Ik zoek je nog steeds

Dick (Bornfree)
Ik heb nooit over haar geschreven, wel over haar verteld, nooit tot vervelens toe.
Ik was een jaar of tien, voel nu pas hoe hard ‘was’ inslaat. Veronderstel dat ik had kunnen schrijven ‘ben’. Samen met wat ik nu weet - en denk te zijn -, hadden wij misschien kinderen gehad. Maar ik was te angstig, te sullig, te van alles wat een jonge jongen niet wilde zijn. Mijn liefde voor jou stierf in een doos van Pandora, binnen in mij.
Mijn liefste Judith K, mijn puberliefde, iedere dag weer een hel in dezelfde klas, ergens in de jaren zestig van de vorige eeuw. Na dat ene moment in een perfecte dag zou ik je nooit echt meer los kunnen laten.
Ik was tien en als ik jou zag voelde ik mij koortsig. Onzekerheden sloegen gaten in alles wat ik had willen zeggen, dus zei ik niks. Ik keek je alleen aan, in de klas, op weg naar huis. De eerste honderd meter vanaf school liepen onze wegen altijd parallel. Soms liep ik een meter achter je, soms tientallen, maar nooit verloor ik je uit het oog. Ik droomde over jou, en in mijn dromen was ik welbespraakt, streelde ik je volmaakte gezicht, gleed mijn duim over je spitse neus en daarna over je strakke, volle lippen. Zelfs zonder lippenstift waren ze altijd vuurrood. In mijn dromen kuste ik ze, geen tongwerk, ik begreep immers totaal niet hoe dat ging. Wat ik op tv zag, was dat lippen elkaar raakten en dat dit een ultieme uiting van je liefde was naar die persoon. Dus ik oefende op de rug van mijn hand, hoe ik je voor het eerst zou zoenen. Soms oefende ik een uur en werd mijn hand er rauw van. Ik zou de dag prijzen dat je terug zou kijken, die dag was aangebroken. Mijn hart sloeg over.
“Heb je zin om met mij mee naar huis te lopen?” Woorden hadden moeite langs het hart in mijn keel te komen. Ik voelde van alles, in mijn borst, in mijn kruis, in mijn hoofd.
“Uhee, ja natuurlijk”.
“Als je niet wilt, is het goed, hoor.”
“Mijn god, nee! Ik wil! Ik wil!”, schreeuwde het in mijn hoofd.
“Ik wil wel, heel graag.”
“Goed zo. Ik zie heus wel hoe je mij altijd aanstaart, Dickie”.
“Zo, dus het valt eindelijk op?” Ik dacht: “Kom, laat ik eens stoer doen”. Maar stoer past helemaal niet bij mij. Macho zijn is voor anderen, voor de vele mannen die liefdes voor mij wegkaapten, alleen omdat ik altijd te gevoelig was. Omdat ze mij altijd zagen als ‘hun beste vriend’. Ik ‘begreep’ ze ook altijd zo goed, dat kon geen ander, alleen ik. Toen ik een jaar of twintig was heb ik gekotst op die uitspraak, ik wilde onderhand wel een keer neuken.

Ze pakte mijn hand, keek mij aan en mijn hart wilde maar niet verdwijnen uit mijn keel. We grapten wat tegen elkaar, ik begon mij vrijer te voelen bij haar, alsof we bij elkaar hoorden. Haar handen gleden langs het beton van een flat die we passeerden. Zij woonde ook in een kleine flat, niet ver van school, eigenlijk veel te dicht bij. Toen haar handen zwart waren, pakte ze mijn gezicht.
“Ik haal het er thuis wel af”, zei ze. Ik stierf. “Bij haar naar binnen? Haar moeder? Vader?
“Vinden ze dat goed?”, vroeg ik. Ze keek mij aan met haar diepliggende bruine ogen. Op dat moment besefte ik dat ze veel te knap voor mij was. Mijn zelfbeeld in de steigers.
“Ik ga gewoon een washand halen, en dan maak ik je gezicht schoon.” We kwamen bij haar flat, hand in hand. Ik weet nu wat ik toen niet wist, dat dit het gelukkigste moment uit mijn jeugd was.
Ze veegde de zwarte vegen uit mijn gezicht met een soort passie die ik niet eerder ervaren had en waar mijn lichaam op reageerde. Ik schaamde mij achteraf. Het moment zou voorgoed in mijn geest en hart gegraveerd zijn. Ik kan mij geen erotischer moment herinneren uit mijn jeugd.

Judith K, misschien lees je dit wel en zal je deze momenten niet herkennen. Je hebt echt bestaan. Ik googel je naam nog wel eens, zoek het internet af met preciezere tools, maar ik vind je nooit, nog geen virtuele haar. Ik weet dat je hebt bestaan, dat je het beeld in mijn geest was in de ontdekking van mijn lichaam. Dat alles ben je geweest en zul je voor altijd blijven.