Liever zekerheid

Esther (Estherschrijft)

“Ik snap niet dat jij voor jezelf begonnen bent”, zei hij met opgetrokken neus.
“Er valt toch geen droog brood te verdienen in dit economische klimaat?”
Ze trok haar wenkbrauwen nog wat verder naar beneden en keek hem indringend aan. Pas toen zijn blik die van haar kruiste, antwoordde ze: “Dat valt wel mee. Ik kan er aardig van rondkomen.”
Had hij nou niet naar haar geluisterd? Had ze niet net verteld over de mooie opdrachten die ze binnengesleept had? Misschien moest ze eens wat bedragen noemen en vragen hoeveel zo’n WW-uitkering tegenwoordig nog in het laatje bracht.
De rimpel bovenaan zijn neus werd nog wat groter. “Aardig is nog niet goed”, gnuifde hij.
Ze hield zich in.

Zes maanden geleden waren ze nog collega’s. Twee jaar lang werkten ze samen als projecten er om vroegen en soms ook als ze het er zelf op aan stuurden. Het werkte, letterlijk en figuurlijk. Ze waren een goed team, al botste het soms. Hij vond haar luchthartig, zij hem een zwartkijker. Geld had hij niet, maar dat lag aan de belastingdienst. Vrijheid had hij ook niet, maar dat lag aan zijn kinderen. Onderdrukt werd hij, beknot, maar dat lag aan zijn baas. Zij wuifde al zijn problemen weg met die ene dooddoener: “Neem toch eens de verantwoordelijkheid voor je eigen bestaan!”, waarop hij de gelegenheid te baat nam om haar voor de rest van de werkweek dood te zwijgen.
 
Het ging niet goed met het bedrijf, de signalen waren er onmiskenbaar. Waar eens de bedrijvigheid geen grenzen leek te kennen, vielen leemtes die opgevuld werden met opruimen en schoonmaken. Om vijf uur kon je een kanon afschieten in het kantoor. En wat moest die accountant steeds in de spreekkamer? In haar hoofd vormde zich een plan. Ze sprak er met hem over. Wat ze voor een baas kon, kon ze ook op eigen kracht. Lekker zzp’en, daar droomde ze al zo lang van en nu was de tijd gekomen. Ze ging het doen ook. Hij verklaarde haar voor gek. Welk weldenkend mens ruilde nu een vaste baan in voor een onzeker bestaan als kleine zelfstandige?

“Gaat het?” vroeg ze die ochtend aan haar baas. De blik in zijn ogen maakte een antwoord overbodig. Met gebroken stem vertelde hij dat de orderportefeuille snel groter moest worden, anders zouden drastische maatregelen onontkoombaar worden. Nog diezelfde middag verbaasde zij haar collega’s door haar vertrek aan te kondigen. Haar eenpitsbedrijfje had al een naam en een Kamer van Koophandelnummer. Ze was er klaar voor. Twee maanden later bereikte haar het bericht dat haar voormalig werkgever failliet was.
 
“Hoe gaat het met je?” vroeg ze door de telefoon. Hij huilde onophoudelijk. Hoe moest hij nu zijn gezin aan het vreten houden? Voor de tweede keer was hij het slachtoffer van een faillissement. Altijd was hij loyaal geweest en wat had het hem opgeleverd? Dat hij weer eens een keer bedankt was. Of afgedankt, beter gezegd. En het werd er allemaal niet beter op. Hij werd er ook niet jonger op. Sterker nog, hij voelde zich met de dag ouder. En waar bleef dat prachtsalaris dat hij onderhand had moeten verdienen? Het noodlot wierp hem steeds een stap terug in plaats van vooruit.

En nu zat ze aan het terrastafeltje in de zon te wachten op het slaan van de torenklok achter hen. “De rekening is voor mij”, zei ze terwijl ze haar hand op de kassabon legde. Nog 10 minuten en dan zou zij haar oud-collega een hand geven en achterlaten op dit terras om op weg te gaan naar haar afspraak. Haar agenda liet steeds minder ruimte voor lunches op terrassen. Toegegeven, de eerste maanden waren niet gemakkelijk geweest. Zie er maar eens tussen te komen in tijden van crisis. Maar ze wist dat het een fase zou zijn, dat ze door de zure appel heen moest bijten. Ze geloofde in zichzelf en haar klanten langzamerhand ook. Maanden van investeren, doorzetten en opbouwen hadden hun vruchten afgeworpen. Ze was ‘in business’, en goed ook.

Ze leunde achterover in de terrasstoel en bekeek hem zijdelings.
“Hoe lang ben je nu al werkeloos?” vroeg ze tussen neus en lippen door.
“Vier maanden”, zei hij somber. “Er valt verdomme geen ene moer te solliciteren en als er al wat voorbij komt is er altijd wel wat. Dan ben ik weer te oud of overgekwalificeerd of meer van dat soort gelul. Nee, ik zie er geen gat in.”
“Waarom begin je niet ook voor jezelf? Dat kan gemakkelijk in jouw vak en je hebt vast nog wel ingangen vanuit je oude netwerk”, probeerde ze monter.
“Ik kijk wel mooi uit! Mijn gezin wil iedere dag een warme pot op tafel, hoor!”
Hij haalde diep adem voordat hij verder ging. “Meid, ik wil gewoon een salaris aan het eind van de maand, een vaste baan. Dat ondernemen is niets voor mij. Ik heb liever zekerheid.”