Een bloedbad in een saaie kutstad

Jan (Bakoenin)

In 2005 fietsten mijn vrouw en ik samen met twaalf andere fietsers door Baskenland. De tweede rit voerde van Ainhoa naar Pamplona. We konden kiezen tussen een rit van 65 km en eentje van 95 km. Die laatste was met wat steile klimmen ook nog eens zwaarder dan de gewone route, maar voerde door een prachtig natuurpark. Ik koos daarom voor die route. Henri, een goede klimmer uit een dorpje op de Veluwe, reed mee en verder ... Marcia. Ze was vijfentwintig jaar, net weer vrijgezel, slank, had halflang, donker haar met een roodbruine glans, mooie donkere ogen en een stralende lach. Die lach werd trouwens tijdens het klimmen wel steeds minder.

Het was een zeer zware tocht, maar wel door een prachtig natuurgebied, met schitterende vergezichten. Ik keek echter veel vaker naar een dichtbijgezicht. Ook bezweet en zwoegend zag ze er nog lekker uit.
Tijdens een drinkstop ergens bovenaan een klim, waar we werden gadegeslagen door een aantal wilde varkens, namen Marcia en ik ons voor om, als beloning voor de zware tocht, die avond en nacht eens lekker los te gaan in een disco in Pamplona. Dat was beslist niet te zwaar, want na het zware klimmen volgden nog vele kilometers afdaling naar de camping in de buurt van Pamplona. Bovendien hadden we de volgende dag een rustdag. Iedereen mocht uiteraard mee.
Eenmaal op de camping bleek echter dat de anderen zo moe waren van de tocht, dat ze geen zin hadden om mee te gaan. Dus gingen Marcia en ik om een uur of elf ’s avonds met een taxi naar Pamplona. Tjonge, wat vond ik het vervelend dat de anderen niet meegingen. Ik had natuurlijk nog wel even aan mijn vrouw gevraagd of ik wel samen met Marcia kon gaan, maar dat was geen probleem. Logisch. Ik was toen eenenzestig en zij was vijfentwintig.

Een taxichauffeur in Spanje kun je niet vergelijken met een taxichauffeur in Amsterdam. Hij laat je leven en brengt je zelfs rechtstreeks naar het adres waar je heen wilt. Dat laatste was echter een probleem. Wij wisten niet of er een disco was in Pamplona, laat staan het adres.
De chauffeur sprak ook geen woord buiten de grens en ik kan me goed redden in het Duits en Engels, redelijk in het Frans en zelfs een beetje in het Maleis, maar Spaans spreek ik echt niet.  
Het woordje ‘disco’ bracht echter een uitdrukking van herkenning op zijn gezicht. Hij reed naar het centrum en in een nauwe straat stopte hij en gebaarde dat we er waren. We stapten uit en de taxi was vrijwel meteen daarna uit zicht.

We keken eens rond en er bekroop ons een onbehaaglijk gevoel van eenzaamheid. Het was dinsdagavond, ongeveer half twaalf en er was geen sterveling te zien. En niet alleen dat. Er waren ook geen knipperende neonlichten, geen laserstralen, geen portiers of uitsmijters voor een ingang. Niets, helemaal niets. Alleen het gelige licht van lantaarnpalen en daarin zagen we ineens hele fijne druppels.
“Kut, het regent,” zei Marcia.
Daar liepen we dan in onze ‘netste’ T-shirts en broeken. Geen jassen meegenomen natuurlijk, want het was wel warm. We gingen zo dicht mogelijk langs de kant van de huizen lopen en dat had het voordeel dat we ook dicht tegen elkaar aan liepen. Ieder logisch denkend mens denkt nu: “Waarom niet achter elkaar?” Maar ik vond het juist wel slim van mezelf en Marcia zei er niets van, want zij liep aan de goede kant.
Nog voor we echt nat werden, zagen we stoplichten op een kruispunt met een brede weg en toen we daar aankwamen ontdekten we links van ons een bar. Dat was tenminste al iets. In de bar waren twee mensen aanwezig, dus de barman zou niet snel overspannen raken. Zelfs een serveerster uit een willekeurige Scheveningse strandtent zou dit aantal klanten waarschijnlijk aankunnen.
We bestelden een drankje en daarna nog eentje en raakten in gesprek met een van de twee klanten, die redelijk Engels sprak. Hij wist drie straten verderop een disco, dus na de drankjes te hebben afgerekend, vertrokken we in de aangegeven richting. Het zou toch nog goed komen.

