. Deze week geen punt, geen clou, geen climax, gewoon een verhaaltje, uit inspiratieloosheid, maar ach, dat mag na twee jaar ook wel een keer. Lekker laveloos over 't weekend vertellen. En gezellig was het. 's Avonds keken we 16 and Pregnant, Ik hou van Holland mét Sinterklaas en hele goede detectives op Canvas. Avond afgesloten met een Casemakastje-opname van het Shakespeare-stuk Het temmen van de feeks met Hans Kesting en Halina Reijn. Geweldig stuk, bizar maar prachtig. Anke en haar vader hadden het ooit live gezien en zaten te smullen.

Zondagochtend via Leeuwarden weer terug naar huis, drie uur in het OV, maar het reizen was het waard. Daar begon ik in een boek van Noam Chomsky over het zogenaamde propagandamodel, iets waar ik ongetwijfeld nog wel over zal uitweiden. Ik moest het boek om de paar pagina's even wegleggen uit pure walging voor de wandaden die wij als Westen collectief op ons geweten hebben zonder er überhaupt van op de hoogte te zijn. Maar dat, lieve kijkbuiskindertjes, u bemerkt het al aan de schrijfstijl en intonatie, is een totáál andere column dan één over schaatsplezier in Thialf met vier ontzettend toffe Friezen. Waaronder mijn liefste. Waarvan anke. Akte. Anyway. Dat was 'm wel!