Geheim

Bert (superworm)

Het is zomer en het is zomers warm. Het middaguur brengt een felblauwe lucht. Verderop in de straat spuit een sproeier fft-fft-fft'end de stoep nat. Het tuintje van de man is goed verzorgd. Er is wat gras, een hegje, een appelboom van een paar jaar oud. Het huis is zo a-typisch als het maar kan: een hoekhuis van een lange rij uniforme gevallen, gebouwd begin jaren zeventig. Binnen zit in zijn leren fauteuil de oude man. Hij staat af en toe op, trekt de vitrage opzij, kijkt wat er zich in de straat afspeelt. Steeds zucht hij diep en loopt hij weer naar zijn stoel. Hij is overlevende van de holocaust. Vanaf zijn tiende had hij zijn tijd in pleeggezinnen doorgebracht – eerst jaren angstig in een kelder, later fatsoenlijk bovengronds. Pas begin jaren vijftig stond er een doodgewaande neef op de stoep, die hem uit de misère trok en verzorgde. Hij is altijd zeer fragiel gebleven. Nu het eind van zijn leven begint te naderen komt er een boel weer naar boven. Als de deurbel gaat, krijgt hij telkens angstige flashbacks, die hij slechts met valium en cognac weg weet te krijgen. Ook nu weer. In zijn hoofd hoort hij soldaten “AUFMACHEN!” roepen. Hij wil wegkruipen. Hij wil onzichtbaar worden. De bel gaat opnieuw. Hij verwacht geen bezoek, en loopt naar het raam. Door de vitrage heen ziet hij een tiental kinderen. Ze hebben pret voor drie. Hij besluit niet op de bel te reageren en probeert zich rustig te houden. “Hee! Ouwe! Hee!” De kinderen schreeuwen. “Moet je niet naar buiten komen?” Vroeger, de eerste paar keer, pakte hij zijn stok en liep hij naar buiten om de kinderen weg te jagen. Hij kwam erachter dat dat averechts werkte en probeerde niets meer. Keer op keer was hij naar de politie gegaan, maar zonder bewijs of fysiek letsel konden ze weinig voor hem doen. “Staat genoteerd.” Vanuit zijn stoel ziet hij het grootste ettertje van allemaal – met zijn tien kilo teveel en vuurrood kroeshaar – een bal richting het raam schieten. Keihard. Elke keer dat iets als dit gebeurt, rijdt het oude wonden open. “Barst”, zegt de oude man, en een barst zit er – zowel in de ruit als in zijn ziel. Met van onmacht trillende handen schenkt hij in zichzelf mompelend zichzelf een glas Vieux in. “Was het maar voorbij...”

At last the secret is out, as it always must come in the end,
The delicious story is ripe to tell to the intimate friend;
Over the tea-cups and in the square the tongue has its desire;
Still waters run deep, my dear, there's never smoke without fire.


“Kom óóóp! Doe het!” De grootste van het stel duwt hem ruw richting de bal.
“Ja, haakneus! Of durf je niet!” valt een ander hem bij. Het jongetje twijfelt nog steeds, voelt zich geïntimideerd. De andere kinderen beginnen in koor te joelen.
“Kroeshaar is een wáátje, kroeshaar is een wáátje...” Hij staat er maar een beetje met z'n handen in z'n zakken, almaar proberend de kritiek weg te glimlachen. Het werkt niet. Hier komt hij niet onderuit. Opeens neemt hij een aanloopje, waarna hij met alle opgekropte woede een enorme trap aan de bal verkoopt. Als blijkt dat er een barst in de ruit zit, rennen alle kinderen lachend weg. Het is zijn bal, maar hij durft 'm niet uit de tuin te pakken. Hij loopt terneergeslagen naar huis. Eindelijk alleen, denkt het mannetje. Hij piekert over zijn miserabele bestaan. Ze noemden hem van alles – kroeshaar, blubberbuik, brillenjood. Hij probeerde te allen tijde zijn pijn te verbergen door het weg te lachen. Het was al jaren zo, het wende op een gegeven moment ook. Zolang hij maar deed wat ze van hem wilden, hoefde niemand erachter te komen. De meester zegt altijd: laat maar zien dat je de oudste bent. Hij bedoelt het goed, maar het jongetje is helemaal niet de oudste. Ook mentaal niet. En mama zit er vast ook niet op te wachten. Hij loopt de tuin in en trekt de achterdeur open. “Hoi mam”, zegt hij tegen de vrouw die kromgebogen aan de keukentafel zit. Ze kijkt niet op. Meteen loopt hij door naar zijn kamer – hij trekt zich het liefst uren terug in zijn bat cave, met niets of niemand aanwezig om hem de les te leren. Hij had het even helemaal gehad.

Behind the corpse in the reservoir, behind the ghost on the links,
Behind the lady who dances and the man who madly drinks,
Under the look of fatigue, the attack of migraine and the sigh
There is always another story, there is more than meets the eye.


