Mag ik over je schrijven?

Bert (superworm)
A foggy day in London town
Had me low and had me down
I viewed the morning with such alarm
The old British Museum had lost its charm


Sinds dit academisch jaar haar intrede deed ben ik naast secretaris van de studievereniging, ook bezielend hoofdredacteur van ons geweldige schoolkrantje. Daarnaast werk ik gemiddeld drie tot vier dagen per week van negen tot zes bij een callcenter om de studie en het levensonderhoud te kunnen betalen. Ik heb het er tegenwoordig zo druk mee dat de FOK!columns vaak in 't geding komen. Bijna elke week moet ik zondagavond laat nog aan de slag en peins ik me dood op welk van de onderwerpen in mijn hoofd uitgeschreven dient te worden. Dit keer niet. Het is nu zondagochtend en ik weet het al precies.

In de tweede week van september werden 133 eerstejaars drie dagen lang verwacht in diverse uni-panden in de binnenstad. Zij vergaderden daar saam voor de introductie van de opleiding Engels. Wij, als bestuur van de studievereniging, hadden op de eerste dag een uurtje toegewezen gekregen om zoveel mogelijk studenten warm te maken voor onze diverse commissies en activiteiten. In kamer 0.01 van Trans 10 kalkten we wat info op het bord en legden we inschrijfformulieren neer. Al snel liep de ruimte vol met nieuwsgierigaards. Ik stak mijn verhaaltje over de krant af. We zochten vaste én freelance schrijvers, vormgevers, fotografen, recensenten, noem maar op. Na mijn praatje ging ik op één van de tafels zitten.

Een meisje kwam naar me toe. Ze gaf te kennen dol op schrijven te zijn, dit ook op de middelbare al veelvuldig te hebben gedaan, een podium te zoeken en blij te zijn dat de opleiding dat bood. Ze was opgewekt en praatte vlot, had vrolijk priemende blauwe ogen en kuiltjes in haar wangen. Ik antwoordde zo goed als ik kon op al haar vragen en niet snel daarna was ze de eerste naam op mijn aanmeldingenblaadje. Ik keek hoe ze weer terugliep naar haar plek en ging zitten. “Hmm”, dacht ik, haar naam op het blaadje checkend, “hopen dat ze d'r woord houdt en komt schrijven.”

How long, I wondered, could this thing last
But the age of miracles hadn't passed
For suddenly, I saw you there
And through foggy London town the sun was shining
Everywhere


Op de eerste redactievergadering zag ik haar opnieuw. Ze keek voortdurend naar me, hoewel ik probeerde zoveel mogelijk het hele groepje te benaderen. Ik had die nacht slecht geslapen en was warrig, maar praatte als Brugman over van alles en nog wat. Na afloop kwam ze naar me toe. “Dat chaotische van je herken ik in mezelf”, zei ze. Ik glimlachte. Op de terugweg in de trein overpeinsde ik de opmerking nog eens. Normaal maak ik me boos om van alles en nogwat – vervelende medereizigers, stupide zooi in de krant, geopolitieke situaties, het weer – maar nu boterde niets me. Lekker wegdromen.

Een weekje later sprak ik haar op MSN aan om 'als HR' te vragen hoe het met de stukjes ging. Die dag had ik een vervelend gesprek met mijn huisbaas gehad, een lange drukke rotwerkdag achter de rug, halfziek van verkoudheid – ik dacht om tien uur te gaan slapen. We MSN'den tot één uur. Ze flirtte openlijk met me, ik ging erop in zonder er erg in te hebben. Returned the favor where possible. Toen ze ging slapen en aangaf vroeg op te moeten, zei ik dat ik dat door werk ook moest. Of ze me wakker wilde bellen. Echt waar? Ja. Okee! Niet peinzend over geldzaken, huiswerk of Berlusconi zakte ik weg in een heerlijk warme slaap. We beloofden elkaar over elkaar te dromen. Zo cheesy, maar zo gemeend. Vreemd, hoe dat soms uit de lucht komt vallen.

Om half zeven ging de wekker in de vorm van mijn Eigen-Huis-En-Tuin-ringtone. Ik nam slaperig op. Anderhalf uur later waren we pas klaar. “Weet je dat het enige meisje waar ik tot nog toe zo lang mee belde, ehh...”, zei ik. “Je ex?” “Juistem.” Ze was gevleid. We sms'ten de hele dag heen en weer en zaten 's avonds achter MSN. De volgende dag spraken we af. Het bizarre was dat we al van alles hadden besproken, guitig hadden geflirt heen en weer, zonder elkaar ooit op die manier gezien te hebben. We waren dan ook beide razend zenuwachtig.

Wat als het tegenviel? We onszelf gek hadden zitten maken om niks? Ze zei dat we wel heel snel heel schattig waren. Ik gaf te kennen dat het lang geleden was dat ik zo snel schattig met iemand werd. But it hit me like a slippery fish. Opeens gaan alle liedjes weer over liefde. Be my baby, I'm feeling good, Dream a little dream of me, All I want for Christmas is you. Ik kende dit gevoel. Maar zo snel? En waarop gebaseerd? Een paar ontmoetingen, MSN en een telefoongesprek? Razend spannend vond ik het. We spraken af éérst lang te knuffelen op het perron waar ik haar af zou halen, om enigszins de druk van de ketel af te halen.

