Kraaiennest (3): Bambi is dood

Joris (superjojo)

Het vorige deel lees je hier .

Wel bereik.
Maar dat dan alles toch zo
Uitgestorven lijk.
Harm Nagel 27/06/1946 – 06/09/2009

‘Allereerst zou ik u willen vragen uw mobiel uit te schakelen.’ In de loop van de jaren had Walter die zin geperfectioneerd. De zinsklemtoon legde hij op mo, terwijl het woordenboek een accent op biel aangaf. Móbiel was echter beter, het klonk dwingender, niemand zou er aan twijfelen het ding ook daadwerkelijk uit te schakelen. Eerder had hij het beltoestel vaak ‘mobiele telefoon’ genoemd, maar dat had iets ouderwets, mobiel was korter, beter. Misschien wel wat ordinair, maar met zijn beheerste dragende stem klonk zelfs het meest banale woord beleefd. In de garage schreeuwde hij wel eens ‘teringtyfuszooi’ en elke keer was hij weer verbaasd als hij het woord in de echo terug hoorde. Teringtyfuszooi, als hij het uitsprak, was het geen scheldwoord, dan was het neutrale poëzie, net als koffiekan of grafboeket.

‘Het is inmiddels een kleine week geleden dat Harm Nagel na een ziekbed van enkele weken zijn laatste adem uitblies. Vandaag zijn we bijeengekomen om hem een laatste dienst te bewijzen. Mijn naam is Walter Louw, uw uitvaartbegeleider voor vanavond.’ Walter keek de zaal in. Op de voorste rij zat Sophie Brassée, de vriendin van Harm. ‘Ik zou nu,’ Walter gaf een kort knikje naar Sophie: ‘het woord willen overdragen aan Sophie Brassée, Harms levenspartner.’ Sophie liep naar voren en nam Walters plaats in achter de katheder.

Walter liep naar achteren in de zaal, naar de keuken van het uitvaartcentrum. Hij pakte een plastic bekertje en schonk het vol met water. Terwijl hij een slok nam vloeiden zijn gedachten onmiddellijk een paar uur terug in de tijd. Sophie was vlak voor de uitvaartdienst naar hem toe gekomen. Ze had een beetje een vreemd verzoek, zo zei ze. Walter had een hekel aan vreemde verzoeken, maar vriendelijk had hij geknikt. ‘Geen verzoek is mij vreemd,’ zo had hij gelachen. Een beheerste geluidloze lach, niet zo’n gierende Joling, maar een blik van zuivere goedheid. Zo’n blik die hij opzette in de garage nadat hij teringtyfuszooi had geschreeuwd. Sophie vertelde hem dat Harm van die rare kerkschoenen aan had, daarmee kon hij echt niet het eeuwige leven binnenlopen. ‘Zou je misschien kunnen zorgen dat hij in zijn pumaatjes de grond in zakt? Hij was dol op zijn gympen.’ Tien minuten later stond Walter aan de voeten van Harm en trok hij voorzichtig de zwarte kerkschoenen uit. Het duurde even voordat hij zich realiseerde dat er iets niet klopte, daarna zag hij al snel wat het was. Het bleke lichaam dat tussen de zes planken lag ingeklemd miste een deel van zijn voet. Op de plek waar de grote teen zou moeten zitten, zat nu enkel een stukje afgebroken bot.

‘Dat breekt zo lekker de week.’ Anja die met een grote pan soep de keuken binnenslofte, haalde Walter uit zijn gedachten. Snel liep hij terug naar de zaal, waar Sophie nog bezig was met haar woord van rouw. Het was onrustig in de zaal.
‘… niet alleen omdat hij zoveel om mensen gaf, maar ook omdat hij altijd betrokken was bij het onderwijs in Afrika. Daarom heb ik besloten de helft van zijn vermogen te doneren aan een onderwijsproject van Oxfam Novib.’
Een man met lang grijs haar stond op uit het publiek, hij schreeuwde naar Sophie. ‘Ja, gooi dat geld maar over de balk! Verspil het maar aan die negers, terwijl wij, zijn familie, hier in armoe creperen. Verdomme zeg, vieze hoer!’
Sophie keek de man aan, haar lippen trilden. De sterren in haar ogen sprongen open en verdriet stroomde over haar wangen. Het leek wel een Carglass commercial.
De man schreeuwde harder. ‘Och, ga toch weg met je schijnheilige gejank, zo heb je ons vast ook uit Harms testament gehaald.’
Walter stapte naar voren, ging naast Sophie staan en keek de zaal in. ‘Ik wil iedereen die hier komt jeremiëren over geldzaken nu verzoeken de zaal te verlaten, mensen die afscheid willen nemen van Harm kunnen blijven zitten.’
‘Hahaha, om je te bescheuren,’ gilde de man met de grijze haren: ‘ik ga hier niet weg voordat ik heb wat mij toekomt. Rot toch op met die verhaaltjes over zielige negers! Iets wat dom is, blijft dom. Stop met geloven in sprookjes, Bambi is dood! Een goed einde bestaat niet. Ik eis mijn deel, ik eis rechtvaardigheid godverdomme! Ik eis…’ Opeens zeeg de man ineen. Zijn hoofd smakte op de koude vloer. De man was stil, de zaal gilde.

Robert probeerde de mensen te kalmeren, Anja schonk soepkommen vol, Walter nam nog een glas water. De man met de grijze haren werd ondertussen in een lijkzak afgevoerd.
Een mollige vrouw liep op Walter af. ‘Hoe gaat het nu verder?’ stamelde ze opgewonden.
‘Tja, mevrouw, soms weet zelfs ik het even niet meer, maar neem vooral een kop soep dat kalmeert.’
‘Waarom heeft u een speldje van een kraai op uw pak?’
‘Ah, eh dat is een grapje omdat uitvaartverzorgers zoals ik vaak als zwarte kraaien worden gezien.’
‘Een grapje? Hehe. Er liggen een paar meter verderop twee lijken en meneer komt met grapjes. U denkt dat het de tijd is om grapjes te maken?’
‘Nou nee, maar..’
‘Haal dan alstublieft dat lelijke ding van uw pak.’

Walter reed naar huis. In de lijkwagen had hij een mooie stereo-installatie laten bouwen en keihard zong hij mee met zijn favoriete rockband, de Kryptonite Crocodiles. Toen hij de auto in zijn garage parkeerde, schreeuwde hij. Teringtyfuszooi. Tientallen keren hoorde hij het woord weerkaatsen, totdat hij opeens Abi zag staan.
‘Kutdag gehad?’ vroeg ze.
‘Ja,’ beaamde Walter.
‘Toevallig ook een teen verloren? Deze vond ik net bij de voordeur. Niet echt een plaats om zoiets te bewaren.’ Met haar linkerhand hield Abi een grote teen de lucht in, met haar rechterhand droeg ze een emmer. Net op tijd pakte Walter de emmer aan.
De soep van Anja smaakte immens zuur.

bambi