Ze heeft het helemaal gehad. Gisteren is hij opnieuw dronken uit de kroeg thuisgekomen, en kon hij zijn handjes weer niet thuishouden. Vanochtend heeft ze dé stap ondernomen en heeft ze een advocaat in de arm genomen. Toen haar zoontje binnenkwam, merkte hij niet op dat ze zit te huilen. De papieren waar ze al twee uur door de tranen heen naar staart bobbelden van het vocht, de inkt loopt vlekkerig uit. Is dit het dan? Gaat ze een periode van negen jaar afsluiten en grip op d'r eigen leven krijgen? Zou hij gaan vechten om het kind? Zou-ie niet liever bij papa zitten? Hoe moet ze in vredesnaam het huis betalen zonder hem, ze werkt parttime en is per slot van rekening al drieëndertig. Met die banenmarkt van tegenwoordig zal het wel op subsidies uit moeten draaien. Misschien overdrijft ze, hij verzuipt het meeste geld toch in de kroeg. Ze is ook bang dat hij agressief wordt als ze hem eruit zet. Dat hij een straatverbod zal negeren en haar op een dag –

De telefoon gaat. Ze zucht. Een vriendin. Deze kon ze niet wegdrukken, het was zo'n nieuwsgierig mens. Ze speelt haar samenleving-ik en neemt op. “Hoihoi!”
“Haiii. Hee, hoe is 't met jou?”
“Recht zo die gaat, wat is 't, meid?”
“Ja, nou, kijk. Ik vroeg me af of je de afspraak van morgen kan verplaatsen naar volgende week? Dat zou echt zó goed uitkomen aan mijn kant. M'n agenda is killing.”
“Prima joh! Zelfde plek en tijd?”
“Doen we.”
“Hee, hou je haaks.”
“Ja, toedels!”

Zuchtend legt ze de telefoon neer. Soms zou ze graag van de aardkloot verdwijnen, die hele pestbende en al die nepvrienden achterlaten en in een hutje op de hei voor de rest van d'r leven Elvis luisteren en liefdesromans lezen. Maar ze blijft spelen, als een muziekdoosje uit de Romantiek. Tot ze een keer breekt. Zijn de papieren het breekpunt, of het voorkomen ervan?

For the clear voice suddenly singing, high up in the convent wall,
The scent of the elder bushes, the sporting prints in the hall,
The croquet matches in summer, the handshake, the cough, the kiss,
The kiss,
The kiss...


“Toedels”, zegt ze, en drukt de telefoon weg. Ze is druk, rent van koffieleutafspraak via kapper naar kantoor en terug, vergeet geen boodschappen te doen, is bijna veertig en heeft al met al altijd een vuurtje onder d'r kont. Ze sjouwt met een kop koffie over straat, ziet er goed uit, maar voelt zich ellendig leeg. Dat Doe Maar-liedje, denkt ze soms, toen ik veertien was en het draaide in de disco snapte ik het niet, maar nu... dit moet het hoogtepunt zijn, het kort in de lucht zweven van de springende orca. Vanaf hier gaat het alleen maar naar beneden. Geen kinderen. Ze probeerden het wel, jarenlang, maar ze heeft de hoop een beetje opgegeven. Ah. Haar appartement. Ze pakt de sleutels, opent de deur, sloft naar binnen en ploft uitgeput op de bank neer. De tijd vreet aan je. “Hou je kop!” zegt ze, tegen niemand in het bijzonder. Je bent tegenwoordig meer moe dan vroeger. “KOP!” De deur valt dicht. Haar man komt binnen. “Wat is er met kop, schat? Gokte je munt?”
“Nee, laat maar. Hoi lief.” Hij kust haar.
“Ik heb nieuws. Eigenlijk al verwacht, je weet wel wat, maar toch. Mijn assistent gaf me de resultaten vandaag.” Ze trekt wit weg.
“Ik wilde het je toch persoonlijk vertellen, dus ik ben meteen gegaan. Heb hierna nog een afspraak. Lieverd, we kunnen altijd nog adopteren... je bent onvruchtbaar.” Ze duwt hem weg als hij haar probeert te troosten.

There is always a wicked secret, a private reason for this.

Hij verontschuldigt zich en maakt dat hij wegkomt. Ze heeft hem niet nodig op zulke momenten, zo zit ze nu eenmaal in elkaar. Dat hij tijdens z'n werk het nieuws komt brengen, is voor haar genoeg. Hij heeft nog één afspraak te gaan, de laatste bij deze patiënt. Is altijd wel netjes om nog even langs te gaan vóór het niet meer kan. Momenteel heeft hij een leveraandoening die hem zeer waarschijnlijk binnenkort de kop gaat kosten, en hij heeft de eervolle weg gekozen. Het zij zo. Als huisarts ga je daar niet meer tegenin, zeker niet op die leeftijd. Dokter De Graaff is er bijna. De straat ligt er pittoresk bij in het felle middaglicht. Meer een dag voor geboortes dan zelfmoordpillen. In de verte ziet hij het huis van de man. Precies op de hoek. “Nee hè”, zegt de dokter hoofdschuddend. Dat verdient zo'n oude man niet.

Er zit een barst in het raam.



Carla Bruni - At Last the Secret Is Out (originele tekst W.H. Auden)