Toen ze de trein uitstapte, wist ik dat ik me niet had vergist. Niet had verkeken. Mijn instinct nu eindelijk eens goed gevolgd. De knuffel was warm en innig. We slenterden druk kletsend richting mijn kamer. “Wow”, zei ze toen ze binnenstapte. “Wat een toffe kamer!” We ploften direct op de bank neer. Ze had vooraf gezegd, dat het wel goed zou moeten komen als we gewoon onszelf waren, dus was ik mezelf. De ene na de andere flauwe opmerking rolde van mijn lippen, maar steeds moest ze erom lachen. Alles wat ik zei kon ze beamen en andersom. Ik schonk ons drinken in. We besloten de Blues Brothers te gaan kijken.

We're so glad to see so many of you lovely people here tonight, and we would especially like to welcome all the representatives of Illinois' Law Enforcement Community who have chosen to join us here in the Palace Hotel Ballroom at this time. We do sincerely hope you'll all enjoy the show, and please remember people, that no matter who you are, and what you do to live, thrive and survive, there are still some things that make us all the same. You, me them, everybody, everybody.


Toen ik de film goed en wel aangezet had, plofte ik naast haar neer op de bank. Tijdens de legendarische openingsscène met de gevangenis schoof ze steeds dichter naar me toe. Na een paar minuten sloeg ik een arm om haar heen. Toen ik voorzichtig een kusje op haar haar gaf ter hoogte van haar oor, was het leed geleden. Ze draaide haar hoofd mijn richting op en hapte toe. De film hebben we tien minuten later, inmiddels van de bank af op de grond gerold, maar afgezet. Het zijn van die kleine dingetjes als het gegeven dat films kijken en daten tegelijkertijd vaak onmogelijk is, die je snel vergeet maar deugd doen als ze weer eens voorbijkomen.

We kusten elkaar lieflijk, knuffelden tot we een ons wogen en besloten uiteindelijk het bos in te gaan. Op de fiets klampte ze tegen mijn rug aan, haar handen in mijn jaszakken. We liepen hand in hand de duinen op. Enkele kinderen waren bezig met vliegers, wat ouders strompelden zich een weg door het zand. Het waaide hard. We liepen naar een hoge duin en  zoenden elkaar innig. Normaal gesproken had ik een benijdende hekel aan stelletjes die in het openbaar genegenheid vertoonden, maar dat gooide ik volledig overboord. Later, op de bospaden waar velen hun hond uitlieten, maakten meerdere hondenbezitters opmerkingen over het geluk dat we uitstraalden, haast als in Tsjernobyl. We lachten. “Ze speelt het hoor. Thuis is ze heel anders!” zei ik genoeglijk. We liepen verder. “Voor die vrouw met dat poedeltje leek 't net alsof we al jaren wat hebben”, zei ze. Ik lachte schaapachtig en kuste haar weer.

Ze ging met de trein van twaalf uur weg. We hadden Youtube, muziek en elkaar verkend, Fairly Odd Parents en Saved By The Bell gekeken, gepraat over van alles en nog wat en heerlijk met elkaar gesoesd op het bed. Ik keek haar op het bed aan, legde mijn handen op haar wangen en drukte een kus op haar mond. “Mag ik je een gekke vraag stellen?” “Jij altijd.” “Mag ik over je schrijven?” “Jawel, waarom?” “Eerdere meisjes zeiden altijd: zoenen en bla, leuk, als je er maar niet over schrijft!” Ze had geen bezwaar. Deze is dus ook een beetje voor jou, schat. Dat je dit zal lezen weet ik wel zeker, dus ik hoop dat het aan je verwachtingen voldoet. Ik heb veel gepeinsd over hoe het vorm te geven, maar de meeste schoonheid zit in chronologisch vertelde waarheid, dacht ik maar.

Wat een zaterdag. Het was allang donker en het miezerde. Bij het station stonden we vergeefs onder een afdakje, waar de regen naar binnen waaide en onze onderbenen verkleumde. We klampten tegen elkaar aan tot de trein er was. De regen stroomde inmiddels als een ware moesson, een koude douche, een continue stroom omgekieperde emmers over ons heen toen de conducteur zijn hoofd uit de deuropening stak en ons als enigen aantrof op het perron.

We zoenden nog éénmaal innig en zeiden gedag. De regen stroomde neer. De treindeuren sloten. Ze bleef bij het raampje in de deur staan en zwaaide. Ik zwaaide mee. De trein begon te rijden. Ik liep mee. Steeds harder. Toen ze uit het zicht verdween zwaaide ik nog, met een maniakale glimlach op mijn tronie. In gedachten zag ik haar ook zwaaien. Volledig gelukkig keerde ik huiswaarts. Wat dit was, geen idee. Of het zou blijven, wist ik ook niet. Het boterde niet. Nu niet. Als het hard regent is het snel droog, zegt mijn moeder altijd. Dat het hard regende kon me niet schelen. Dit keer niet. Deze zaterdag was míjn zaterdag. En nu naar John voor het weerbericht.