De ‘disco’ was niet erg groot, maar dat was in dit geval niet erg. Er waren wel wat mensen, maar niet veel en ondanks de muziek was er niemand op de dansvloer. Een kinderhand is echter snel gevuld en mijn handen waren ook snel gevuld met Marcia. Na een Cuba Libre te hebben besteld gingen we namelijk dansen, in de hoop dat anderen ons voorbeeld zouden volgen. Dat was niet zo.
Marcia was bijna een kop groter dan ik en dat had wel voordelen voor mij. Letterlijk en figuurlijk. Zeker als we schuifelden en dat deden we veel. Om twee redenen. Ten eerste werd er meer lounge gedraaid dan dance of house en ten tweede hadden we nooit dansles gehad. Gelukkig maar, want dit was veel leuker. Af en toe gingen we even zitten voor een drankje en een praatje, maar al snel gingen we weer dansen. Hoe meer drank er in kwam, hoe leuker het dansen werd. Tijdens de drankpauzes gingen we ook steeds dichter bij elkaar zitten als we praatten. Ik ben vergeten waar we het allemaal over hadden, maar ik weet zeker dat het niet belangrijk was. Het dansen was veel interessanter. 
Om half zes zette de taxi ons bij de camping af. Toevallig zag iemand, die net een kleine boodschap had gedaan, hoe we elkaar drie kussen op de wangen gaven voor we nog even gingen proberen te slapen.

De volgende dag hebben we Pamplona met de hele groep bezocht en weer was er geen reet aan. Maar ondertussen kwamen wel de verhalen los over Marcia en mij. Aan het einde van de vakantie was ik iedere nacht bij Marcia de tent in gegaan om haar te neuken, nadat ik mijn vrouw een slaapdrankje had gegeven. Of iets in die geest.
Marcia en ik konden er hartelijk om lachen. Mijn vrouw ook, want die kent me. Ergens anders trek krijgen, maar thuis eten. Ik heet geen Sylvio Berlusconi! Een goed huwelijk is: voldoende vrijheid geven, maar op de juiste momenten gebondenheid tonen.
Marcia en ik hebben na de vakantie nog vaak gemaild met elkaar. Ze woont nu samen met een Italiaan. We hebben het nog wel eens over die nacht in Pamplona en zijn het volkomen met elkaar eens. Het was een ‘hete’ nacht, maar Pamplona is een saaie kutstad.

Toch komt die saaie kutstad een week per jaar tot leven. Wat heet. Alle opgekropte agressie van heel veel jonge mannen komt er dan uit tijdens het feest van San Fermin. Verleden week was het weer zover. Het feest is genoemd naar Firminus de Oude. En met hem is het niet goed afgelopen. Hij leefde in de derde eeuw na Christus en bekeerde zich tot het Christelijke geloof. Dat geloof ging hij onder andere verkondigen in Amiens in Frankrijk en kreeg daar zulke grote problemen, dat hij zijn hoofd niet meer bij zijn taak kon houden. Hij werd namelijk gefolterd en onthoofd. Enkele lichaamsdelen van hem worden in Pamplona bewaard. Ik ben wel benieuwd welke.

Tijdens het feest worden iedere dag zes stieren door de nauwe straten van de stad gejaagd, voor ze naar de arena gaan. Waaghalzen rennen voor de stieren uit naar de arena. 
Dit jaar is er echter weer eens een dode gevallen tijdens deze stierenrennen en een paar dagen later waren er gewonden.
Op zich is dat niets bijzonders. Er zijn wel vaker bloedbaden geweest bij dit spektakel. Ik heb geen medelijden met die mensen. Niemand schrijft echter over de jaarlijkse bloedbaden onder de stieren. Die gaan er allemaal aan in de arena van Pamplona. Dat is al een zeer pijnlijke dood voor die beesten. Maar in plaats van ze te doden tijdens een ‘normaal’ stierengevecht, gaan ze die beesten eerst in de straten van Pamplona zodanig treiteren en martelen, dat ze in de arena een gewillige prooi zijn. De mannen en jongens die dat doen, weten dat ze zelf ook risico lopen. Ze zijn bovendien vaak bezopen als ze zich tussen de stieren wagen.
    
Pamplona en de mensen, die er wonen, zijn net zoals hun beroemdste sportman. Miguel Indurain, de zwijger. Vijf keer de Tour de France gewonnen, maar zoooooooo saai. Een introverte man, die intern wel veel agressie had. Net zoals de stad en zijn bewoners. Maar anders dan die jonge macho’s uitte Miguel zijn agressie op de trappers van zijn racefiets. Als die jonge macho’s dat ook zouden doen, zou dat ieder jaar een hoop ellende schelen.